zaaknummer / rolnummer: 138095 / KG ZA 06-157
Vonnis in kort geding van 15 mei 2006
de kerkelijke rechtspersoon
PROTESTANTSE KERK IN NEDERLAND ("PKN"),
gevestigd te Utrecht,
eiseres bij dagvaarding van 7 maart 2006,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaten mrs. J.C.H. van Manen te Amsterdam en G.C.W. van der Feltz te 's-Gravenhage,
de kerkelijke rechtspersoon
HERSTELD HERVORMDE KERK,
zich tevens noemende Hersteld Nederlandse Hervormde Kerk,
gevestigd te Monster,
gedaagde,
advocaten mrs. W.H. van Baren en Ch. Gielen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna PKN en HHK worden genoemd.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de producties van de HHK
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de PKN
- de pleitnota’s van de HHK.
Ten slotte is vonnis bepaald.
Op 1 mei 2004 zijn de Nederlandse Hervormde Kerk (hierna: de NHK), de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden verenigd in de PKN. Het daartoe strekkende besluit van de NHK is op 12 december 2003 door haar generale synode genomen.
2.2. Verscheidene leden van de gemeenten van de NHK zijn omstreeks de hiervoor genoemde fusie tot de conclusie gekomen dat zij geen deel uit willen maken van de PKN. Zij hebben aangegeven samen verder te gaan in een kerkelijk verband. Dit heeft geresulteerd in de oprichting van de HHK.
2.3. Op 15 mei 2004 heeft de generale synode van het nieuwe kerkgenootschap besloten op landelijk niveau de naam ‘Hersteld Nederlandse Hervormde Kerk’ te zullen gaan voeren. Op lokaal niveau hebben bij de HHK aangesloten gemeenten aangegeven de naam (Nederlandse) Hervormde Gemeente (in hersteld verband) te zullen gaan voeren.
2.4. Daarop heeft de PKN de HHK laten weten dat zij als enig rechtsopvolger onder algemene titel van de NHK rechthebbende is ten aanzien van (onder meer) de namen ‘Nederlandse Hervormde Kerk’ en ‘(Nederlandse) Hervormde Gemeente’. De PKN heeft de HHK gesommeerd het voeren van deze namen te staken en gestaakt te houden.
2.5. De HHK heeft geen gehoor gegeven aan de sommaties van de PKN. Daarop heeft de PKN een datum voor behandeling in kort geding verzocht ten overstaan van de voorzieningenrechter te Zutphen. De datum voor behandeling van dit kort geding is bepaald op 6 september 2004.
2.6. Op 31 augustus 2004 hebben de PKN en de HHK een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin, voor zover van belang, het volgende is opgenomen.
“(...)
IN OVERWEGING NEMENDE:
f. partijen wensen het tussen hen gerezen geschil onder de navolgende voorwaarden in der
minne te schikken.
g. de synode van HHK heeft op 27 augustus 2004 ingestemd met het navolgende ten
aanzien van het gebruik van de naam.
Artikel 1 – Beëindiging gebruik namen
1.1. HHK en alle bij haar aangesloten gemeenten en alle overige onderdelen van HHK zullen geen gebruik meer maken van de volgende namen:
a) “Hersteld Nederlands(e) Hervormde Kerk”;
b) “Hersteld Nederlands(e) Hervormde Gemeente”;
c) “Nederlandse Hervormde Kerk in Hersteld Verband”;
d) “Nederlands(e) Hervormde Gemeente in Hersteld Verband”;
e) “Hervormde Kerk” (derhalve zonder de toevoeging “Hersteld”);
f) “Hervormde Gemeente” (derhalve zonder de toevoeging “Hersteld”);
g) Afkortingen van de sub a t/m f genoemde namen;
h) “Hervormd Kerkblad”;
i) “Hervormd”, gevolgd door de plaatsnaam van een gemeente (bijv. “Hervormd Staphorst”).
1.2 HHK zal zich met ingang van heden bedienen van de naam “Hersteld Hervormde Kerk” c.q. de afkorting: “HHK”. Alle bij HHK aangesloten gemeenten en wijkgemeenten zullen zich bedienen van de naam “Hersteld Hervormde (wijk)gemeente te ...”, gevolgd door de plaatsnaam van de gemeente (...)
1.3 HHK zal zo spoedig mogelijk de kerkordelijke procedure in gang zetten om te komen tot het opnemen van de hiervoor genoemde naam (hieronder begrepen de afkortingen) als officiële naam in haar kerkorde. HHK en haar onderdelen zullen ter aanduiding van hun hoedanigheid het woord “hersteld” telkens vooraf laten gaan aan het woord “hervormd”. (...)
Artikel 2 – Bevoegdheid
HHK staat er voor in dat zij gerechtigd is deze overeenkomst te tekenen namens de bij haar aangesloten gemeenten en overige onderdelen.”
2.7. De PKN heeft vervolgens de behandeling van het kort geding op 6 september 2004 ten overstaan van de voorzieningenrechter te Zutphen ingetrokken.
2.8. Na het tekenen van de vaststellingsovereenkomst heeft de HHK haar naam gewijzigd in Hersteld Hervormde Kerk en is zij, met veel van de bij haar aangesloten gemeenten, de overeengekomen naam daadwerkelijk gaan voeren.
2.9. Ter uitvoering van artikel 1.3 van de vaststellingsovereenkomst is de HHK op 27 november 2004 in haar generale synode in verdubbelde samenstelling bijeengekomen om de uit de vaststellingsovereenkomst voortvloeiende wijziging in tweede lezing in haar kerkorde door te voeren. Op deze vergadering heeft de generale synode geen besluit genomen maar slechts aangegeven het besluit op een latere datum te zullen nemen.
2.10. Op 28 januari 2006 heeft de generale synode van de HHK besloten de overeengekomen namen niet in haar kerkorde op te nemen. De HHK heeft aangekondigd weer de namen te zullen gaan voeren die zij voor het sluiten van de vaststellingsovereenkomst (na de fusie in mei 2004) had aangenomen.
2.11. De HHK (en haar gemeenten en overige onderdelen) treedt sindsdien opnieuw naar buiten onder de namen “Hersteld Nederlandse Hervormde Kerk” en “Nederlandse Hervormde Gemeente (in hersteld verband)”. Daarnaast maakt de HHK gebruik van de naam “Hervormd Kerkblad”.
2.12. Bij brief van 6 februari 2006 heeft de PKN de HHK in gebreke gesteld en gesommeerd schriftelijk te bevestigen dat zij en de bij haar aangesloten gemeenten en haar overige onderdelen de vaststellingsovereenkomst onverkort zullen nakomen.
2.13. De HHK heeft hierop laten weten zich niet gebonden te achten aan de vaststellingsovereenkomst.
De PKN vordert primair dat de HHK op straffe van een dwangsom wordt gelast de op 31 augustus 2004 tussen de PKN en de HHK gesloten vaststellingsovereenkomst met onmiddellijke ingang na te komen, in het bijzonder door zich te onthouden van ieder gebruik van de namen genoemd in artikel 1.1 van de vaststellingsovereenkomst en door te bewerkstelligen dat de bij haar aangesloten gemeenten en onderdelen zich onthouden van het gebruik van de namen genoemd in dat artikel.
Subsidiair vordert de PKN dat de HHK op straffe van een dwangsom wordt gelast met onmiddellijke ingang het onrechtmatig handelen, rechtstreeks dan wel door middel van een op enigerlei wijze met (één van haar) verbonden (rechts)persoon(en), te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden en in het bijzonder zich te onthouden van ieder gebruik van de namen genoemd in artikel 1.1 van de vaststellingsovereenkomst, alsmede elke andere naam waarmee gesuggereerd wordt dat de HHK en/of haar gemeenten de (juridische) voortzetting zijn van de Nederlandse Hervormde Kerk en/of haar gemeenten en onderdelen en te bewerkstelligen dat de bij haar aangesloten gemeenten en onderdelen zich onthouden van het gebruik van de namen genoemd in dat artikel.
3.2. De PKN legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. De HHK schiet toerekenbaar tekort in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de tussen haar en de PKN gesloten vaststellingsovereenkomst door (wederom) gebruik te maken van de namen “Hersteld Nederlandse Hervormde Kerk”, “Nederlandse Hervormde Gemeente (in hersteld verband)” en “Hervormd Kerkblad”. Bovendien is het gebruik van (varianten op) de naam “Hersteld Nederlandse Hervormde Kerk”, “Nederlandse Hervormde Gemeente (in hersteld verband) (i.h.v.)” en “Hersteld Nederlandse Hervormde Gemeente” onrechtmatig jegens de PKN. Het naar buiten treden onder de beschreven (variaties op de) naam Nederlands Hervormde Kerk en Nederlandse Hervormde Gemeente door de HHK is onjuist, misleidend en verwarrend. De HHK respectievelijk een Nederlands Hervormde Gemeente (i.h.v.) wekt op deze manier de onjuiste indruk dat zij de rechtsopvolger is van de Nederlands Hervormde Kerk respectievelijk de lokale (Nederlandse) Hervormde Gemeente. Bovendien wordt door het voeren van deze namen door de HHK ten onrechte de indruk gewekt dat zij in enige verhouding tot de NHK en haar rechtsopvolger PKN staat.
3.3. De HHK voert gemotiveerd verweer waarop,voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van de PKN.
4.2 Kernvraag die in dit kort geding dient te worden beantwoord is of de HHK is gehouden de tussen haar en de PKN op 31 augustus 2004 gesloten vaststellingsovereenkomst na te komen. De PKN beantwoordt deze vraag met verwijzing naar de inhoud van de vaststellingsovereenkomst bevestigend, de HHK ontkennend. De HHK stelt daartoe allereerst dat de vaststellingsovereenkomst is aangegaan onder voorbehoud van goedkeuring door de generale synode. Deze goedkeuring is naderhand niet verleend zodat de HHK niet is gehouden de verplichtingen die zijn opgenomen in de vaststellingsovereenkomst na te komen.
Daarenboven was (en is) het moderamen van de PKN op de hoogte van het feit dat het wijzigen van de kerkorde tot de competentie behoort van de generale synode en niet van het moderamen. Het moderamen kan dus niet zelf besluiten tot naamswijziging. Ook om deze reden kan de PKN thans geen beroep doen op de vaststellingsovereenkomst.
4.3. Voorop wordt gesteld dat ingevolge artikel 2:2 lid 1 BW zowel de PKN als de HHK als kerkgenootschap rechtspersoonlijkheid bezit en uit dien hoofde bevoegd is overeenkomsten te sluiten. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat de burgerlijke rechter weliswaar niet mag treden in vragen die zijn gelegen op het gebied van geloof en belijdenis, maar wel in vragen die betrekking hebben op de wijze waarop partijen aan het rechtsverkeer deelnemen. In zoverre speelt de vraag of de generale synode nog goedkeuring moest geven aan de vaststellingsovereenkomst ook geen rol nu een dergelijke goedkeuring niet als uitdrukkelijke voorwaarde voor de geldigheid in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen. Immers, civielrechtelijk gezien kan de HHK - blijkens de aanhef van de vaststellingsovereenkomst is zij de contractspartij - een overeenkomst sluiten met een andere partij die rechtens bij niet nakoming daarvan ook afdwingbaar is.
4.4. Voor de beoordeling van de hiervoor onder 4.2. weergegeven kernvraag zal echter op de voet van de bekende Haviltex-maatstaf (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635) behalve naar de inhoud van de vaststellingsovereenkomst ook moeten worden gekeken naar de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van die overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij deze uitleg dient de rechter rekening te houden met alle bijzondere omstandigheden van het gegeven geval. De voorzieningenrechter overweegt in dit kader het volgende.
4.5. De vaststellingsovereenkomst bevat twee elementen, namelijk de toezegging van de HHK om voortaan de naam “Hersteld Hervormde Kerk” te gebruiken en de toezegging de in artikel 1.1 genoemde namen niet meer te gebruiken.
4.6. Zoals hiervoor reeds kort is weergegeven stelt de HHK dat zij slechts een andere naam kan aannemen door haar kerkorde te wijzigen. Voor het wijzigen van die kerkorde zijn twee synodevergaderingen nodig. Het moderamen kan dus niet namens de HHK door middel van het sluiten van een vaststellingsovereenkomst besluiten tot naamswijziging. Dit kan zij slechts doen onder voorbehoud van goedkeuring door de generale synode. De leden van het PKN-moderamen, die namens de PKN de vaststellingsovereenkomst hebben gesloten, moeten hiermee bekend zijn geweest.
4.7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in de visie van de PKN de leden van de HHK zijn uitgetreden uit de NHK. Gezien de ten processe en in de stukken uiteengezette wijze, waarop de fusie van de NHK, de Gereformeerde Kerken Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden tot de PKN heeft plaatsgevonden, moet er in dit kort geding voorshands van worden uitgegaan dat de rechtspersoon NHK bij meerderheidsbesluit is opgegaan in de PKN, waardoor de PKN juridisch de rechtsopvolger van de NHK is geworden. Voorshands moet dan ook worden aangenomen dat de leden van de voormalige NHK die niet met de fusie wilden meedoen, zijn uitgetreden uit dit kerkelijk verband en vlak na de fusie van 1 mei 2004 een nieuw kerkelijk verband, de HHK, hebben opgericht. In hoeverre zij hiermee het gedachtegoed van de NHK hebben voortgezet is een kerkrechtelijke vraag, die in dit kort geding in het midden kan blijven.
4.8. Naar de stellingen van de HHK wordt het door hen opgerichte kerkelijk verband geregeerd door de kerkorde van de NHK uit 1951, zoals die voor de fusie en uittreding voor de NHK gold. Dit feit kan echter naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet meebrengen dat de HHK ook de in artikel 1 van die kerkorde opgenomen naam van de NHK onverkort kan voeren – hoe gerechtvaardigd ook het verlangen daartoe uit geloofsoverwegingen zou mogen zijn –, nu de oorspronkelijk rechthebbende op die naam is opgegaan in de PKN. Het lag en ligt dan ook in de rede dat de HHK haar kerkorde zal moeten wijzigen in die zin dat de daarin opgenomen naam niet geheel identiek zal zijn aan de tot 2004 door de NHK gevoerde naam. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moet dit direct na het uittreden duidelijk zijn geweest voor de uitgetreden gemeenten en de nieuw opgerichte HHK. Dit blijkt ook uit het feit dat de HHK zich na haar uittreding heeft bediend van een naam die zich van de oorspronkelijke naam van de NHK onderscheidde door de toevoegingen “Hersteld” of “In Hersteld Verband”. De feitelijk gebruikte naam stemde destijds - en stemt ook thans nog - niet overeen met de in de door de HHK gehanteerde kerkorde opgenomen naam.
4.9. Vrijwel onmiddellijk na het uittreden en de oprichting van de HHK zijn de PKN en de HHK met elkaar in overleg getreden met betrekking tot de naamskwestie. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de vaststellingsovereenkomst van 31 augustus 2004. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het aannemelijk dat het, zoals de PKN heeft aangevoerd, voor de PKN in die periode – de fusie was net tot stand gekomen, de uittreding had net plaatsgevonden en dit alles had de nodige beroering gewekt – allerminst duidelijk was dát de HHK een eigen kerkorde had en welke kerkorde zij dan precies hanteerde. Daarmee kan vooralsnog niet worden gezegd dat de PKN wist, althans behoorde te weten, dat de HHK voor het wijzigen van haar naam eerst haar kerkorde diende te wijzigen en dat hiervoor twee synodevergaderingen nodig waren. Voorshands geoordeeld betekent dit dat de PKN er geen rekening mee behoefde te houden dat de HHK de vaststellingsovereenkomst slechts wilden aangaan onder de ontbindende voorwaarde dat haar generale synode in een tweede bijeenkomst de overeengekomen naamswijziging zou goedkeuren, ondanks het feit dat diezelfde synode enkele dagen voor de vaststellingsovereenkomst zich had uitgesproken voor de wijziging van haar naam als overeengekomen.
4.10. Een en ander wordt versterkt door het feit dat de HHK, nadat de
vaststellingsovereenkomst was gesloten, daaraan overeenkomstig artikel 1.2 onmiddellijk uitvoering heeft gegeven en haar naam onmiddellijk heeft gewijzigd in Hersteld Hervormde Kerk en vervolgens die naam, met veel van de bij haar aangesloten gemeenten, ook daadwerkelijk is gaan voeren op bijvoorbeeld haar eigen website en in officiële publicaties/persberichten. De HHK heeft kennelijk op dat moment zelf ook niet gewacht met het wijzigen van haar naam tot het moment waarop de generale synode (na twee vergaderingen) goedkeuring gaf aan de naamswijziging. Uiteindelijk heeft de HHK bijna anderhalf jaar lang zonder problemen de nieuwe naam gevoerd.
4.11. Voorts is nog het volgende van belang. Zoals hiervoor is overwogen, brengt het feit dat de HHK de Hervormde Kerkorde uit 1951 als haar kerkorde heeft overgenomen, voorshands geoordeeld, mede dat de in deze kerkorde in artikel I opgenomen naam van de kerk niet ongewijzigd kan blijven. Voor een dergelijke wijziging, die is aan te merken als een “voorstel tot wijziging in deze kerkorde”, is volgens artikel XXVIII van deze kerkorde een behandeling in twee synodevergaderingen vereist. Een dergelijke procedure tot wijziging van de naam van de kerk in de kerkorde is echter voorshands gezien niet nodig voor het in de praktijk afzien van het gebruik van bepaalde namen. In dit licht bezien is vooralsnog dan ook voldoende aannemelijk dat de eis van vastlegging in de kerkorde van de HHK, waarop artikel 1.3 van de vaststellingsovereenkomst ziet, slechts geldt voor de in artikel 1.2 bedoelde naam, waarvan de HHK zich bedient, maar niet voor het afzien van het gebruik van de in artikel 1.1 genoemde namen. Met andere woorden: voor het aannemen van een nieuwe naam is een dubbele synode vereist, maar voor het afzien van het gebruik van bepaalde namen niet.
4.12. De HHK heeft nog verwezen naar een e-mail van 27 augustus 2004 van ds. Plaisier van de PKN waaruit, volgens de HHK, kan worden afgeleid dat hij begreep dat het moderamen van de HHK niet op het besluit van de generale synode kon vooruitlopen. Voorshands geoordeeld ziet deze e-mail ook slechts op de naamswijziging (er wordt in de e-mail alleen een toelichting gegeven op de artikelen 1.2 en 1.3 van de vaststellingsovereenkomst) en niet op het niet meer gebruiken van een aantal namen door de HHK. Het tegendeel is door de HHK niet aannemelijk gemaakt.
4.13. Met betrekking tot de bedoeling van partijen overweegt de voorzieningenrechter nog dat niet anders kan worden geoordeeld dan dat de PKN en de HHK de intentie hadden om met betrekking tot de naamskwestie bindende afspraken met elkaar te maken. Partijen hebben zich ook zo opgesteld en gepresenteerd. Zij zijn met elkaar in overleg getreden - en uiteindelijk tot overeenstemming gekomen - terwijl de datum voor behandeling van een kort geding met betrekking tot deze kwestie reeds was bepaald (te weten 6 september 2004). Onder deze omstandigheden mocht de PKN ervan uitgaan dat het moderamen van de HHK bevoegd was bindende afspraken op dit punt te maken. De HHK heeft op zijn minst genomen de schijn gewekt dat het moderamen bevoegd was de HHK rechtsgeldig te vertegenwoordigen door hangende het dreigende kort geding met de PKN om de tafel te gaan zitten. In een dergelijke situatie is het immers niet aannemelijk dat het moderamen van de HHK met het moderamen van de PKN afspraken probeert te maken ter voorkoming van een procedure terwijl al vaststaat dat zij de HHK niet kan binden. Bovendien is in artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst opgenomen dat de HHK ervoor in staat dat zij gerechtigd is de overeenkomst te tekenen namens de bij haar aangesloten gemeenten en overige onderdelen. Op geen enkele wijze is gebleken dat dit artikel eerst op een zeer laat moment in de overeenkomst is opgenomen of dat dit artikel onderdeel van discussie is geweest. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat gelet op deze omstandigheden (het moderamen van) de PKN er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat het moderamen van de HHK handelde namens de HHK met de bedoeling tussen partijen bindende afspraken te maken.
4.14. Het een en ander leidt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de HHK, door (wederom) gebruik te maken van de namen “Hersteld Nederlandse Hervormde Kerk”, “Nederlandse Hervormde Gemeente (in hersteld verband)” en “Hervormd Kerkblad” toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de op 31 augustus 2004 gesloten vaststellingsovereenkomst. Het primair gevorderde zal daarom worden toegewezen.
Dit betekent ook dat al het overige onbesproken kan blijven.
4.15. Er bestaat aanleiding de ten behoeve van de vordering gevorderde dwangsommen te matigen in voege zoals hierna aan te geven. Daarbij zal de dwangsom alleen worden gekoppeld aan de HHK zelf en niet aan haar gemeenten en/of overige onderdelen, nu aannemelijk is dat de HHK haar gemeenten en overige onderdelen niet zonder meer tot iets kan verplichten en de PKN bovendien ter zitting geen bezwaar heeft gemaakt tegen het koppelen van de dwangsom aan alleen de HHK zelf.
4.16. De HHK zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de PKN worden begroot op:
- vast recht EUR 248,00
- kosten dagvaarding EUR 84,87
- salaris advocaat EUR 816,00
Totaal EUR 1.148,87
5.1. gelast de HHK de op 31 augustus 2004 tussen de PKN en de HHK gesloten vaststellingsovereenkomst met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis na te komen, in het bijzonder door zich te onthouden van ieder gebruik van de namen genoemd in artikel 1.1 van de vaststellingsovereenkomst en te bewerkstelligen dat de bij haar aangesloten gemeenten en onderdelen zich onthouden van het gebruik van de namen genoemd in dat artikel;
5.2. veroordeelt de HHK om, ingeval zij na betekening van dit vonnis in gebreke mocht blijven aan bovenstaande veroordeling te voldoen, aan de PKN een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat de HHK hiermee in gebreke is, echter tot een maximum van € 200.000,-;
5.3. veroordeelt de HHK in de proceskosten, aan de zijde van de PKN tot op heden begroot op € 1.148,87;
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 15 mei 2006.