De beoordeling
1. Ter zitting is duidelijk geworden dat ook [werknemer] van mening is dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. Dat zal daarom gebeuren.
2. Voor de beantwoording van de vraag of Schretlen ter gelegenheid van de ontbinding een vergoeding aan [werknemer] dient te betalen overweegt de kantonrechter het volgende.
Partijen hebben gedurende de laatste maanden van 2005 met elkaar overlegd over de voorwaarden waaronder zij de arbeidsovereenkomst in onderling goedvinden zouden ontbinden. In de loop van hun onderhandelingen heeft Schretlen op een gegeven moment een aanzienlijk bedrag als vergoeding geboden. Nadat [werknemer] zich had voorzien van juridische bijstand was de houding van Schretlen terughoudender geworden en na het voorval van 2 februari 2006 (het “kasrondje”) had Schretlen haar aanbod ingetrokken. [werknemer] vindt dat Schretlen het voorval uitvergroot en betitelt haar houding als een poging hem “beentje te lichten”.
3. De kantonrechter kan [werknemer] in deze waardering van het voorval niet volgen.
Bij zijn indiensttreding bij Schretlen heeft [werknemer] de persoon wier financieel adviseur en gevolmachtigde hij was, als cliënte aangebracht bij Schretlen. Hij heeft daarover toen – naar zijn zeggen; Schretlen betwist dat - met de toenmalig compliance officer gesproken en dat zou ertoe hebben geleid dat een ander haar accountmanager werd. Alleen al door het feit dat niet hij, maar een ander de accountmanager werd van de cliënte die hij had aangebracht, had [werknemer] dienen te beseffen dat hij vanaf het moment van indiensttreding zijn verhouding tot deze cliënte diende te plaatsen binnen de kaders die zijn werkgever had gesteld ten aanzien van integer handelen.
Schretlen hanteert de kaders die zijn neergelegd in, onder meer de Gedragscode Schretlen & Co, de Regeling Privébeleggingstransacties en het Algemeen Reglement Dutch Securities Institute. Deze regelingen bevatten elk een regel die vermenging van eigen belangen en die van cliënten verbiedt.
[werknemer] heeft niet bestreden dat hij deze reglementen kent.
4. [werknemer] heeft als uitleg voor het kasrondje gesteld, dat hij zelf gedurende korte tijd een bedrag nodig had om aan de notaris te tonen ten einde een drietal vennootschappen te kunnen oprichten, waarvan hij de enig aandeelhouder zou zijn. Hij heeft voor lening van het bedrag bij cliënte gekozen, omdat de bank bij wie hij privé bankiert, hem niet op zo korte termijn het bedrag kon verschaffen.
Het staat vast dat hij het bedrag van € 25.000,- dat hij van de rekening van de betrokken cliënte had laten overschrijven naar C.P.J.de Heer B.V., de volgende dag – kennelijk nadat de b.v.’s waren opgericht – weer heeft teruggestort op de rekening van de cliënte.
De kantonrechter kan dit niet anders duiden dan als vermenging van het privébelang van [werknemer] met het zakelijk belang van Schretlen als vermogensbeheerder van haar cliënte. Als integer medewerker - a fortiori als directeur, dus met voorbeeldfunctie - van Schretlen had [werknemer] zich van dergelijke handelingen dienen te onthouden.
Hij heeft gehandeld in strijd met de gedragscode van Schretlen.
De omstandigheid dat [werknemer] het geld na het gebruik ten eigen bate na zeer korte tijd weer heeft teruggestort, doet hier niet aan af.
Net zo min maakt het uit dat de cliënte enige dagen later – kennelijk nadat [werknemer] met haar had gesproken, alsnog toestemming voor de overmaking heeft gegeven. De terugstorting en toestemming nemen namelijk niet weg dat [werknemer]s gedraging in strijd is met de gedragscode van Schretlen die hij als werknemer had te eerbiedigen.
5. De aard van inbreuk op de gedragscode – gebrek aan integriteit – is in combinatie met de functie van [werknemer] – medewerker van een vermogensbeheerder - van dien aard dat een vergoeding ter zake de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet billijk zou zijn. Het had namelijk evengoed een dringende reden voor ontslag op staande voet kunnen zijn.
6. Een en ander wordt nog versterkt door het feit dat uit het onderzoek dat Schretlen na het voorval heeft laten instellen, is gebleken dat [werknemer] in het verleden een bedrag van Hfl 30.000,- van deze cliënte had geleend zonder dat terug te betalen. De omstandigheid dat hij deze lening had aanvaard (genomen?) terwijl hij – ook toen al als professioneel vermogensbeheerder - gevolmachtigd was tot het beheer van het vermogen van de betrokken persoon, roept op zijn minst vragen op. [werknemer] had moeten beseffen dat het aanhouden van deze schuldverhouding niet verenigbaar was met zijn positie van medewerker (op directieniveau) van de bank die het vermogen van de betrokkene beheert. Hij had die positie moeten afbouwen zodra de betrokken mevrouw cliënte van zijn werkgever werd.
Door dat na te laten heeft hij zijn werkgever in een kwetsbare positie gebracht.
Door daarover te zwijgen, heeft hij zijn werkgever onkundig gelaten van het risico dat deze daardoor liep.
7. Op grond van het voorgaande zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden met ingang van heden, 11 mei 2006, en zal [werknemer] worden verwezen in de kosten van deze procedure aan de zijde van Schretlen.