ECLI:NL:RBARN:2006:AX1979

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
439621 \ HA VERZ 06-1253
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Huidekoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens niet-integer gedrag van directeur vermogensbeheerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 11 mei 2006 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Coöperatieve Centrale Raiffeisen Boerenleenbank B.A. (verzoekende partij) en [werknemer] (verwerende partij). De kantonrechter heeft geoordeeld dat het niet-integer gedrag van de directeur van de vermogensbeheerder, Schretlen, heeft geleid tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder enige vergoeding. De zaak kwam voort uit een incident op 2 februari 2006, waarbij [werknemer] een bedrag van € 25.000,- overboekte van de rekening van een cliënte naar zijn eigen vennootschap, zonder de juiste toestemming van de cliënte. Dit handelen was in strijd met de gedragscode van de bank en leidde tot een onderzoek. De kantonrechter oordeelde dat [werknemer] zijn privébelangen had vermengd met de zakelijke belangen van de bank, wat onacceptabel was voor iemand in zijn functie. De rechter benadrukte dat het gedrag van [werknemer] niet alleen in strijd was met de interne regels van de bank, maar ook de integriteit van de bank in gevaar bracht. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 11 mei 2006 en [werknemer] in de proceskosten verwezen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Wageningen
zaakgegevens 439621 \ HA VERZ 06-1253 \ 163 PH
uitspraak van 11 mei 2006
Beschikking
in de zaak van
Coöperatieve Centrale Raiffeisen Boerenleenbank B.A.
gevestigd te Amsterdam
verzoekende partij
gemachtigde mr. C. Nekeman
en
[werknemer]
wonende te Hoevelaken
verwerende partij
gemachtigde mr. P.R.T. Schulting
Partijen worden hierna Schretlen (naar de naam van de werkmaatschappij) en [werknemer] genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het verzoekschrift met producties van 6 april 2006
- de bij brieven van 3 en 8 mei 2006 nagezonden producties van de kant van Schretlen
- het verweerschrift met producties van 8 mei 2006
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 10 mei 2006
De feiten
[werknemer] is sedert 1992 werkzaam bij het Raboconcern. In 1995 trad hij in dienst bij dochter Schretlen, specialist op het gebied van vermogensbeheer, als senior financial planner. Op 1 februari 2004 werd hij benoemd tot vestigingsdirecteur van Schretlens vestiging in Heerenveen. In 2005 voerde Schretlen een reorganisatie door, waarbij de functie van vestigingsdirecteur uit haar organisatie verdween en werd vervangen door die van teammanager. Op grond van de beoordelingen van [werknemer] als vestigingsdirecteur wilde Schretlen hem niet voor de nieuwe functie in aanmerking laten komen. Zij heeft hem in juni 2005 de – eveneens nieuwe – functie van directeur externe betrekkingen aangeboden. [werknemer] heeft dat aanbod in beraad gehouden. Vanaf 1 september 2005 heeft [werknemer] het werk verbonden aan de functie van vestigingsdirecteur niet meer behoeven te verrichten. Wel heeft hij andere werkzaamheden voor Schretlen uitgevoerd.
Vanaf juni 2005 zijn met tussenpozen gesprekken tussen Schretlen en [werknemer] gevoerd, die zich in het najaar richtten op beëindiging van het dienstverband. In die tijd is ook gesproken over een vergoeding die Schretlen bij die gelegenheid aan [werknemer] zou betalen.
Op 2 februari 2006 heeft zich een voorval voorgedaan. Die dag heeft [werknemer] aan een medewerker van Schretlen opdracht gegeven een bedrag van € 25.000,- over te boeken van de rekening van een cliënte van Schretlen naar de rekening van C.P.J. de Heer B.V. te Hoevelaken.
Al vóór zijn dienstverband bij Schretlen was [werknemer] de financieel adviseur van deze mevrouw en hij had haar bij zijn indiensttreding bij Schretlen als cliënte aangebracht. De cliënte had [werknemer] – in privé - reeds vóór het dienstverband bij Schretlen gevolmachtigd om haar vermogen te beheren. Schretlen had een andere medewerker als de accountmanager van deze cliënte aangewezen. Op 2 februari 2006 was deze accountmanager niet bereikbaar.
In het kader van de gebruikelijke procedure bij transacties van deze omvang heeft een medewerker van Schretlen telefonisch contact gezocht met de cliënte. In dat telefoongesprek kreeg de medewerker van Schretlen de indruk dat zij niet wist om welk bedrag het ging, dat zij de begunstigde niet kende en dat zij niet wist waarvoor het bedrag was bestemd. De cliënte heeft op dat moment geen fiat voor de betaling gegeven.
Daarop heeft Schretlen een onderzoek doen instellen. Daaruit kwam naar voren dat C.P.J. de Heer B.V. niet in het handelsregister was ingeschreven en was gevestigd op het huisadres van [werknemer].
Daarnaar gevraagd verklaarde [werknemer] dat hij één van de “achterliggers” van deze vennootschap was en dat hij het bedrag nodig had voor een “notarieel kasrondje” ten behoeve van de oprichting van een drietal besloten vennootschappen, waarin hij enig aandeelhouder zou zijn.
Nadat de cliënte enige dagen later schriftelijk toestemming voor de betaling had gegeven, heeft Schretlen deze betaling alsnog uitgevoerd. Het geld is een dag later weer teruggestort op de rekening van de cliënte.
Op nadere vragen van de zijde van Schretlen heeft [werknemer] verklaard dat hij enige jaren eerder een bedrag van Hfl 30.000,- van deze cliënte had geleend. Hij heeft dat bedrag niet terugbetaald en cliënte zou hebben verklaard dat hij de rente van de lening aan zijn kinderen mocht schenken.
Na het voorval heeft [werknemer] zijn werkzaamheden voor Schretlen gestaakt. Hij treedt met ingang van 15 mei toe tot een bedrijf waar hij als remisier werkzaam zal zijn. Meer dan 26 cliënten van Schretlen zullen hem volgen.
Het verzoek en het verweer
Schretlen verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden zonder toekenning van enige vergoeding op grond van gewichtige redenen, te weten verandering van omstandigheden.
[werknemer] verzoekt primair niet te ontbinden, subsidiair te ontbinden met toekenning van een vergoeding van € 250.000,- bruto (inclusief zijn nog niet uitbetaalde bonus over 2005).
De beoordeling
1. Ter zitting is duidelijk geworden dat ook [werknemer] van mening is dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. Dat zal daarom gebeuren.
2. Voor de beantwoording van de vraag of Schretlen ter gelegenheid van de ontbinding een vergoeding aan [werknemer] dient te betalen overweegt de kantonrechter het volgende.
Partijen hebben gedurende de laatste maanden van 2005 met elkaar overlegd over de voorwaarden waaronder zij de arbeidsovereenkomst in onderling goedvinden zouden ontbinden. In de loop van hun onderhandelingen heeft Schretlen op een gegeven moment een aanzienlijk bedrag als vergoeding geboden. Nadat [werknemer] zich had voorzien van juridische bijstand was de houding van Schretlen terughoudender geworden en na het voorval van 2 februari 2006 (het “kasrondje”) had Schretlen haar aanbod ingetrokken. [werknemer] vindt dat Schretlen het voorval uitvergroot en betitelt haar houding als een poging hem “beentje te lichten”.
3. De kantonrechter kan [werknemer] in deze waardering van het voorval niet volgen.
Bij zijn indiensttreding bij Schretlen heeft [werknemer] de persoon wier financieel adviseur en gevolmachtigde hij was, als cliënte aangebracht bij Schretlen. Hij heeft daarover toen – naar zijn zeggen; Schretlen betwist dat - met de toenmalig compliance officer gesproken en dat zou ertoe hebben geleid dat een ander haar accountmanager werd. Alleen al door het feit dat niet hij, maar een ander de accountmanager werd van de cliënte die hij had aangebracht, had [werknemer] dienen te beseffen dat hij vanaf het moment van indiensttreding zijn verhouding tot deze cliënte diende te plaatsen binnen de kaders die zijn werkgever had gesteld ten aanzien van integer handelen.
Schretlen hanteert de kaders die zijn neergelegd in, onder meer de Gedragscode Schretlen & Co, de Regeling Privébeleggingstransacties en het Algemeen Reglement Dutch Securities Institute. Deze regelingen bevatten elk een regel die vermenging van eigen belangen en die van cliënten verbiedt.
[werknemer] heeft niet bestreden dat hij deze reglementen kent.
4. [werknemer] heeft als uitleg voor het kasrondje gesteld, dat hij zelf gedurende korte tijd een bedrag nodig had om aan de notaris te tonen ten einde een drietal vennootschappen te kunnen oprichten, waarvan hij de enig aandeelhouder zou zijn. Hij heeft voor lening van het bedrag bij cliënte gekozen, omdat de bank bij wie hij privé bankiert, hem niet op zo korte termijn het bedrag kon verschaffen.
Het staat vast dat hij het bedrag van € 25.000,- dat hij van de rekening van de betrokken cliënte had laten overschrijven naar C.P.J.de Heer B.V., de volgende dag – kennelijk nadat de b.v.’s waren opgericht – weer heeft teruggestort op de rekening van de cliënte.
De kantonrechter kan dit niet anders duiden dan als vermenging van het privébelang van [werknemer] met het zakelijk belang van Schretlen als vermogensbeheerder van haar cliënte. Als integer medewerker - a fortiori als directeur, dus met voorbeeldfunctie - van Schretlen had [werknemer] zich van dergelijke handelingen dienen te onthouden.
Hij heeft gehandeld in strijd met de gedragscode van Schretlen.
De omstandigheid dat [werknemer] het geld na het gebruik ten eigen bate na zeer korte tijd weer heeft teruggestort, doet hier niet aan af.
Net zo min maakt het uit dat de cliënte enige dagen later – kennelijk nadat [werknemer] met haar had gesproken, alsnog toestemming voor de overmaking heeft gegeven. De terugstorting en toestemming nemen namelijk niet weg dat [werknemer]s gedraging in strijd is met de gedragscode van Schretlen die hij als werknemer had te eerbiedigen.
5. De aard van inbreuk op de gedragscode – gebrek aan integriteit – is in combinatie met de functie van [werknemer] – medewerker van een vermogensbeheerder - van dien aard dat een vergoeding ter zake de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet billijk zou zijn. Het had namelijk evengoed een dringende reden voor ontslag op staande voet kunnen zijn.
6. Een en ander wordt nog versterkt door het feit dat uit het onderzoek dat Schretlen na het voorval heeft laten instellen, is gebleken dat [werknemer] in het verleden een bedrag van Hfl 30.000,- van deze cliënte had geleend zonder dat terug te betalen. De omstandigheid dat hij deze lening had aanvaard (genomen?) terwijl hij – ook toen al als professioneel vermogensbeheerder - gevolmachtigd was tot het beheer van het vermogen van de betrokken persoon, roept op zijn minst vragen op. [werknemer] had moeten beseffen dat het aanhouden van deze schuldverhouding niet verenigbaar was met zijn positie van medewerker (op directieniveau) van de bank die het vermogen van de betrokkene beheert. Hij had die positie moeten afbouwen zodra de betrokken mevrouw cliënte van zijn werkgever werd.
Door dat na te laten heeft hij zijn werkgever in een kwetsbare positie gebracht.
Door daarover te zwijgen, heeft hij zijn werkgever onkundig gelaten van het risico dat deze daardoor liep.
7. Op grond van het voorgaande zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden met ingang van heden, 11 mei 2006, en zal [werknemer] worden verwezen in de kosten van deze procedure aan de zijde van Schretlen.
De beslissing
De kantonrechter,
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 11 mei 2006;
verwijst [werknemer] in de kosten van de ze procedure tot aan deze uitspraak aan de zijde van Schretlen begroot op € 281,- voor vastrecht en € 500,- voor salaris gemachtigde;
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. P.A. Huidekoper en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2006.