ECLI:NL:RBARN:2006:AY0152

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
12 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
91453
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot afgifte van strafdossier op basis van artikel 843a Rv

In deze zaak vorderde de eiser, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, dat de gedaagde alle stukken uit het strafdossier in het geding zou brengen, alsook toekomstige stukken. De vordering werd beoordeeld aan de hand van artikel 843a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank Arnhem oordeelde dat de eiser een rechtmatig belang had, maar dat niet aan alle voorwaarden van artikel 843a Rv was voldaan. De rechtbank stelde vast dat de gevorderde stukken te algemeen en onbepaald waren, waardoor de tweede voorwaarde niet was vervuld. Daarnaast was er onvoldoende onderbouwing dat het strafdossier betrekking had op een rechtsbetrekking waarin de eiser partij was, wat ook de derde voorwaarde deed falen. De vordering werd afgewezen, en de eiser werd veroordeeld in de kosten van het incident, die tot dat moment € 894,- bedroegen. De rechtbank merkte op dat de gedaagde verplicht is om melding te maken van een vonnis in de strafzaak zodra dit is uitgesproken, en dat de rechtbank kan bevelen om dit vonnis over te leggen indien de gedaagde dit niet vrijwillig doet. Het vonnis werd uitgesproken door mr. O. Nijhuis op 12 april 2006.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 91453 / HA ZA 02-1444
Vonnis in incident van 12 april 2006
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser]
gevestigd te [woonplaats],
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. J.M. Wolfs te Maastricht,
tegen
1. [gedaagde]
wonende [woonplaats]
gedaagde,
verweerder in het incident,
procureur mr. H.A. Wiggers,
advocaat mr. H.A. Wiggers te Arnhem,
2. [gedaagde 2]
wonende [woonplaats]
gedaagde,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. C.J. Looijen te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 8 juni 2005
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 24 januari 2006
- de incidentele conclusie tot afgifte van stukken ex artikel 843a Rechtsvordering
- de conclusie na incidentele conclusie tot afgifte van stukken ex artikel 843a Rechtsvordering .
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
Het geschil en de beoordeling in het incident
in het incident
[eiser] vordert - samengevat en zakelijk weergegeven - dat de rechtbank [gedaagde] zal gelasten bij akte alle stukken uit het strafdossier in het geding te brengen alsmede alle toekomstige stukken in het strafdossier aan [eiser] toe te sturen, een en ander op verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding. [gedaagde] verzet zich daartegen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2 De vordering van [eiser] strekt er dus toe dat [gedaagde] het complete strafdossier in het geding dient over te leggen respectievelijk - voor zover het toekomstige nieuwe stukken betreft – aan haar dient af te geven.
2.3 Deze vordering dient te worden beoordeeld aan de hand van artikel 843a lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), dat luidt: “Hij die daarbij een rechtmatig belang heeft, kan op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Onder bescheiden worden mede verstaan: op een gegevensdrager aangebrachte gegevens.”.
2.4 Dat artikel “bindt de toewijsbaarheid van de daarbedoelde vordering aan drie cumulatieve voorwaarden: (1) de eiser of verzoeker dient een rechtmatig belang te hebben, en het moet gaan om (2) een onderhandse akte (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of verzoeker of zijn rechtsvoorganger partij is”, aldus Hoge Raad 18 februari 2000, NJ 2001, 259.
2.5 Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] een rechtmatig belang als hiervoor bedoeld, zodat aan de eerste voorwaarde is voldaan.
2.6 Gesteld noch gebleken is dat de stukken (en gezien de vordering: alle stukken) behorende tot het strafdossier onderhandse akten zijn. Bovendien vormen die stukken geen “bepaalde bescheiden” als bedoeld in artikel 843a Rv.: daarvoor is een compleet strafdossier, als waarvan de afgifte wordt gevorderd, te algemeen en onbepaald van aard. Aan de tweede voorwaarde is niet voldaan.
2.7 Het strafdossier lijkt - afgaande op het debat tussen partijen - in elk geval ten dele betrekking te hebben op hetzelfde feitencomplex als de onderhavige zaak. Daarmede heeft het strafdossier echter nog niet betrekking op “een rechtsbetrekking waarin [eiser] partij is”, zoals de Hoge Raad het heeft geformuleerd. Dat dat laatste het geval is, is onvoldoende onderbouwd. Ook aan de derde voorwaarde is niet voldaan.
2.8 De vordering zal worden afgewezen.
2.9 Ten overvloede merkt de rechtbank op dat naar haar oordeel [gedaagde] gehouden is ingevolge het bepaalde in artikel 21 Rv. melding te maken van een vonnis in de strafzaak zodra dat is uitgesproken. Voorts zal de rechtbank dan, indien [gedaagde] dat vonnis niet eigener beweging in het geding zou brengen, op de voet van artikel 22 Rv. bevelen dat vonnis over te leggen.
2.10 [eiser] zal worden veroordeeld in de kosten van dit incident. Deze kosten gevallen aan de zijde van [gedaagde], bedragen tot heden € 894,- wegens salaris procureur (1 punt conform tarief IV)
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1 wijst de vordering in het incident af,
3.2 veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van [gedaagde] en tot aan dit vonnis begroot op € 894,- wegens salaris procureur.
in de hoofdzaak
3.3 verwijst de zaak naar de rol van 26 april 2006 voor uitlating voortzetting enquête aan de zijde van [eiser].
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2006.