ECLI:NL:RBARN:2006:AY5370
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gerechtigdheid van Rabobank tot uitbetaling onder bankgarantie in het kader van naheffingen door het Productschap voor Vee en Vlees
In deze zaak stond de vraag centraal of de Rabobank gerechtigd was om uit te betalen onder een bankgarantie die zij ten gunste van [eiseres] had verstrekt. De achtergrond van de zaak betreft een naheffing van het Productschap voor Vee en Vlees (PVV) aan [eiseres] ter hoogte van € 547.938,85 over de jaren 1998 en 1999. In het kader van deze naheffing legde het PVV executoriaal derdenbeslag onder de Rabobank. Om dit te waarborgen, stelde [eiseres] op 21 augustus 2001 een bankgarantie van € 181.512,06 door de Rabobank. De voorwaarden van de bankgarantie vereisten dat de Rabobank op eerste schriftelijk verzoek van de begunstigde, vergezeld van een rechterlijke beslissing, zou uitbetalen.
In de procedure werd door [eiseres] aangevoerd dat de Rabobank niet gerechtigd was om uit te betalen, omdat er een schikking was bereikt met het PVV. De rechtbank oordeelde dat de Rabobank niet had voldaan aan de voorwaarden van de bankgarantie, omdat de beslissing van de voorzieningenrechter te Dordrecht, die betrekking had op de opheffing van beslag, niet gelijkgesteld kon worden met een beslissing over de inhoud van de vordering van het PVV. De rechtbank benadrukte dat de Rabobank zorgvuldig had moeten nagaan of de rechterlijke beslissing daadwerkelijk betrekking had op de betalingsverplichting van [eiseres].
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de Rabobank de bankgarantie ten onrechte had ingeroepen en veroordeelde zij de Rabobank tot betaling van € 181.512,-- aan [eiseres], vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. I.D. Jacobs op 26 april 2006.