zaakgegevens 444893 \ AZ VERZ 06-1033 \ PH/180/TS
uitspraak van 27 juli 2006
naar aanleiding van het verzoekschrift van
[naam]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde Banning Advocaten
1. [naam]
wonende te [woonplaats]
niet verschenen
2. [naam]
wonende te [woonplaats]
procederend in persoon
Partijen worden hierna [naam], [naam] en [naam] genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het verzoekschrift van 8 mei 2006 met producties
- het verweerschrift tevens tegenverzoek met producties
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 29 juni 2006
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
[naam] is gehuwd geweest met [naam]. Op 26 maart 2005 is [naam] overleden. [naam] heeft twee zonen uit een eerder huwelijk met [naam], genaamd [naam] en [naam].
[naam] heeft op 5 maart 1998 bij testament over zijn nalatenschap beschikt bij mr. G.P. Hoogenboom, notaris te Buren. In dit testament is onder meer het volgende bepaald:
“III. Voor het geval ik, testateur ([naam],ktr.), gehuwd met mevrouw [naam], mocht komen te overlijden, beschik ik, testateur, als volgt:
1. Ik, testateur, bepaal dat mijn nalatenschap zal vererven volgens de wet.
2. Ik, testateur, beschik – tenzij door mijn genoemde echtgenote en mijn overige erfgenamen binnen zes maanden na mijn overlijden bij notariële akte anders wordt overeengekomen – als volgt:
Overeenkomstig artikel 4:1167 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, maak ik, testateur, de navolgende verdeling mijner nalatenschap:
a. aan mijn genoemde echtgenote deel ik toe alle tot mijn nalatenschap behorende activa onder de verplichting om voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen alle tot mijn boedel behorende passiva en om wegens overbedeling aan mijn kinderen schuldig te erkennen de waarde van hun erfdeel (...);
b. aan ieder van mijn kinderen deel ik toe de vordering ten laste van mijn echtgenote ter grootte van hun erfdeel (...);
(...)
3. Voorts benoem ik mijn echtgenote, voornoemd, tot uitvoerster mijner uiterste
wilsbeschikkingen, bezorgster mijner begrafenis of crematie en
boedelberedderaarster onder toekenning van het recht om mijn nalatenschap in
bezit te nemen en deze in bezit te houden zolang de afwikkeling van mijn boedel
dit mocht vorderen en bepaal dat zij voor haar werkzaamheden als zodanig
generlei loon zal genieten.”
[naam] heeft de nalatenschap verworpen. [naam] en [naam] hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Als gevolg van de verwerping van zijn erfdeel door [naam], zijn [naam] en [naam] ieder voor de helft gerechtigd tot de nalatenschap van [naam].
In de verklaring van erfrecht en toedeling, opgemaakt op 23 mei 2005 door mr. G.P. Hoogenboom, notaris te Buren, staat onder meer het volgende vermeld:
“Aangezien de nalatenschap is aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving dient de nalatenschap op grond van artikel 202 lid 1 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek overeenkomstig de voorschriften van afdeling 3 van titel 6 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (“Wettelijke vereffening”) te worden afgewikkeld. Op grond van artikel 195 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek zijn alle erfgenamen vereffenaar. De vereffenaars zijn op grond van de wet bevoegd de nalatenschap te beheren en te vereffenen. Op grond van het vorenstaande zijn mevrouw [naam], voornoemd, en de heer [naam], voornoemd, als erfgenamen en als vereffenaars op grond van de wet thans tezamen bevoegd de nalatenschap van erflater te beheren, en daarover te beschikken.”
Tot de nalatenschap van [naam] behoort een appartementsrecht, kadastraal bekend [x] (hierna: de woning). Een bedrijfspand, kadastraal bekend [x] (hierna: het bedrijfspand) is eigendom van [naam bedrijf]
Blijkens de koopovereenkomst van 11 oktober 2005 heeft [naam] zijn aandeel van 50% in de woning en in het bedrijfspand verkocht aan de heren [naam] en [naam] voor een bedrag van € 320.00,00, onder de voorwaarde dat overeenstemming met de mede-eigenaar van het pand zal worden bereikt over haar aandeel hierin. Het onverdeelde aandeel in de woning en het bedrijfspand zijn op basis van (en door inschrijving van) het verstekvonnis van 22 maart 2006 op 27 april 2006 geleverd.
[naam] en [naam bedrijf] hebben de woning en het bedrijfspand in hun geheel op 5 december 2005 verkocht aan [naam ] voor een bedrag van in totaal € 658.000,00 (€ 325.000,00 voor de woning en € 333.00,00 voor het bedrijfspand).
Het verzoek en het verweer tevens tegenverzoek
[naam] verzoekt de kantonrechter haar machtiging te verlenen tot
1. de verkoop van de woning aan de [adres];
2. het voeren van gerechtelijke procedures tegen [naam] en [naam] aangaande de door hen gesloten koopovereenkomst, waaronder met name begrepen het voeren van een verzetprocedure (en vervolgens eventueel een hoger beroep) tegen het vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch (naar de ktr. begrijpt: Arnhem) van 22 maart 2006 met rolnummer 137435 HA ZA 06-303 en tot het voeren van een executie kort geding en al hetgeen in dat kader nuttig en/of noodzakelijk is, zoals het ageren tegen een broer van [naam]], die inmiddels als gevolg van het verstekvonnis het juridisch eigendom heeft gekregen van de woning en het bedrijfspand aan de [adres].
Aan haar verzoek heeft [naam] ten grondslag gelegd dat zij als executeur-testamentair bevoegd is de woning te verkopen. Hetgeen in artikel 4:202 lid 1 onder a is bepaald, voorkomt, aldus [naam], dat erfgenamen door beneficiair te aanvaarden een executeur-testamentair buiten spel kunnen zetten. Uit het vermogensoverzicht van Van Herwijnen Accountants van 11 april 2006 blijkt dat de nalatenschap van [naam] een batig saldo heeft. Tevens blijkt uit dit overzicht dat in de besloten vennootschap [naam bedrijf] een pensioenvoorziening ten bedrage van € 246.846,00 ten gunste van [naam] is opgenomen. Bovendien blijkt uit het taxatierapport van Van Mourik Makelaars van 29 september 2005 dat de heer Van Mourik van mening is dat [naam ] een goede bieding heeft gedaan zonder risico’s voor de erven en met een snelle afwikkeling.
[naam] heeft verweer gevoerd en verzoekt de kantonrechter [naam] niet te ontvangen in haar verzoek, althans het verzoek af te wijzen. Naar de mening van [naam] heeft [naam] zichzelf als executeur-testamentair buiten spel gezet door de nalatenschap beneficiair te aanvaarden. [naam] heeft de positie van (mede-)vereffenaar beoogd en van rechtswege verkregen. Ook in de verklaring van erfrecht en toedeling wordt vermeld dat [naam] en [naam] gezamenlijk vereffenaar zijn. [naam] heeft 50% van zijn aandeel in de woning en in het bedrijfspand verkocht. Volgens [naam] heeft [naam] aanvankelijk met de verkoop aan de heren [naam] en [naam] ingestemd, maar heeft zij later op eigen houtje een koopovereenkomst met [naam ] gesloten. Dat [naam] daartoe niet bevoegd was, is volgens [naam] evident, nu zij niet als gezamenlijke vereffenaars met [naam] heeft gehandeld. Een machtiging tot verkoop van de woning heeft geen zin, omdat de verkoop niet kan worden gevolgd door een levering. Bovendien wijst niets erop dat [naam] in de aanhangige procedure het gelijk aan haar kant zal krijgen. Met een machtiging om te gaan/blijven procederen is geen enkel belang van de boedel gediend, aldus [naam].
Van zijn kant verzoekt [naam] de kantonrechter hem machtiging te verlenen om de woning en het bedrijfspand te verkopen en te leveren aan de heren [naam] en [naam], respectievelijk de intussen verrichte levering onherroepelijk te bekrachtigen.
Aan zijn tegenverzoek heeft [naam] ten grondslag gelegd dat hij daarmee een definitief einde kan maken aan een mogelijke reeks van procedures, die ten koste zullen gaan van de boedel/nalatenschap.
[naam] heeft verweer gevoerd tegen het tegenverzoek.
De beoordeling
Het geschil dat partijen verdeeld houdt, is de vraag of [naam] door de nalatenschap van wijlen haar echtgenoot beneficiair te aanvaarden zichzelf als executeur-testamentair buiten spel heeft gezet en de nalatenschap samen met [naam] dient te vereffenen.
In artikel 4:195 lid 1 BW is het volgende bepaald: “Is een nalatenschap door een of meer erfgenamen beneficiair aanvaard en moet zij uit dien hoofde overeenkomstig de volgende afdeling van deze titel (afdeling 3 van titel 6, ktr.) worden vereffend, dan zijn alle erfgenamen vereffenaar.” Dit betekent dat alle erfgenamen pas vereffenaar zijn, indien aan twee voorwaarden is voldaan: a. een nalatenschap is door één of meer erfgenamen beneficiair aanvaard én b. een nalatenschap dient overeenkomstig afdeling 3 van titel 6 te worden vereffend. Indien een nalatenschap overeenkomstig der derde afdeling van de zesde titel dient te worden vereffend, dan eindigt ingevolge artikel 4:149 lid 1 onder d de taak van een executeur-testamentair.
In een aantal gevallen hoeft een nalatenschap echter niet overeenkomstig Boek 4 titel 6 afdeling 3 BW te worden afgewikkeld, zoals in het geval van 4: 202 lid 1 onder a “(...), tenzij er een tot voldoening van de opeisbare schulden en legaten bevoegde executeur is en deze kan aantonen dat de goederen der nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden der nalatenschap te voldoen;” Uit de wetsgeschiedenis (EV, Kamerstukken II 1964/65, 3771, nr.8, p. 79) kan worden afgeleid dat deze bepaling in de wet is opgenomen om te voorkomen dat erfgenamen door beneficiair te aanvaarden een executeur-testamentair “eruit kunnen werken”.
Met betrekking tot de eerste voorwaarde is in artikel 4:144 BW bepaald dat de executeur-testamentair tot taak heeft de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen, voor zover de erflater niet anders heeft beschikt. Uit artikel 4 van het testament blijkt niet dat de erflater anders heeft beschikt, zodat kan worden aangenomen dat [naam] bevoegd is de opeisbare schulden en legaten te voldoen.
Met betrekking tot de tweede voorwaarde blijkt uit het vermogensoverzicht van Van Herwijnen Accountants van 11 april 2006 dat de nalatenschap van [naam] een batig saldo van € 51.662,00 heeft. Tevens blijkt uit dit overzicht dat in de besloten vennootschap [naam bedrijf] een pensioenvoorziening ten bedrage van € 246.846,00 ten gunste van [naam] is opgenomen. Daarmee heeft [naam] aangetoond dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden van de nalatenschap te voldoen. Dat betekent dat de nalatenschap van [naam] niet overeenkomstig Boek 4 titel 6 afdeling 3 hoeft de worden vereffend.
Nu aan beide voorwaarden genoemd in artikel 4:202 lid 1 onder a is voldaan, hoeft de nalatenschap van [naam] niet overeenkomstig Boek 4 titel 6 afdeling 3 te worden vereffend. Er is dan ook geen einde gekomen aan de taak van [naam] als executeur-testamentair. Aangenomen mag worden dat [naam] bevoegd was de woning aan de [adres] te verkopen.
Het voorgaande leidt tot het oordeel van de kantonrechter dat het verzoek wordt toegewezen.
[naam] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
De beslissing
De kantonrechter,
verleent machtiging tot de verkoop van de woning aan de [adres], kadastraal bekend [x].;
verleent machtiging tot het voeren van gerechtelijke procedures tegen [naam] en [naam], aangaande de door hen gesloten koopovereenkomst, waaronder met name begrepen het voeren van een verzetprocedure (en vervolgens eventueel een hoger beroep), tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 22 maart 2006 met rolnummer 137435 HA ZA 06-303, en tot het voeren van een executie kort geding en al hetgeen in dat kader nuttig en/of noodzakelijk is, zoals het ageren tegen een broer van [naam], die inmiddels als gevolg van het verstekvonnis het juridisch eigendom heeft verkregen van de woning en het bedrijfspand aan de [adres];
veroordeelt [naam] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [naam] begroot op € 105,00 aan vastrecht en € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. P.A. Huidekoper en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2006.