ECLI:NL:RBARN:2006:AY6909

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
12 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
128110
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van financieel adviseurs voor tekortkomingen in advies en bemiddeling bij beleggingen

In deze zaak vorderden eisers schadevergoeding van gedaagden, waaronder de besloten vennootschap Hypoplan en twee andere gedaagden, wegens tekortkomingen in de zorgplicht en advisering bij financiële producten. De eisers, particulieren zonder ervaring in beleggen, stelden dat gedaagden niet de zorg in acht hebben genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend financieel adviseur mag worden verwacht. De rechtbank oordeelde dat Hypoplan en de andere gedaagden tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen. De rechtbank concludeerde dat er overeenkomsten van opdracht tot stand waren gekomen tussen Hypoplan en de eisers, waarbij Hypoplan niet alleen administratieve handelingen verrichtte, maar ook advies gaf over de producten van New World Investments (NWI). De rechtbank oordeelde dat de producten van NWI als effecten gekwalificeerd moesten worden en dat Hypoplan niet had voldaan aan de zorgplicht door onvoldoende onderzoek te doen naar de producten die zij adviseerde. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers toe, waarbij Hypoplan en de andere gedaagden hoofdelijk aansprakelijk werden gesteld voor de door de eisers geleden schade, inclusief gemiste rendementsuitkeringen en (her)financieringsschade. De rechtbank veroordeelde Hypoplan en de andere gedaagden tot betaling van aanzienlijke schadevergoedingen aan de eisers, evenals de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van financieel adviseurs en de noodzaak van zorgvuldigheid in de advisering van financiële producten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 128110 / HA ZA 05-1092
Vonnis van 12 juli 2006
in de zaak van
1. [eiser ],
wonende te [w[woonplaats],
2. [eiser],
wonende te [w[woonplaats],
3. [eiser]
wonende te [woonplaats],
4. [eiser],
wonende te [woonplaats],
5. LESLEY JAMES LAP,
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. J.H. van Vliet,
advocaten mrs. P.H.N. van Spanje en C.S. Lo Manto te Wageningen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HYPOPLAN PENSIOENEN, FINANCIERINGEN EN BELEGGINGEN B.V.,
gevestigd te Wageningen,
gedaagde,
procureur mr. L. Paulus,
advocaat mr. E.B. van den Ouden te Oude Tonge,
2. [gedaagde] voorheen h.o.d.n. [gedaagde] Finance & Investment, thans h.o.d.n. Personal Finance Consult,
wonende te Amersfoort,
gedaagde,
procureur mr. P.A.C. de Vries,
advocaat mr. C.W. Kniestedt te Utrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DIJKHUIZEN FINANCE & INVESTMENT BEHEER B.V.,
gevestigd te Amersfoort, kantoorhoudende te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
gedaagde,
procureur mr. P.A.C. de Vries,
advocaat mr. C.W. Kniestedt te Utrecht.
In dit vonnis zullen eisers en gedaagden gezamenlijk als zodanig worden aangeduid. Voorts zullen eisers en gedaagden afzonderlijk als volgt worden aangeduid: eisers sub 1 en 2 als (in enkelvoud) [eiser sub [eiser sub 1 en 2]] eisers sub 3 en 4 als (in enkelvoud) [eiser 3 en 4] en eiser sub 5 als [eiser sub 5], en gedaagde sub 1 als Hypoplan, gedaagde sub 2 als [gedaagde] en gedaagde sub 3 als [gedaagde] Beheer.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 augustus 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 6 december 2005, naar aanleiding waarvan mr. Lo Manto een brief van 23 december 2005 aan de rechtbank heeft gezonden.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Eisers zijn particulieren zonder ervaring in het beleggen in financiële producten.
2.2. De bedrijfsomschrijving van Hypoplan volgens haar inschrijving in het Handelsregister luidt: “Het verlenen van bemiddeling bij het tot stand komen van pensioenen, financieringen en beleggingen en het adviseren daarin”. Hypoplan staat sinds 16 februari 1999 geregistreerd als cliëntenremisier bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM).
2.3. [gedaagde] heeft met een eenmanszaak onder de naam [gedaagde] Finance & Investment van 1 november 1999 tot 5 december 2003 ingeschreven gestaan in het Handelsregister. Zijn bedrijfsomschrijving luidde: “Bemiddeling in financieel- en beleggingsadvies aan particulieren en bedrijven”, waaraan met ingang van 17 juli 2002 is toegevoegd: “Leverancier van winkelbenodigdheden”. [gedaagde] stond en staat niet geregistreerd als cliëntenremisier bij AFM.
2.4. [gedaagde] Beheer houdt zich volgens haar doelomschrijving bezig met het ontwikkelen van nieuwe vormen van financiële planning, vermogensplanning en hypotheekvormen, het verlenen van adviezen op het gebied van organisatieplanning, alsmede het adviseren van en het (doen) verlenen van fiscaal- en administratieve ondersteuning aan ondernemers en ondernemingen, die tot het midden- en kleinbedrijf behoren. [gedaagde] is directeur en enig aandeelhouder van [gedaagde] Beheer. [gedaagde] Beheer stond van 16 maart 1995 tot 25 september 2002 geregistreerd als cliëntenremisier bij AFM.
2.5. New World Investments B.V. (hierna: NWI) had volgens haar inschrijving in het Handelsregister als bedrijfsomschrijving - samengevat – het deelnemen in andere ondernemingen en holding- en financieringsactiviteiten. Op 13 februari 2003 is de naam New World Investments B.V. gewijzigd in Prunevieille International B.V.
2.6. New World Products (NWP) B.V. is opgericht op 21 september 1999. Investeerders in producten van NWI is bij brief van 18 april 2002 medegedeeld: “NewWorld Investments BV heet voortaan NewWorld Products BV, met als handelsnaam NewWorld Companies, mede om de internationalisering van de verkoop gemakkelijker te laten verlopen”. NWP is op 16 juni 2004 in staat van faillissement verklaard.
2.7. De Stichting Vicus (hierna: Vicus) en later de Stichting Wiedus hebben activiteiten ontplooid in verband met beleggingen in producten van NWI en NWP.
2.8. [eiser sub 1 en 2] heeft geïnvesteerd in het product Result van NWI. In verband daarmee heeft hij op 31 juli 2001 een bedrag van € 168.806,- overgemaakt naar een bankrekening ten name van Vicus. Volgens het inschrijfformulier zou [eiser sub 1 en 2] op basis van deze inleg gedurende 15 jaren een bedrag van € 1.407,- per maand ontvangen. [eiser sub 1 en 2] heeft deze maandelijkse uitkering tot december 2003 ontvangen en nadien niet meer.
2.9. [eiser 3 en 4] heeft geïnvesteerd in de producten Result en ResultPlus van NWI. Het door hem geïnvesteerde bedrag was in totaal € 181.600,-. [eiser 3 en 4] heeft de overeengekomen maandelijkse uitkering tot december 2003 ontvangen en nadien niet meer.
2.10. [eiser sub 5] heeft € 50.000,- geïnvesteerd in het product ProfitPlanPlus van NWP. Ook [eiser sub 5] heeft de overeengekomen maandelijkse uitkering tot december 2003 ontvangen en nadien niet meer.
2.11. [eiser sub [eiser sub 1 en 2]] [eiser 3 en 4] en [eiser sub 5] hebben hun overeenkomsten met NWP buitengerechtelijk ontbonden.
2.12. NWI, NWP, de Stichting Vicus en de Stichting Wiedus bieden geen verhaal. De inleg van eisers moet als voor hen verloren worden beschouwd.
3. Het geschil
3.1. Eisers vorderen – samengevat – dat de rechtbank:
1. voor recht zal verklaren dat Hypoplan jegens eisers en [gedaagde] en/of [gedaagde] Beheer jegens [eiser sub 1 en 2] en [eiser 3 en 4] ieder voor zich toerekenbaar tekortgeschoten zijn als tussenpersoon of bemiddelaar en volledig aansprakelijk zijn voor de door eisers geleden schade,
2. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen te betalen:
a. een bedrag van € 168.806,- aan [eiser sub 1 en 2] en een bedrag van € 181.600,- aan [eiser 3 en 4],
b. een bedrag aan gemiste rendementsuitkeringen vanaf 1 december 2003 tot aan de dag der voldoening, op te maken bij staat,
c. een bedrag aan (her)financieringsschade in verband met de eigen woning, op te maken bij staat,
d. een bedrag wegens buitengerechtelijke kosten gelijk aan 2 punten van het liquidatietarief,
e. de wettelijke rente over de bedragen sub a, b, c en d vanaf de dag van de verschuldigdheid tot de dag van betaling,
3. Hypoplan zal veroordelen aan [eiser sub 5] te betalen:
a. een bedrag van € 50.000,-,
b. een bedrag aan gemiste rendementsuitkeringen vanaf 1 december 2003 tot aan de dag der voldoening, op te maken bij staat,
c. een bedrag aan (her)financieringsschade, op te maken bij staat,
d. een bedrag wegens buitengerechtelijke kosten gelijk aan 2 punten van het liquidatietarief,
e. de wettelijke rente over de bedragen sub a, b, c en d vanaf de dag van de verschuldigdheid tot de dag van betaling,
4. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. Gedaagden voeren gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Eisers leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat gedaagden niet de zorg in acht hebben genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend financieel adviseur en cliëntenremisier mag worden verlangd. In dit verband merkt de rechtbank op dat eisers in hun stukken niet steeds zorgvuldig onderscheid lijken te maken tussen [gedaagde] en [gedaagde] Beheer.
4.2. Bij de beoordeling stelt de rechtbank het volgende voorop. In haar vonnis van 14 april 2003 (JOR 2003/148) heeft de rechtbank Rotterdam beslist dat de producten Result en ResultPlus van NWP (toentertijd nog NWI geheten) als effecten moeten worden gekwalificeerd. De rechtbank sluit zich daarbij aan en maakt dat oordeel en de overwegingen die tot dat oordeel hebben geleid, tot de hare. De rechtbank oordeelt in gelijke zin ten aanzien van het product ProfitPlanPlus. Dat product wijkt, naar de rechtbank begrijpt, weliswaar wezenlijk af van de producten Result en ResultPlus, maar niet voor wat betreft de criteria die volgens dat vonnis bepalend zijn bij de beoordeling of een beleggingsproduct kwalificeert als effect. Ook het product ProfitPlanPlus is derhalve een effect.
ten aanzien van Hypoplan
4.3. Ten aanzien van Hypoplan baseren eisers hun respectieve vorderingen op de stelling dat zij een overeenkomst van opdracht dan wel een bemiddelingsovereenkomst met Hypoplan zijn aangegaan, in de nakoming waarvan Hypoplan tekortgeschoten is.
4.4. Hypoplan betwist dat zij met eisers een overeenkomst is aangegaan. Dat verweer zal met betrekking tot elk van eisers separaat dienen te worden beoordeeld.
4.5. [eiser sub 1 en 2] stelt het volgende. Via bemiddeling van de heer [betrokkene] van [betrokkene] ERA Makelaardij heeft [eiser sub 1 en 2] een woning gekocht en in verband met de financiering is hij op aanraden van de heer [betrokkene] in contact getreden met de heer [betrokkene 2] van Hypoplan, omdat Hypoplan beschikte over een aantal nieuwe financieringsproducten waarover zij zeer enthousiast was. Hypoplan heeft hem de brochure “Groei naar Vermogen” van NWI verstrekt. Hypoplan heeft hem voorts nadere informatie verstrekt na overleg met [gedaagde]. Op 25 juli 2001 heeft [eiser sub 1 en 2] tezamen met de heer [betrokkene 2] een gesprek gehad met vertegenwoordigers van NWI over haar beleggingsproducten. [betrokkene 2] heeft met [eiser sub 1 en 2] afgesproken dat hij de verstrekte informatie, onder meer met betrekking tot de zekerheden, zou controleren. [betrokkene 2] heeft verzekerd dat het NWI-product goed was. Hypoplan heeft een deel van de provisie die zij in verband met de deelname door [eiser sub 1 en 2] van NWI had ontvangen, te weten ƒ 4.000,-, aan [eiser sub 1 en 2] doorbetaald. De naam Hypoplan staat op het inschrijfformulier vermeld.
Aldus [eiser sub 1 en 2].
4.6. Hypoplan erkent dat zij met [eiser sub 1 en 2] meerdere beleggingsproducten heeft besproken en berekeningen heeft gemaakt, dat zij voor [eiser sub 1 en 2] informatie heeft opgevraagd bij [gedaagde], dat zij [eiser sub 1 en 2] heeft begeleid tijdens een gesprek met [gedaagde] en dat Hypoplan conform afspraak 4% provisie van [gedaagde] heeft ontvangen, waarvan zij ƒ 4.000,- heeft doorbetaald aan [eiser sub 1 en 2].
4.7. [eiser 3 en 4] stelt het volgende. Hij is door [eiser sub 1 en 2] gewezen op de producten van NWI. Hij heeft bij Hypoplan navraag gedaan naar die producten en van Hypoplan brochures van NWI ontvangen. Op advies van [betrokkene 2] heeft een gesprek plaatsgevonden met een zekere De [betrokkene 3] – kennelijk dezelfde persoon met wie ook [eiser sub 5] heeft gesproken – in aanwezigheid van [eiser sub 1 en 2] en [betrokkene 2]. Daarbij is gesproken over alternatieve beleggingsmogelijkheden. Hypoplan heeft een inschrijfformulier verstrekt voor de producten Result en ResultPlus van NWI, dat [eiser 3 en 4] heeft ingevuld. Hypoplan heeft het formulier van haar stempel voorzien en toegezonden aan [gedaagde].
4.8. Hypoplan heeft deze stellingen van [eiser 3 en 4] niet betwist. Wel heeft zij opgemerkt dat [eiser 3 en 4] door [eiser sub 1 en 2] enthousiast was gemaakt voor de producten van NWI en dat het initiatief niet van Hypoplan maar van [eiser 3 en 4] is uitgegaan.
4.9. [eiser sub 5] stelt het volgende. De heer [betrokkene] van [betrokkene] ERA Makelaardij heeft [eiser sub 5] gewezen op een aantal producten die zouden kunnen helpen om zijn maandelijkse lasten terug te brengen, en hem daartoe verwezen naar de heer [betrokkene] van Hypoplan. Hypoplan heeft de producten van NWI, in het bijzonder Profitplan/plus, onder zijn aandacht gebracht. [eiser sub 5] ontving van Hypoplan de brochure en een visitekaartje van Hypoplan. [eiser sub 5] heeft gedurende ongeveer anderhalf jaar maandelijks contact gehad met Hypoplan. Op initiatief van Hypoplan en [betrokkene] ERA Makelaardij heeft hij een gesprek gehad met de heer De [betrokkene 3], financieel adviseur van “Formule 4” te Bunnik. Door [betrokkene 2] werd hem verzekerd dat het ging om betrouwbare producten die waren goedgekeurd door de AFM.
Toen [eiser sub 5] het door hem geïnvesteerde bedrag had voldaan, heeft hij diverse malen contact gehad met Hypoplan over het uitblijven van de inleggarantie/koopsompolis. Hypoplan heeft hem verwezen naar medewerkers van NWI.
4.10. Hypoplan geeft aan dat haar enige bemoeienis heeft bestaan uit de doorverwijzing van [eiser sub 5] naar [eiser sub 1 en 2] in verband met de behoefte van [eiser sub 5] aan meer informatie.
4.11. De rechtbank oordeelt dat tussen Hypoplan enerzijds en [eiser sub [eiser sub 1 en 2]] [eiser 3 en 4] en [eiser sub 5] anderzijds overeenkomsten van opdracht tot stand gekomen zijn, waartoe het volgende wordt overwogen. Uit de stellingen van eisers, voor zover onweersproken gebleven, volgt dat Hypoplan, anders dan zij stelt, zich niet alleen bezig hield met de administratieve afhandeling.
[eiser sub [eiser sub 1 en 2]] [eiser 3 en 4] en [eiser sub 5] hebben Hypoplan benaderd in verband met de producten van NWI althans de producten van NWI zijn tijdens gesprekken over beleggingsmogelijkheden aan de orde gekomen, en Hypoplan is daarop ingegaan. Zij heeft bij [gedaagde] informatie opgevraagd, zij is aanwezig geweest tijdens gesprekken van eisers over NWI-producten, zij heeft op de inschrijfformulieren onder “Bedrijfsstempel intermediair” respectievelijk “Bedrijfsstempel en handtekening verkooporganisatie” haar eigen bedrijfsstempel en handtekening geplaatst en zij heeft, in elk geval inzake [eiser sub [eiser sub 1 en 2]] provisie ontvangen. Voorts noemt zij zich in haar brieven van 28 augustus 2004 aan [eiser 3 en 4] (prod. 24 bij dagvaarding) en [eiser sub 5] (prod. 30 bij dagvaarding) meermaals “intermediair”, terwijl ook zonder toelichting - die niet is gegeven - niet valt te verklaren dat Hypoplan, indien zij zich slechts met de administratieve handeling zou hebben beziggehouden, zich zozeer heeft ingespannen, ook in financieel opzicht door het verstrekken van leningen, in het kader van de pogingen om de investeringen te redden. Dit alles, in onderling verband, kan tot geen andere conclusie leiden dan dat overeenkomsten als bovenbedoeld tot stand gekomen zijn.
Indien juist is dat [eiser sub 1 en 2] zeer geïnteresseerd was in de producten van NWI, zelf informatie heeft vergaard en later, buiten Hypoplan om, nadere bedragen in NWI-producten heeft geïnvesteerd, kan dat niet tot een ander oordeel leiden.
4.12. Naar het oordeel van de rechtbank is Hypoplan in verschillende opzichten tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser sub [eiser sub 1 en 2]] [eiser 3 en 4] en [eiser sub 5]. Zij heeft in strijd met de op haar rustende zorgplicht gehandeld door te adviseren omtrent de producten van NWI, hoewel deze haar, naar zij zelf stelt, volstrekt onbekend waren. Zij heeft geen zelfstandig onderzoek gedaan naar NWI en haar producten - daaromtrent is althans niets gesteld of gebleken -, hetgeen wel op haar weg had gelegen. In plaats daarvan is zij kennelijk volledig afgegaan op de door NWI en [gedaagde] (Beheer) verstrekte informatie, waaronder de brochure. Zij heeft zich wat dat laatste betreft kennelijk geheel en al laten leiden door het feit dat deze op haar professioneel overkwam. Dit klemt te meer nu de brochure van NWI niet voldeed aan de daaraan gestelde wettelijke eisen (volgens het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 april 2003, overgelegd als prod. 9 bij dagvaarding), hetgeen Hypoplan als deskundige had kunnen en moeten opmerken. Eisers zijn dan ook niet adequaat geïnformeerd en geadviseerd, in het bijzonder met betrekking tot de aan de producten van NWI verbonden risico’s. Voorts heeft Hypoplan effectenorders van eisers doorgegeven door de verzending van de inschrijfformulieren en heeft zij hen (via [gedaagde] of [gedaagde] Beheer) als cliënten aangebracht bij NWI, dat niet beschikte over een vergunning als bedoeld in artikel 12 Vrijstellingsregeling Wte 1995.
ten aanzien van [gedaagde]
4.13. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] nimmer is geregistreerd als cliëntenremisier. Dat enkele feit is, anders dan eisers stellen, onvoldoende om [gedaagde] jegens [eiser sub 1 en 2] en [eiser 3 en 4] aansprakelijk te doen zijn. Daartoe is voorts vereist dat hij ten aanzien van [eiser sub 1 en 2] en [eiser 3 en 4] ook heeft bemiddeld en geadviseerd.
4.14. Het verweer van [gedaagde] dat hij nimmer in privé heeft gehandeld maar uitsluitend in zijn hoedanigheid van directeur van [gedaagde] Beheer, wordt verworpen. In de periode waarin [eiser sub 1 en 2] en [eiser 3 en 4] hun overeenkomsten met NWI zijn aangegaan, stonden zowel zijn eenmanszaak met de naam [gedaagde] Finance & Investment als [gedaagde] Beheer ingeschreven bij het handelsregister. Zij ontplooiden, blijkens hun doelomschrijvingen, verschillende activiteiten, maar volgens de doelomschrijving in het handelsregister bemiddelde uitsluitend [gedaagde] in financieel- en beleggingsadvies. Indien juist is, zoals [gedaagde] stelt, dat niet alleen zijn eenmanszaak maar ook “zijn” vennootschap [gedaagde] Beheer de handelsnaam Finance & Investment voerde (dat laatste blijkt uit niets), hebben [gedaagde] en [gedaagde] Beheer daarmede - naar moet worden aangenomen: welbewust - het gevaar van verwarring in het leven geroepen. Het had dan ook op de weg gelegen van [gedaagde], juist gezien dat gevaar voor verwarring, om tegenover derden steeds duidelijk kenbaar te maken met wie zij van doen hadden, [gedaagde] of [gedaagde] Beheer. In de brochure “Groei naar vermogen” van NWI staat als verkoopkantoor “[gedaagde] Finance & Investment” en volgens een vermelding op de inschrijfformulieren dienden deze te worden opgestuurd naar “[gedaagde] Finance & Investment”. Ook op het visitekaartje dat [eiser sub 1 en 2] op enig moment van [gedaagde] heeft ontvangen, staat de naam “[gedaagde] Finance & Investment” met [gedaagde] als algemeen directeur. Noch in de brochure noch op het inschrijfformulier noch op het visitekaartje komt op enigerlei wijze tot uitdrukking dat [gedaagde] Beheer (en dus niet [gedaagde]) de betrokken partij is. Het moet er dan ook voor gehouden worden dat [gedaagde] pro se heeft gehandeld. Indien [gedaagde] Beheer (en niet [gedaagde]) Hypoplan zou hebben benaderd teneinde haar te interesseren voor de producten van NWI, zoals zij stelt, is zulks in de verhouding tussen [eiser sub 1 en 2] en [eiser 3 en 4] met [gedaagde] niet van belang, daar dat voor [eiser sub 1 en 2] en [eiser 3 en 4] niet kenbaar was.
4.15. [gedaagde] betwist voorts dat hij in opdracht van (één der) eisers is opgetreden als bemiddelaar.
4.16. Eisers stellen dat [gedaagde] heeft geadviseerd en bemiddeld ten behoeve van [eiser sub 1 en 2] en [eiser 3 en 4]. Zij stellen daartoe dat hij [eiser sub 1 en 2] en [eiser 3 en 4] heeft geïnformeerd over de beleggingsproducten van NWI en hen heeft geadviseerd om in het programma van NWI te participeren door te investeren in haar beleggingsproducten.
4.17. Met [eiser sub 1 en 2] heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van [gedaagde] te Hoevelaken, welk gesprek naar [gedaagde] stelt ongeveer 90 minuten heeft geduurd. [gedaagde] heeft ter comparitie erkend dat hij tijdens dat gesprek het NWI-product heeft toegelicht. Door het geven van een dergelijke toelichting heeft [gedaagde] geadviseerd en bemiddeld. Het feit dat [gedaagde] geen vergoeding daarvoor heeft ontvangen, maakt dat niet anders. Artikel 7:400 lid 2 BW bepaalt immers dat uit de wet, inhoud of aard van de overeenkomst van opdracht kan voortvloeien dat de opdrachtgever aan de opdrachtnemer geen vergoeding verschuldigd is. Terzijde merkt de rechtbank op dat bovendien (niet [gedaagde] maar) [gedaagde] Beheer in het onderhavige geval wél provisie van NWI ontving.
4.18. Derhalve dient de vraag te worden beantwoord of [gedaagde] jegens [eiser sub 1 en 2] heeft gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur. Deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Reeds door te informeren en te adviseren gelijk [gedaagde] heeft gedaan, heeft hij het verbod van artikel 7 Wet toezicht effectenverkeer 1995 overtreden, waardoor hij tekortgeschoten is jegens [eiser sub 1 en 2].
4.19. [eiser 3 en 4] heeft nooit contact gehad met [gedaagde]. [gedaagde] heeft hem dan ook niet geïnformeerd of geadviseerd. De enkele vermelding van de naam [gedaagde] in de brochure en op het inschrijfformulier is daartoe onvoldoende. Tussen [eiser 3 en 4] en [gedaagde] is dan ook geen overeenkomst tot stand gekomen.
ten aanzien van [gedaagde] Beheer
4.20. Uit de r.ov. 4.17. volgt dat naar het oordeel van de rechtbank [gedaagde] de contractspartij was van [eiser sub [eiser sub 1 en 2]] en niet [gedaagde] Beheer. Op gelijke gronden als met betrekking tot [gedaagde] is overwogen, geldt dat [gedaagde] Beheer geen contractuele relatie met [eiser 3 en 4] is aangegaan. Het feit dat [gedaagde] Beheer Hypoplan heeft benaderd met het doel haar te interesseren voor de door NWI aangeboden producten, kan niet leiden tot de conclusie dat zij jegens eisers heeft bemiddeld en geadviseerd en maakt dat dus niet anders. Overigens nemen ook eisers kennelijk het standpunt in dat geen contractuele relatie is ontstaan tussen [eiser sub 1 en 2] respectievelijk [eiser 3 en 4] en [gedaagde] Beheer (dagvaarding 7.5-7.8, 7.11). De vordering van [eiser sub 1 en 2] en [eiser 3 en 4] jegens [gedaagde] Beheer lijkt dan ook gebaseerd te zijn op onrechtmatig handelen. Wat zij [gedaagde] Beheer precies verwijten, blijft echter in het vage. [eiser sub 1 en 2] en [eiser 3 en 4] hebben dan ook niet aan hun stelplicht voldaan. Veronderstellenderwijze ervan uitgaande dat hun verwijt jegens [gedaagde] Beheer inhoudt dat [gedaagde] Beheer op verzoek van NWI andere professionele dienstverleners heeft benaderd en heeft getracht te interesseren voor de door NWI aangeboden producten, is dat op zichzelf onvoldoende om te kunnen concluderen tot onrechtmatig handelen van [gedaagde] Beheer jegens [eiser sub 1 en 2] en [eiser 3 en 4].
eigen schuld?
4.21. Het beroep op eigen schuld wordt verworpen. Weliswaar is juist dat eisers zelf de beslissing hebben genomen te investeren in producten van NWI, maar zulks leidt niet tot eigen schuld. Immers, indien Hypoplan en [gedaagde] hun verplichtingen uit de overeenkomsten met eisers correct zouden zijn nagekomen, zouden die investeringen, zo moet worden aangenomen, achterwege gebleven zijn. In dit verband is van belang dat Hypoplan en [gedaagde] niet hebben aangevoerd dat zij die investeringen hebben ontraden.
4.22. Hypoplan heeft gesteld dat [eiser sub 1 en 2] afstand heeft gedaan van zijn inleggarantie, hetgeen [eiser sub 1 en 2] betwist. Hypoplan heeft ter onderbouwing van dit verweer niets naders aangevoerd, zodat dit wordt verworpen. Ook daarin is dus geen eigen schuld van [eiser sub 1 en 2] gelegen.
voorzienbaarheid
4.23. Hypoplan heeft nog aangevoerd dat het faillissement van NWI te wijten is geweest aan slecht management, slechte economische omstandigheden en misoogsten, hetgeen niet voorzienbaar was, en niet aan de kwaliteit van haar producten. Daargelaten of dat aan de voorzienbaarheid zou afdoen, geldt dat dit verweer niet is onderbouwd en dat het onvoldoende weerspreekt de onbetwist gebleven stelling van eisers dat de door hen geïnvesteerde bedragen niet of nauwelijks zijn belegd. Daarbij is mede van belang dat volgens het tweede verslag van de curator in het faillissement van NWP “het zich laat aanzien [dat] de geïnvesteerde bedragen grotendeels via de Stichting Vicus/Wiedus [zijn] “doorgesluisd” naar één dan wel meer buitenlandse rechtspersonen, terwijl een ander deel van de geïnvesteerde bedragen zijn aangewend om het toegezegde “rendement” te betalen”, hetgeen evenmin gemotiveerd is betwist.
causaliteit
4.24. De door eisers geleden en te lijden schade staat in rechtstreeks causaal verband met het tekortschieten van de zijde van Hypoplan en [gedaagde]. Indien zij niet waren tekortgeschoten, hadden de investeringen immers niet plaatsgevonden. Daarmede is het causaal verband gegeven.
de vordering sub 1
4.25. Op grond van het bovenstaande is komen vast te staan dat Hypoplan jegens alle eisers en [gedaagde] jegens [eiser sub 1 en 2] toerekenbaar tekortgeschoten is. Dit leidt ertoe dat Hypoplan jegens eisers en [gedaagde] jegens [eiser sub 1 en 2] aansprakelijk zijn voor de door hen geleden schade. Voor het overige zal deze vordering worden afgewezen.
de vordering sub 2
4.26. Het enkele feit dat de belegging in NWI-producten wellicht risicovol was en dat eisers dus het risico liepen bij het einde van de overeenkomst niet hun volledige inleg terug te krijgen, dient bij de beoordeling van de hoogte van de schade buiten beschouwing te blijven. Immers, de mate van risico van de belegging hadden Hypoplan en [gedaagde] juist bij hun advisering dienen te betrekken en niet gesteld of gebleken is dat zulks is gebeurd. Bovendien hebben Hypoplan en [gedaagde] als deskundigen die risico’s destijds kennelijk niet onderkend op basis van de hen ter beschikking staande informatie, waaruit volgt dat [eiser sub [eiser sub 1 en 2]] [eiser 3 en 4] en [eiser sub 5], allen zonder ervaring op het gebied van beleggingen, die risico’s zeker niet hebben kunnen onderkennen. De schade die het gevolg is van het toerekenbare tekortschieten door Hypoplan en [gedaagde], omvat derhalve de volledige inleg, waarvoor Hypoplan en [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk zijn.
4.27. Dat laatste geldt eveneens met betrekking tot de gemiste rendementsuitkeringen. Deze schadecomponent is toewijsbaar als gevorderd.
4.28. Tegen toewijzing van de gevorderde (her)financieringsschade is geen zelfstandig verweer gevoerd. Deze is dan ook toewijsbaar.
4.29. De buitengerechtelijke kosten van [eiser sub 1 en 2] en [eiser 3 en 4] betreffen de door hen betaalde bijdragen aan de Stichting Mars en de vereniging Fecundo alsmede de kosten verbonden aan het bestuurslidmaatschap van [eiser sub 1 en 2] van de Stichting Mars. Deze kosten zijn gemaakt ter beperking van de schade, waaraan niet afdoet dat de desbetreffende activiteiten zonder het beoogde resultaat zijn gebleven. [eiser sub 1 en 2] en [eiser 3 en 4] hebben hun vordering beperkt tot een bedrag gelijk aan 2 punten van het toepasselijke liquidatietarief (tarief V). Die kosten, waarvan niet is betwist dat ze zijn gemaakt, zijn dan ook op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 1 en lid 2 aanhef en sub a. toewijsbaar.
4.30. Tegen de gevorderde vertragingsrente is op zichzelf geen verweer gevoerd. De rechtbank merkt ambtshalve op dat de enkele verschuldigdheid van een geldsom niet maakt dat daarover wettelijke rente verschuldigd is. Daartoe is ingevolge artikel 119 lid 1 BW vereist dat de schuldenaar met de voldoening ervan in verzuim verkeert. Dit onderdeel van de vordering is aldus toewijsbaar.
de vordering sub 3
4.31. Op de gronden die zijn weergegeven in de r.ov. 4.26-4.30 zijn ook de vorderingen van [eiser sub 5] tot vergoeding van zijn schade, bestaande uit de inleg, de gemiste rendementsuitkeringen, de (her)financieringsschade, de buitengerechtelijke kosten (in het geval van [eiser sub 5] tarief IV) en de rente daarover toewijsbaar.
de vordering sub 4
4.32. Hypoplan is ten opzichte van [eiser sub [eiser sub 1 en 2]] [eiser 3 en 4] en [eiser sub 5], [gedaagde] is ten opzichte van [eiser sub [eiser sub 1 en 2]] [eiser 3 en 4] is ten opzichte van [gedaagde] en [eiser sub 1 en 2] en [eiser 3 en 4] zijn ten opzichte van [gedaagde] Beheer de in het ongelijk gestelde partij. Mede in het licht van het feit dat [eiser sub [eiser sub 1 en 2]] [eiser 3 en 4] en [eiser sub 5] respectievelijk [gedaagde] en [gedaagde] Beheer door dezelfde advocaat worden bijgestaan, betekent dit per saldo dat Hypoplan zal worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser sub [eiser sub 1 en 2]] [eiser 3 en 4] en [eiser sub 5] en de proceskosten voor het overige zullen worden gecompenseerd in die zin dat elke partij zijn/haar eigen kosten draagt. De kosten aan de zijde van [eiser sub [eiser sub 1 en 2]] [eiser 3 en 4] en [eiser sub 5] bedragen tot heden € 7.511,60, te specificeren als volgt:
dagvaarding € 85,60
vast recht € 4.584,00
salaris procureur € 2.842,00
5. De beslissing
De rechtbank
1. verklaart voor recht
a. dat Hypoplan jegens [eiser sub [eiser sub 1 en 2]] [eiser 3 en 4] en [eiser sub 5] toerekenbaar tekortgeschoten is en dat Hypoplan volledig aansprakelijk is voor de door [eiser sub [eiser sub 1 en 2]] [eiser 3 en 4] en [eiser sub 5] geleden schade,
b. dat [gedaagde] jegens [eiser sub 1 en 2] toerekenbaar tekortgeschoten is en volledig aansprakelijk is voor de door hem geleden schade,
2. veroordeelt Hypoplan en [gedaagde] hoofdelijk te betalen aan [eiser sub 1 en 2]:
a. een bedrag van € 168.806,-,
b. een bedrag aan gemiste rendementsuitkeringen vanaf 1 december 2003 tot aan de dag der voldoening, op te maken bij staat,
c. een bedrag aan (her)financieringsschade in verband met de eigen woning, op te maken bij staat,
d. een bedrag wegens buitengerechtelijke kosten van € 2.842,00,
e. de wettelijke rente over de bedragen sub a, b, c en d vanaf de dag waarop Hypoplan en [gedaagde] met de voldoening daarvan in verzuim zijn geweest tot de dag van betaling,
3. veroordeelt Hypoplan aan [eiser 3 en 4] te betalen:
a. een bedrag van € 181.600,-,
b. een bedrag aan gemiste rendementsuitkeringen vanaf 1 december 2003 tot aan de dag der voldoening, op te maken bij staat,
c. een bedrag aan (her)financieringsschade, op te maken bij staat,
d. een bedrag wegens buitengerechtelijke kosten van € 2.842,00,
e. de wettelijke rente over de bedragen sub a, b, c en d vanaf de dag waarop Hypoplan met de voldoening daarvan in verzuim is geweest tot de dag van betaling,
4. veroordeelt Hypoplan aan [eiser sub 5] te betalen:
a. een bedrag van € 50.000,-,
b. een bedrag aan gemiste rendementsuitkeringen vanaf 1 december 2003 tot aan de dag der voldoening, op te maken bij staat,
c. een bedrag aan (her)financieringsschade, op te maken bij staat,
d. een bedrag wegens buitengerechtelijke kosten van € 1.788,00,
e. de wettelijke rente over de bedragen sub a, b, c en d vanaf de dag waarop Hypoplan met de voldoening daarvan in verzuim is geweest tot de dag van betaling,
5. veroordeelt Hypoplan in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van [eiser sub [eiser sub 1 en 2]] [eiser 3 en 4] en [eiser sub 5] en tot aan dit vonnis begroot op € 7.511,80, en
compenseert de proceskosten voor het overige in die zin dat elke partij zijn/haar eigen kosten draagt,
6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2006.