ECLI:NL:RBARN:2006:AZ4032

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
143828
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over declaratie tussen advocaat en cliënt met betrekking tot werkzaamheden voor een besloten vennootschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een geschil tussen een advocaat, aangeduid als [eiser], en de besloten vennootschap PONDAC PRODUCTS B.V. over de hoogte van een declaratie. De advocaat heeft voor PONDAC en de heer [betrokkene], de toenmalig enig bestuurder van PONDAC, werkzaamheden verricht en heeft hiervoor een bedrag van € 16.582,46 in rekening gebracht. PONDAC betwist de hoogte van deze declaratie en vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, omdat het geschil volgens haar niet enkel over de hoogte van het bedrag gaat, maar ook over de grondslag van de vordering. PONDAC stelt dat de facturen grotendeels betrekking hebben op werkzaamheden voor de heer [betrokkene] in privé en dat de specificaties van de facturen te algemeen zijn om de hoogte van het verschuldigde bedrag te kunnen vaststellen.

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 32 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (WTBZ) alleen geschillen over de hoogte van de declaratie onder de bepalingen van de WTBZ vallen. De rechtbank concludeert dat PONDAC wel degelijk de hoogte van de declaratie betwist, maar dat dit niet uitsluit dat de rechtbank bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De rechtbank wijst de incidentele vordering van PONDAC af en verklaart zich bevoegd om de hoofdzaak te behandelen. PONDAC wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 452,00. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen.

Dit vonnis is uitgesproken door mr. O. Nijhuis op 18 oktober 2006 en betreft een civiele procedure in eerste aanleg.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 143828 / HA ZA 06-1380
Vonnis in incident van 18 oktober 2006
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. M. Stol te 's-Gravenhage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PONDAC PRODUCTS B.V.,
gevestigd te Zaltbommel,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. S.I.P. Schouten te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Pondac worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Vervolgens is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten
2.1. [eiser] heeft als advocaat werkzaamheden verricht voor zowel Pondac als voor de toenmalig enig bestuurder van Pondac, de heer [betrokkene], in privé. [eiser] heeft aan Pondac een bedrag van in totaal € 16.582,46 in rekening gebracht. In de hoofdzaak vordert [eiser] dat Pondac wordt veroordeeld om genoemd bedrag, vermeerderd met rente en kosten, aan hem te betalen.
3. De vordering en het verweer in het incident
3.1. Pondac vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Zij voert daartoe aan dat in de hoofdzaak in geschil is of [eiser], gezien de omvang van zijn voor Pondac verrichte werkzaamheden, het juiste bedrag in rekening heeft gebracht. De facturen waarvan [eiser] in de hoofdzaak betaling vraagt, zien immers grotendeels op werkzaamheden die ten behoeve van de heer [betrokkene] in privé zijn verricht. Daarnaast voert Pondac aan dat de bij de facturen behorende specificaties te algemeen zijn en daarom geen houvast bieden bij de bepaling van de hoogte van het door Pondac aan [eiser] verschuldigde bedrag. Pondac betwist dan ook de hoogte van de facturen die [eiser] haar heeft toegezonden.
Dit soort geschillen hoort thuis in een begrotingsprocedure bij de raad van toezicht te
’s-Gravenhage als bedoeld in artikel 32 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (hierna: de WTBZ) , aldus Pondac.
3.2. [eiser] voert gemotiveerd verweer. Hij stelt zich op het standpunt dat het geschil zich niet leent voor de begrotingsprocedure als bedoeld in artikel 32 van de WTBZ. De raad van toezicht is immers uitsluitend bevoegd indien de hoogte van de declaratie wordt betwist. Volgens [eiser] betwist Pondac niet de hoogte van de declaratie. Voor zover de rechtbank daarover anders oordeelt, is de rechtbank toch bevoegd om van het geschil kennis te nemen, aldus [eiser]. Pondac voert namelijk ook nog verweer tegen de grondslag van de vordering, door te stellen dat de facturen grotendeels zien op werkzaamheden ten behoeve van de heer [betrokkene] in privé. Dit laatste wordt overigens door [eiser] betwist. Ten slotte stelt [eiser] zich op het standpunt dat Pondac nalaat aan te geven welke specificaties zij nodig heeft en dat de verweren van Pondac tardief zijn.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling in het incident
4.1. De rechtbank overweegt dat onder een “verschil over het salaris, door den advocaat aan den cliënt berekend” in de zin van artikel 32 van de WTBZ moet worden verstaan een geschil over de hoogte van het bedrag van de declaratie. Alleen in geval van een geschil over de hoogte van het bedrag van de declaratie kunnen de artikelen 32 tot en met 40 van de WTBZ worden toegepast. Volgens geldende jurisprudentie zijn deze bepalingen niet van toepassing indien het geschil niet de hoogte van het gedeclareerde bedrag tot onderwerp heeft, maar er andere gronden worden aangevoerd waarom niet tot betaling wordt overgegaan.
4.2. Anders dan [eiser] is de rechtbank van oordeel dat Pondac wel degelijk de hoogte van de declaratie betwist. Pondac heeft dit immers met zoveel woorden gesteld in haar incidentele conclusie. Pondac stelt echter tevens dat de declaratie vooral ziet op werkzaamheden die [eiser] voor de heer [betrokkene] in privé heeft verricht. Dit verweer heeft betrekking op de grondslag van de vordering. Nu Pondac hiermee ook een verweer voert dat niet (uitsluitend) ziet op de hoogte van de declaratie, staat het [eiser] thans vrij zich te wenden tot de burgerlijke rechter.
4.3. De incidentele vordering van Pondac zal, gelet op het bovenstaande, worden afgewezen. De rechtbank zal zich bevoegd verklaren om van de vorderingen van [eiser] kennis te nemen.
4.4. Pondac zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
5. De hoofdzaak
5.1. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor conclusie van antwoord aan de zijde van Pondac.
5.2. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6. De beslissing
De rechtbank
in het incident
6.1. wijst het gevorderde af,
6.2. verklaart zich bevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
6.3. veroordeelt Pondac in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
6.4. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 29 november 2006 voor conclusie van antwoord aan de zijde van Pondac,
6.5. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2006.
Coll.: JC