ECLI:NL:RBARN:2006:AZ5882

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
463860 \ HA VERZ 06-5490
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H. van Empel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontbindingsverzoek arbeidsovereenkomst wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 20 december 2006 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van de werkgeefster tegen de werknemer. De werknemer, die sinds 1 mei 2005 in dienst was als verkoopmedewerker, was sinds 10 augustus 2006 gedeeltelijk arbeidsongeschikt door voetklachten. De werkgeefster verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen, stellende dat de arbeidsrelatie ernstig verstoord was. De werknemer betwistte dit en voerde aan dat het ontbindingsverzoek verband hield met zijn gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, waarbij hij zich beroept op de reflexwerking van het opzegverbod tijdens ziekte.

De kantonrechter heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de werkgeefster onvoldoende had aangetoond dat de arbeidsrelatie zodanig verstoord was dat verdere samenwerking niet mogelijk was. Bovendien werd overwogen dat de werkgeefster niet had aangetoond dat het ontbindingsverzoek geen verband hield met de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer. De kantonrechter oordeelde dat de reflexwerking van het opzegverbod tijdens ziekte van toepassing was, wat leidde tot de afwijzing van het ontbindingsverzoek.

Daarnaast werd de werkgeefster veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de werknemer, die zijn zaak had verdedigd. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de werkgever ten aanzien van re-integratie van gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de bescherming die de wet biedt tegen ontslag in dergelijke situaties.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Tiel
zaakgegevens 463860 \ HA VERZ 06-5490 \ 51 WHvE/MG
uitspraak van 20 december 2006
Beschikking
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [werkgeefster]
gevestigd te Boven-Leeuwen
verzoekende partij
gemachtigde mr. J.L.J.J. Nelissen
tegen
[werknemer]
wonende te Boven-Leeuwen
verwerende partij
gemachtigde mr. S.M.J. Koolwijk
Partijen worden hierna [werkgeefster] en [werknemer] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het verzoekschrift met producties d.d. 6 oktober 2006;
- het verweerschrift met producties;
- de nadere producties aan de zijde van [werkgeefster],
- de nadere producties aan de zijde van [werknemer],
- de pleitnota van mr. J.L.J.J. Nelissen
- de aantekeningen van de griffier van de op 8 november 2006 in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden gehouden mondelinge behandeling;
In overleg met partijen heeft de kantonrechter de zaak verwezen naar de extra judiciële terechtzitting van woensdag 22 november 2006 voor akte aan de zijde van [werknemer]. [werknemer] heeft deze akte genomen waarbij producties in het geding zijn gebracht. [werkgeefster] heeft een antwoordakte genomen.
2.1. Het geschil en de beoordeling daarvan
2.1. De navolgende feiten staan vast:
a. [werknemer] (leeftijd 39 jaar) is op 1 mei 2005 bij [werkgeefster] in dienst getreden in de functie van verkoopmedewerker. Op basis van een
37-urige werkweek bedraagt het salaris van [werknemer] € 2.067,53 bruto
per maand.
b. [werknemer] is sedert 10 augustus 2006 gedeeltelijk arbeidsongeschikt.
Hij heeft voetklachten. De bedrijfsarts van Commit B.V. heeft [werkgeefster] bij brief d.d. 28 augustus 2006 laten weten dat [werknemer] halve dagen in de eigen functie kan werken met een beperking voor tillen en sjouwen.
c. Bij brief d.d. 12 september 2006 heeft de gemachtigde van [werkgeefster]
[werknemer] bericht dat [werkgeefster] streeft naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [werkgeefster] ervaart de arbeidsrelatie met [werknemer] als ernstig verstoord. [werknemer] wordt meegedeeld dat continuering van het dienstverband voor [werkgeefster] geen optie meer is. De wens om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen heeft volgens
[werkgeefster] niets met de ‘voetenkwestie’ te maken.
d. [werknemer] heeft vervolgens [werkgeefster] in kort geding gedagvaard voor de zitting van 11 oktober 2006 van de kantonrechter in Tiel.
Kort samengevat vorderde [werknemer] de veroordeling van [werkgeefster] om hem in de functie van commercieel medewerker tot het werk toe te laten op straffe van verbeurte van een dwangsom.
e. Bij vonnis d.d. 25 oktober 2006 van (een ambtgenoot) van de kantonrechter in Tiel is [werknemer] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen op grond van de overweging dat [werknemer] verzuimd had een second opinion van het UWV over te leggen.
2.2 [werkgeefster] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7:685 BW.
[werkgeefster] stelt dat de arbeidsrelatie met [werknemer] zodanig verstoord is geraakt dat verdere samenwerking niet langer mogelijk is. Uitdrukkelijk wordt gesteld dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met de gedeeltelijke arbeidsongeschikt-heid van [werknemer].
2.3. [werknemer] heeft het ontbindingsverzoek betwist en concludeert tot afwijzing daarvan. Hij voert aan dat het ontbindingsverzoek wel degelijk verband houdt met zijn gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Hij beroept zich op de reflexwerking van het opzegverbod tijdens ziekte.
2.4. De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek af daar, nog daargelaten of wel voldoende aannemelijk is geworden dat de relatie tussen partijen zodanig verstoord is geraakt dat verdere samenwerking niet langer mogelijk zou zijn, zoals door
[werkgeefster] is gesteld en gemotiveerd is betwist door [werknemer] en om die reden
niet zonder meer valt uit te sluiten dat in het kader van het reïntegratieproces terugkeer van [werknemer] naar de werkvloer niet mogelijk zou zijn, is in ieder geval niet gesteld door [werkgeefster] of anderszins in dit proces gebleken dat
[werkgeefster] heeft bevorderd dat [werknemer] zou kunnen worden ingeschakeld in voor hem passende arbeid in het bedrijf van een andere werkgever, zoals is voorgeschreven in lid 1 van artikel 7:658 ABW. Het bevorderen van reïntegratie van een (gedeeltelijke) arbeidsongeschikte werknemer is een bijzondere verplichting van de werkgever.
Dat [werknemer] in staat is gedeeltelijk te reïntegreren blijkt ook uit de door de gemachtigde van [werknemer] bij akte d.d. 22 november 2006 overgelegde rapportage. De rapporteur beantwoordt de vraag in hoeverre [werkgeefster] voldoende reïntegratie-inspanningen heeft gepleegd, mede vanwege het arbeidsconflict negatief. [werknemer] heeft wel voldoende reïntegratie-inspanningen gepleegd volgens de rapporteur.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het ontbindingsverzoek wel degelijk verband houdt met de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van [werknemer] en moet daarom het ontbindingsverzoek afwijzen vanwege de door de gemachtigde van
[werknemer] bepleite reflexwerking van het opzegverbod tijdens ziekte.
[werkgeefster] wordt als de in het ongelijk gestelde procespartij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
3 De beslissing
De kantonrechter
3.1. wijst het ontbindingsverzoek af;
3.2. veroordeelt [werkgeefster] tot betaling van de proceskosten tot aan deze
uitspraak aan de zijde van [werknemer] begroot op € 350,00.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. W.H. van Empel en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2006.