ECLI:NL:RBARN:2006:BB9763

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/3232 t/m 06/3247 en 06/3329
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met boetebeschikkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 9 november 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor Nijmegen, over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 1993 tot en met 2002. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen en de boetebeschikkingen die door verweerder zijn opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen heeft gehandhaafd in de uitspraken op bezwaar van 20 april 2006. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld op 31 mei 2006.

Tijdens de zitting op 19 oktober 2006 is er een compromis bereikt tussen partijen, waarbij de boetebeschikkingen zijn verminderd tot 25% en de navorderingsaanslagen voor de jaren 2001 en 2002 zijn verminderd met respectievelijk f. 4.287 en € 555. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting 2001 en 2002 en de boetebeschikkingen. Tevens is bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar.

De rechtbank heeft verder gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38 vergoedt. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem of beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/3232 t/m 06/3247 en 06/3329
Uitspraakdatum: 9 november 2006
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor Nijmegen, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor de jaren 1993 tot en met 2002 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd. Voorts heeft verweerder aan eiser over de jaren 1994 tot en met 2000 navorderingsaanslagen vermogensbelasting opgelegd. Over de na te vorderen bedragen heeft verweerder bij beschikking boeten opgelegd van 100% (opzet en recidive).
Verweerder heeft bij de uitspraken op bezwaar van 20 april 2006 de navorderingsaanslagen en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 30 mei 2006, ontvangen bij de rechtbank op 31 mei 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2006 te Arnhem. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
2. Feiten
Aan eiser zijn de navolgende navorderingsaanslagen opgelegd:
Navorderingsaanslag IB Boete Heffingsrente
1993 F 2.235 F 2.234 F 760
1994 F 860 F 859 F 251
1995 F 2.918 F 2.918 F 786
1996 F 3.361 F 3.361 F 888
1997 F 2.045 F 2.044 F 509
1998 F 739 F 738 F 159
1999 F 7.847 F 7.846 F 1.468
2000 F 3.832 F 3.832 F 577
2001 F 7.559 F 7.559 F 811
2002 € 3.540 (F 7.801) € 3.540 (F 7.801)€ 365 (F 804)
Navorderingsaanslag VB Boete Heffingsrente
1994 F 1.665 F 1.665 F 564
1995 F 1.259 F 1.259 F 368
1996 F 1.216 F 1.216 F 326
1997 F 1.920 F 1.920 F 476
1998 F 2.240 F 2.240 F 484
1999 F 2.011 F 2.011 F 374
2000 F 2.130 F 2.130 F 319
3. Geschil
In geschil is:
- of sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt;
- indien sprake is van een nieuw feit:
of de enkelvoudige belasting terecht en naar de juiste bedragen is opgelegd;
of de boeten terecht en naar een juist bedrag zijn opgelegd;
of de heffingsrente naar het juiste bedrag is opgelegd.
4. Beoordeling van het geschil
Partijen zijn ter zitting bij wijze van compromis overeengekomen dat de onderhavige boetebeschikkingen moeten worden verminderd tot 25% (grove schuld, geen recidive).
Eiser heeft zich voorts neergelegd bij het standpunt van verweerder dat de enkelvoudige inkomsten- en vermogensbelasting terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd, met uitzondering van de jaren 2001 en 2002. Verweerder heeft toegezegd de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2001 en 2002 met f. 4287 respectievelijk € 555 te zullen verminderen. De heffingsrente zal dienovereenkomstig worden verminderd.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar uitsluitend voorzover die zien op de navorderingsaanslagen
inkomstenbelasting 2001 en 2002 alsmede de boetebeschikkingen;
- vermindert de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting 2001 en 2002 met f. 4.287 respectievelijk € 555
en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- vermindert de boeten tot 25% en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde
uitspraken op bezwaar;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38
vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 9 november 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. L.B.M. Klein Tank, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Gankema, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.