Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/3655
Uitspraakdatum: 2 maart 2006
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X],
wonende te [z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst Oost, kantoor Enschede,
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde].
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2002 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (aanslagnummer [00].H.26) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 300.087 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.929.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij de uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2006 te Arnhem.
Partijen zijn daar verschenen.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
2. De feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:
Eiseres dreef tot 1 april 2002 voor eigen rekening een onderneming in [Q] onder de naam Café Kwalitaria [A].
Bij overeenkomst van 29 december 2001 heeft eiseres deze onderneming per 1 april 2002 verkocht aan een derde (hierna: de koper). Daarbij heeft eiseres de goodwill, de inventaris, de vorderingen en de rechten voortvloeiende uit de leverantiecontracten overgedragen aan de koper. Ook de in de onderneming van eiseres werkzame oproepkrachten (4 personen) zijn overgegaan naar de koper.
Van 1 oktober 2002 tot 1 augustus 2003 heeft eiseres in loondienst gewerkt bij Eetcafé [B] in [R]. Eetcafé [B] is gelegen op een afstand van 17 kilometer van Café Kwalitaria [A].
In maart 2005 heeft eiseres de exploitatie van Eetcafé [B] overgenomen.
In haar aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002 heeft eiseres ter zake van de bij de verkoop van Café Kwalitaria [A] behaalde boekwinst van € 119.400 een herinvesteringsreserve gevormd.
Bij de aanslagregeling heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres haar onderneming in het onderhavige jaar geheel heeft gestaakt en in maart 2005 een nieuwe onderneming is gestart. Op grond daarvan heeft hij het bedrag van de herinvesteringsreserve aan de belastbare winst toegevoegd.
3. Het geschil
In geschil is of eiseres voor de boekwinst behaald bij de verkoop van Café Kwalitaria [A] een herinvesteringsreserve als bedoeld in artikel 3.54 van de Wet inkomstenbelasting 2001 mag vormen.
4. Beoordeling van het geschil
De rechtbank stelt voorop dat bij staking van een onderneming voor de bij de vervreemding van bedrijfsmiddelen behaalde boekwinst geen herinvesteringsreserve kan worden gevormd.
Beoordeeld moet dus worden of de onderneming van eiseres in het onderhavige jaar is gestaakt, hetgeen verweerder stelt en eiseres betwist.
De rechtbank overweegt dat de onder 2. weergegeven feiten geen andere conclusie toelaten dan dat eiseres door verkoop haar onderneming Café Kwalitaria [A] in 2002 heeft gestaakt. De rechtbank laat daartoe wegen dat de goodwill, de inventaris, de vorderingen en de rechten voortvloeiende uit de leverantiecontracten zijn overgedragen aan de koper en dat de in de onderneming werkzame oproepkrachten zijn overgegaan naar de koper. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres pas in maart 2005, bijna 3 jaar na de beëindiging van de exploitatie van Café Kwalitaria [A], is begonnen met de exploitatie van Eetcafé [B] en in de tussenliggende periode geruime tijd in loondienst werkzaam is geweest.
Het betoog van eiseres ter zitting dat het enige vaste personeelslid van Café Kwalitaria [A] wel is overgegaan naar Eetcafé [B] leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Hetzelfde heeft te gelden voor de niet nader onderbouwde stelling van eiseres dat de oorspronkelijke klantenkring hetzelfde is gebleven.
Dat eiseres mogelijk reeds in 1999 het voornemen had om Eetcafé [B] over te nemen kan evenmin leiden tot de conclusie dat haar onderneming Café Kwalitaria [A] in 2002 niet is gestaakt. Onder de gegeven omstandigheden vormt Eetcafé [B] voor eiseres een nieuwe onderneming, zodat van een vervanging van bedrijfsmiddelen binnen de (voortgezette) oude onderneming geen sprake is. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 8 februari 2002, nr. 36 992, VN 2002/9.14.
Nu eiseres de door haar gedreven onderneming Café Kwalitaria [A] in 2002 heeft gestaakt, kan voor de boekwinst die is behaald bij de verkoop van deze onderneming geen herinvesteringsreserve worden gevormd. Het beroep is dan ook ongegrond.
5. Proceskosten
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. V.M. van Daalen-Mannaerts, rechter. De beslissing is in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. R.P.M. Lemmen, griffier, op 2 maart 2006.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem;
dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.