ECLI:NL:RBARN:2007:AZ6235

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
444360\CV EXPL 06-3872
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Huidekoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid Nederlandse rechter in geschil over licentieovereenkomst en onderhoudscontract

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap [eiseres] Holding B.V. en de naamloze vennootschap naar Belgisch recht: [gedaagde] Bouw N.V. De kern van het geschil betreft de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de zaak die voortvloeit uit een licentieovereenkomst en een onderhoudscontract voor een softwarepakket genaamd X-steel. De eiseres heeft in de periode oktober tot december 2005 een softwarepakket aan de gedaagde geleverd en een onderhoudscontract afgesloten, maar de gedaagde heeft de facturen niet betaald. De gedaagde heeft zich beroepen op de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter, stellende dat de overeenkomst in België diende te worden uitgevoerd, en dat de Brussel I-verordening van toepassing is.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bevoegdheid van de rechter moet worden getoetst aan de Brussel I-verordening, die bepaalt dat de rechter van de plaats waar de verbintenis is uitgevoerd bevoegd is. In dit geval is de kantonrechter van oordeel dat de overeenkomst niet op het kantoor van de eiseres is uitgevoerd, maar in België, waar de softwarepakketten zijn geleverd en het personeel van de gedaagde is opgeleid. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om van de zaak kennis te nemen, en heeft de eiseres in het ongelijk gesteld. De kosten van de procedure zijn voor rekening van de eiseres.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de zaak wordt verwezen naar de bevoegde rechter in België en dat de eiseres de proceskosten moet dragen, die zijn begroot op € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde van de gedaagde. Dit vonnis is uitgesproken op 15 januari 2007.

Uitspraak

Vonnis in het incident
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 444360 \ CV EXPL 06-3872 \ PH/180/TS
uitspraak van 15 januari 2007
Vonnis in het incident
in de zaak van
de besloten vennootschap [eiseres] Holding B.V.
gevestigd te Zevenaar
eisende partij
gemachtigde mr. H.L. Thiescheffer
tegen
de naamloze vennootschap naar Belgisch recht: [gedaagde] Bouw N.V.
gevestigd te Ieper, België
gedaagde partij
gemachtigde mr. L. Decabooter
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- de dagvaarding van 13 april 2006 met producties
- de incidentele vordering tot onbevoegdheid met een productie
- de conclusie van antwoord in het incident met producties
- de rolbeschikking van 9 oktober 2006
- de akte van 6 november 2006 van de kant van [gedaagde]
- bij antwoordakte van 4 december 2006 van de kant van [eiseres].
2. De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1 In of omstreeks de periode oktober – december 2005 heeft [eiseres] aan [gedaagde] verkocht en geleverd een softwarepakket genaamd X-steel en heeft [eiseres] met [gedaagde] een onderhoudscontract afgesloten.
2.2 [eiseres] heeft [gedaagde] de volgende facturen gestuurd:
Factuur 20050531 30 september 2005 € 390,00
Factuur 20050504 1 oktober 2005 € 2.575,00
Factuur 20050822 15 december 2005 € 7.083,34
Factuur 20060001 11 januari 2006 € 2.575,00
_________
Totaal € 12.623,34
2.3 Ondanks aanmaningen en sommaties heeft [gedaagde] de facturen tot op heden niet betaald.
3. Het geschil
3.1 [eiseres] vordert op de in de inleidende dagvaarding genoemde gronden [gedaagde] te veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.000,00 vanaf 13 april 2006 tot aan de dag der voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2 [gedaagde] heeft een beroep gedaan op de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter. Ingevolge artikel 5.lid 1.sub a. van de Verordening (EG) Nr. 44/2001 van de Raad van Ministers van de Europese Gemeenschap betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en ten uitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, op 22 december 2000 goedgekeurd, op 16 januari 2001 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en op 1 maart 2002 in werking getreden (hierna: Brussel I-verordening) is de algemene regel inzake internationale bevoegdheid ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomsten: “het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd.” In dit geval gaat het over licentieovereenkomsten die in België en meer in het bijzonder in Everdinge dienden te worden uitgevoerd. De leveringen en opleidingen vonden in België plaats. Het aanbod van [eiseres] gedaan op 29 mei 2002 vermeldt geen forumbeding. De Nederlandse rechter is dan ook onbevoegd ratione loci, aldus [gedaagde].
3.3 [eiseres] heeft bij conclusie van antwoord in het incident betoogd dat de Nederlandse rechter wel degelijk bevoegd is. Daartoe heeft zij een kopie van de overeenkomst van 25 oktober 2002 in het geding gebracht, welke overeenkomst ten grondslag ligt aan haar vordering. Uit deze overeenkomst kan volgens [eiseres] worden afgeleid dat [eiseres] een tweetal licenties op softwarepakketten genaamd X-steel aan [gedaagde] heeft verkocht en geleverd. De transactie kan worden gekwalificeerd als een huurkooptransactie. Immers voor wat betreft de eerste licentie heeft [eiseres] in de overeenkomst aangegeven dat er volgens de formule huurkoop gekocht en geleverd zou worden.
[eiseres] kan erkennen dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter getoetst dient te worden aan de Brussel I-verordening. [eiseres] is van mening dat de verbintenis bestaande uit het ter beschikking stellen van de licentie ten uitvoer is gelegd op haar kantoor. Subsidiair is [eiseres] van mening dat de verbintenis die aan de vordering ten grondslag ligt, ziet op het betalen van de overeengekomen licentievergoeding. Deze licentievergoeding dient te worden betaald op het kantoor van [eiseres]. Verder heeft [eiseres] gewezen op artikel 57 van het Weens Koopverdrag, waarin is bepaald dat, indien partijen geen andere bepaalde plaats ter zake van de betaling zijn overeengekomen, de koper de verkoper op haar kantoor dient te betalen.
Tot slot heeft [eiseres] een kopie van haar algemene leverings- en betalingsvoorwaarden in het geding gebracht. In artikel 16.2 van deze voorwaarden is bepaald dat de Nederlandse kantonrechter te Arnhem bevoegd is.
3.4 [gedaagde] heeft bij akte van 6 november 2006 betoogd dat zij de door [eiseres] in het geding gebrachte voorwaarden nooit heeft ontvangen. [eiseres] kan zich op deze voorwaarden dan ook niet beroepen. Bovendien is de overeenkomst van 25 oktober 2002 achterhaald door de overeenkomst van 22 april 2003 die geen forumbeding bevat.
Ingevolge artikel 5 lid 1 sub b van de Brussel I-verordening is de bijzondere regeling inzake de internationale bevoegdheid, tenzij anders overeengekomen, voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden en voor de verstrekking van diensten, de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden. In dit geval staat het volgens [gedaagde] onomstootbaar vast dat de softwarepakketten werden geleverd in België en dat het personeel van [gedaagde] in België werd opgeleid. Volgens [gedaagde] is het niet langer meer de plaats waar de betalingsverbintenis berust die de rechter bevoegd maakt.
3.5 Bij antwoordakte van 4 december 2006 heeft [eiseres] betoogd dat het niet relevant is waar de licentie wordt uitgeoefend. Het is relevant waar de overeenkomst is uitgevoerd. [eiseres] is van mening dat de overeenkomst op haar kantoor is uitgevoerd, omdat daar het verlenen van de licentie tot stand is gekomen. Verder is [eiseres] van mening dat op basis van de toepasselijke voorwaarden de bevoegdheid van de Nederlandse rechter vaststaat.
4. De beoordeling
4.1 In de tussen [eiseres] en [gedaagde] op 25 oktober 2002 gesloten overeenkomst staat vermeld dat “Op al onze overeenkomsten en transacties (…) onze Algemene voorwaarden van toepassing (zijn), zoals gedeponeerd bij de KvK Arnhem.” [gedaagde] heeft betwist dat zij deze voorwaarden ooit heeft ontvangen. Onder verwijzing naar artikel 6:233 onder b. van het Burgerlijk Wetboek dient een gebruiker van algemene voorwaarden, in dit geval [eiseres], aan de wederpartij, in dit geval [gedaagde], een redelijke mogelijkheid te bieden van de inhoud van de algemene voorwaarden kennis te nemen. In het algemeen dient de gebruiker de algemene voorwaarden uiterlijk op het moment dat de overeenkomst wordt gesloten aan de wederpartij ter hand te hebben gesteld. Gesteld noch gebleken is dat dit redelijkerwijs niet mogelijk is geweest. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de algemene voorwaarden niet op de overeenkomst van toepassing zijn. [eiseres] komt dan ook geen beroep op het in de algemene voorwaarden opgenomen forumbeding toe.
4.2 Tussen [eiseres] en [gedaagde] staat vast dat de bevoegdheid van de rechter, tenzij anders is overeengekomen, getoetst dient te worden aan de Brussel I – verordening. Nu geen forumbeding is overeengekomen, zal de kantonrechter de bevoegdheid van de rechter toetsen aan de Brussel I-verordening. Anders dan [eiseres] heeft gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat de overeenkomst niet op het kantoor van
[eiseres] is uitgevoerd, omdat daar – naar de mening van [eiseres] - het verlenen van de licentie tot stand is gekomen. Onder verwijzing naar artikel 5 lid 1 onder b van de Brussel I-verordening is de bijzondere regeling inzake de internationale bevoegdheid voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden en voor de verstrekking van diensten, de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden. In de tussen [eiseres] en [gedaagde] op 25 oktober 2002 gesloten overeenkomst staat als afleveringsadres “N.V. [gedaagde]-Bouw te Elverdinge-Ieper te België vermeld. Tevens staat in deze overeenkomst “6 dagen opleiding bij u in de buurt” vermeld. Daaruit leidt de kantonrechter af dat [eiseres] en [gedaagde] zijn overeengekomen dat de leveringen en de diensten in België zouden plaatsvinden. Volgens [gedaagde] is dat ook het geval geweest. De softwarepakketten zijn in België geleverd en het personeel van [gedaagde] is in België opgeleid. Dit is door [eiseres] niet betwist. De plaats waar de overeengekomen licentievergoeding dient te worden betaald, maakt deze rechter, onder verwijzing naar de Brussel I-verordening, niet bevoegd.
4.3 Het voorgaande leidt tot het oordeel van de kantonrechter dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om van de zaak kennis te nemen.
4.4 [eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de kosten van de procedure dragen.
5. beslissing
De kantonrechter
5.1 verklaart zich onbevoegd om van de zaak kennis te nemen;
5.2 verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de bevoegde rechter in België;
5.3 veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [gedaagde] begroot op € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.A. Huidekoper en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2007.