zaaknummer / rolnummer: 141014 / HA ZA 06-885
Vonnis van 24 januari 2007
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. D.H. Sloof te Almere,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PEOPLE CONNECT SERVICES B.V.,
gevestigd te Zevenaar,
gedaagde,
procureur mr. L. Paulus,
advocaat mr. M. de Vries te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en PCS genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 oktober 2006;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 december 2006.
1.2. Op de comparitie van partijen is PCS noch haar raadsman verschenen.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 1 april 2005 hebben [eiser], handelend onder de handelsnaam “Provare”, en PCS een schriftelijke overeenkomst van opdracht gesloten, waarbij [eiser] als opdrachtnemer zich jegens PCS als opdrachtgever verplichtte buiten dienstbetrekking werkzaamheden als “materials manager” te verrichten bij een cliënt van PCS, te weten Sendo International B.V. De overeenkomst is aangegaan voor de periode 1 april 2005 tot 1 oktober 2005 op basis van 8 uur per dag en 40 uur per week. De overeengekomen vergoeding bedroeg € 43,85 exclusief BTW per uur met een maximum van € 6900,- exclusief BTW per maand.
2.2. De overeenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
Artikel 3 – Duur en verlenging
1. De duur van deze overeenkomst is in principe vastgelegd in artikel 2.
2. (…)
Artikel 10 – Overmacht
Ingeval van overmacht wordt de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien of verbandhouden met de uitvoering van deze overeenkomst, voor de betreffende Partij geheel of gedeeltelijk opgeschort voor de duur van zodanige overmacht, zonder dat Partijen wederzijds tot enige schadevergoeding dienaangaande zijn gehouden. Ingeval van overmacht zal hiervan schriftelijk aan de wederpartij mededeling worden gedaan, onder overlegging van de nodige bewijsstukken.
Artikel 11 – Tussentijdse beëindiging van de Overeenkomst van Opdracht
1. Elk der Partijen heeft het recht deze overeenkomst, zonder dat een schriftelijke ingebrekestelling of tussenkomst van de rechter is vereist, met onmiddellijke ingang geheel of gedeeltelijk tussentijds te beëindigen indien:
• Iedere Partij, ingeval de Wederpartij een beroep doet op overmacht en de overmachtsperiode langer dan 3 maanden heeft geduurd of zodra vaststaat dat deze periode langer dan 3 maanden zal duren;
• Iedere Partij, ingeval door de Wederpartij surséance van betaling is aangevraagd dan wel de Wederpartij in staat van faillissement is verklaard.
2. (…)
2.3. Op 13 juni 2005 heeft PCS de overeenkomst schriftelijk per direct opgezegd. Als reden voor de opzegging heeft PCS aangevoerd de beëindiging van de overeenkomst tussen PCS en Sendo International Ltd.
2.4. Bij brief van 14 juni 2005 heeft [eiser] aangegeven niet akkoord te gaan met de eenzijdige opzegging en PCS aansprakelijk gesteld voor de door hem te lijden schade.
2.5. Sendo International Ltd. bevindt zich “in administration” (hetgeen overeenkomt met een surséance van betaling) en heeft haar activiteiten gestaakt.
2.6. Op 13 respectievelijk 20 juni 2005 heeft [eiser] PCS een tweetal facturen gestuurd tot betaling van de contractuele werkzaamheden in juni. Van deze facturen is een bedrag van € 2.346,92 (€ 481,- respectievelijk € 1.865,92) onbetaald gebleven.
2.7. [eiser] heeft per 1 augustus 2005 een andere opdracht aanvaard.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - veroordeling van PCS tot betaling van € 28.472,78 aan hoofdsom en € 1.250,- wegens buitengerechtelijke kosten, een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [eiser] baseert zijn vordering op de overeengekomen vergoeding gedurende het restant van de overeengekomen duur van de overeenkomst.
3.3. PCS voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Door de contactueel overeengekomen betalingen niet te verrichten gedurende de tijd dat [eiser] zich voor de overeengekomen werkzaamheden beschikbaar hield en de looptijd van de overeenkomst nog niet was verstreken, is PCS tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
4.2. PCS heeft als verweer tegen de vordering aangevoerd dat de surséance van betaling van Sendo International Ltd. voor haar een overmachtssituatie in het leven heeft geroepen. Zij beroept zich dan ook op de bepalingen in de overeenkomst inzake overmacht.
4.3. PCS heeft ter onderbouwing van haar beroep op overmacht aangevoerd dat Sendo International Ltd. haar enige opdrachtgever was en dat al haar opdrachtnemers uitsluitend voor deze opdrachtgever werkzaamheden verrichten. Zij stelt dat ook [eiser] hiervan op de hoogte was.
4.4. De rechtbank verwerpt het beroep op overmacht. Van overmacht in de zin van een niet toerekenbare tekortkoming is eerst sprake indien de tekortkoming niet is te wijten aan de schuld van de debiteur, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Door de surséance van Sendo International Ltd. is de betaling van [eiser] door PCS niet onmogelijk geworden. Niet-betaling moet dan ook geacht worden te zijn veroorzaakt door de schuld van PCS. Ook brengen de in het verkeer geldende opvattingen mee dat een opdrachtgever, die als commercieel tussenpersoon voor een bepaalde tijd een opdrachtnemer contracteert om bij een derde werkzaamheden te verrichten, het risico draagt dat de door hem uitgezochte derde, bij wie de opgedragen werkzaamheden moeten worden verricht, de uitvoering van de werkzaamheden voortijdig onmogelijk maakt. De financiële onmacht van de derde dient in zo’n geval voor rekening van de opdrachtgever te komen.
4.5. Afgezien van het voorgaande is beëindiging van de overeenkomst wegens overmacht krachtens artikel 11 van de overeenkomst slechts mogelijk door de wederpartij van degene die zich op overmacht beroept. Nu PCS zich op overmacht beroept, zou slechts [eiser] de overeenkomst op die grond kunnen beëindigen. Daarvan is hier echter geen sprake.
4.6. PCS is dan ook gehouden de betalingen aan [eiser] overeenkomstig de overeenkomst te voldoen.
4.7. Op de comparitie van partijen heeft [eiser] aangegeven dat hij – ter beperking van zijn schade – per 1 augustus 2005 een andere betaalde opdracht heeft aanvaard. Aangenomen moet dan ook worden dat [eiser] over de maanden augustus en september 2005 geen schade heeft geleden door de tekortkoming van PCS en zich in die maanden niet meer ter beschikking van PCS heeft gehouden.
4.8. Voor toewijzing komen dan in aanmerking het nog niet betaalde gedeelte van de facturen over juni 2005 ad € 2.346,92 en de overeengekomen vergoeding over juli 2005 ad € 6.900,-. In totaal komt dit neer op € 9.246,92.
4.9. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn niet weersproken en kunnen daarom in beginsel worden toegewezen. Nu niet gesteld of voldoende aannemelijk is gemaakt dat ten behoeve van [eiser] werkzaamheden zijn verricht die een hogere vergoeding rechtvaardigen dan is aanbevolen in het rapport Voor-werk II, zal de gevorderde vergoeding wegens buitengerechtelijke incassowerkzaamheden ambtshalve worden gematigd tot een bedrag gelijk aan twee punten van het op de hoofdsom toepasselijke liquidatietarief, met een maximum van 15% van de hoofdsom, zijnde € 768,00.
4.10. De wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de dag der dagvaarding omdat op de gevorderde datum 14 juni 2005 PCS met de diverse betalingen nog niet in verzuim was.
4.11. PCS zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [eiser] op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 84,87
- vast recht 685,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.673,87
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt PCS om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 10.014,92 (tienduizendveertien euro en tweeënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het nog niet betaalde deel van het bedrag van € 9.246,92 vanaf 11 mei 2006 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt PCS in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.673,87,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2007.