ECLI:NL:RBARN:2007:AZ9887

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
150611
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G. Noordraven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over auto tussen Panthera Leo B.V. en de Belastingdienst

In deze zaak heeft Panthera Leo B.V. een kort geding aangespannen tegen de Ontvanger van de Belastingdienst/Douane Noord en de Ontvanger van de Belastingdienst/Rivierenland. Het geschil betreft de eigendom van een auto die in beslag is genomen door de Belastingdienst voor belastingschulden van [betrokkene]. Panthera Leo stelt dat de auto eigendom is van haar en dat de beslaglegging onterecht is. De rechtbank heeft vastgesteld dat Panthera Leo niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanaf 14 juli 2006 eigenaar is van de auto, noch dat er een eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden vóór de beslaglegging op 3 en 4 oktober 2006. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst bevoegd was om de auto in beslag te nemen en in bewaring te geven voor de belastingschulden van [betrokkene]. De vorderingen van Panthera Leo worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van de Belastingdienst, die tot op heden zijn begroot op € 1.064,00. Het vonnis is uitgesproken door mr. G. Noordraven op 8 februari 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 150611 / KG ZA 07-10
Vonnis in kort geding van 8 februari 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PANTHERA LEO B.V.,
gevestigd te Bocholt (Duitsland),
eiseres bij dagvaarding van 17 januari 2007,
advocaat en procureur mr. A.F.J. Huigens,
tegen
1. DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/DOUANE NOORD,
kantoorhoudende te Nijmegen,
2. DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/RIVIERENLAND,
kantoorhoudende te Nijmegen,
gedaagden,
procureur mr. L. Paulus,
advocaat mr. J.E. van Praag,
Eiseres wordt hierna Panthera Leo genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk
de belastingdienst genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Panthera Leo
- de pleitnota van de belastingdienst.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Panthera Leo was op 9 september 2006 een volledige dochtervennootschap van Panthera Leo Holding B.V. (hierna: de holding). Directeur en enig aandeelhouder van de holding was destijds de heer [betrokkene] (hierna: [betrokkene]). Hij was toen ook indirect directeur van Panthera Leo. [betrokkene] woont in [woonplaats].
2.2. [betrokkene] is op 9 september 2006 door de belastingdienst voor controle aangehouden op een openbare weg in Nijmegen omdat hij daar reed in een auto met een Duits kenteken, te weten een Maserati, type M 138 AD Spider (hierna: de auto). Tijdens die controle is geconstateerd dat met betrekking tot de auto geen aangifte is gedaan voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) in de zin van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM). [betrokkene] heeft daarop het “informatieformulier buitenlandse kentekens” van de belastingdienst ontvangen. In dat formulier staan drie keuzemogelijkheden 1.) de auto uitvoeren; 2.) de auto invoeren en aangifte BPM doen; 3.) de auto invoeren en een vrijstelling van BPM aanvragen.
2.3. De belastingdienst heeft op 30 september 2006 [betrokkene] opnieuw aangehouden op een openbare weg in Nijmegen omdat hij daar met de auto reed. Gebleken is toen dat van geen van de drie mogelijkheden in het “informatieformulier buitenlandse kentekens” gebruik was gemaakt.
2.4. Op 3 oktober 2006 heeft de belastingdienst met betrekking tot de auto een BPM naheffingsaanslag opgelegd aan [betrokkene] en in dat verband tevens de auto in beslag genomen en in bewaring gegeven.
2.5. Op 4 oktober 2006 heeft de ontvanger te Nijmegen beslag op de auto gelegd voor nog openstaande premie- en belastingschulden van [betrokkene] over het jaar 2003.
2.6. [betrokkene] heeft op 18 oktober 2006 de aandelen in de holding overgedragen aan de heer [betrokkene 2], wonende in Duitsland.
3. Het geschil
3.1. Panthera Leo vordert (kort weergegeven) dat bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, waarin de belastingdienst wordt veroordeeld in de proceskosten, de beslagen op en de inbewaringgeving van de auto worden opgeheven, met veroordeling van de belastingdienst om op straffe van dwangsommen de beslagen en de inbewaringgeving opgeheven te houden en met veroordeling van de belastingdienst om executoriale maatregelen die mogelijk al in gang zijn gezet te schorsen, althans veroordeling van de belastingdienst om zekerheid te stellen voor de schadegevolgen van een eventuele executieverkoop van de auto.
3.2. Panthera Leo baseert de vorderingen op de stelling dat de auto nimmer eigendom van [betrokkene] is geweest en dat de auto daarom niet in beslag genomen had mogen worden voor schulden die niet van Panthera Leo zijn. Subsidiair neemt Panthera Leo het standpunt in dat de belastingdienst misbruik maakt van de bevoegdheid om ter inning van belastingen van [betrokkene] zich te verhalen op de auto die inmiddels van Panthera Leo is. In beide gevallen voert Panthera Leo aan dat de Wet BPM strijdig is met het EG-Verdrag.
Panthera Leo stelt een spoedeisend belang bij de vorderingen te hebben omdat zij kosten maakt voor vervangend vervoer van haar directeur ([betrokkene 2]) en omdat de auto iedere dag in waarde daalt en zij als eigenaar daarom de auto ieder moment moet kunnen vervreemden, hetgeen door de beslagen en de inbewaringgeving feitelijk onmogelijk is.
3.3. De belastingdienst voert verweer tegen de vorderingen. Hierna zal, voor zover nodig op de stellingen van partijen worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang bij de vorderingen volgt genoegzaam uit de stellingen van Panthera Leo.
4.2. Niet in geding is dat de auto feitelijk ter beschikking stond van [betrokkene] tijdens de controles op 9 en 30 september 2006 en dat de auto niet was geregistreerd in Nederland, maar in Duitsland. Dit betekent dat [betrokkene] op grond van art. 1 lid 5 juncto art. 5 lid 2 Wet BPM belastingplichtig was voor het gebruik van de auto in Nederland, ook als de auto toen niet zijn eigendom was. Hierdoor heeft te gelden dat de (naheffings)aanslagen terecht aan [betrokkene] zijn opgelegd. De stelling van Pantera Leo dat de aan [betrokkene] opgelegde BPM in strijd is met het EG-Verdrag wordt verworpen nu dit niet aanstonds is in te zien en Panthera Leo op geen enkele manier heeft onderbouwd waarom in dit geval sprake is van strijd met het EG-Verdrag, ook niet toen de voorzieningenrechter Panthera Leo had gevraagd om haar stelling nader toe te lichten.
4.3. Ter inning van de aan [betrokkene] opgelegde belastingaanslagen heeft de belastingdienst begin oktober 2006 beslag gelegd op de auto en tevens de auto in bewaring gegeven. Volgens Panthera Leo had de belastingdienst dat niet mogen doen omdat de auto van haar is.
4.4. Ter onderbouwing van haar stelling dat de auto haar eigendom is, heeft Panthera Leo de aan haar gerichte aankoopfactuur van 14 juli 2006 van Feldmeier Automobile GmbH te Langenberg (Duitsland) in het geding gebracht. Op de factuur lijkt niets aan te merken, maar de echtheid ervan wordt door de belastingdienst betwist. De factuur is op zichzelf dan ook onvoldoende om aan te nemen dat Panthera Leo eigenaar is van de auto.
4.5. Panthera Leo voert tevens aan dat het Duitse kenteken op haar naam is gesteld. Zij heeft daartoe een kopie van het Duitse kentekenbewijs van 14 juli 2006 overgelegd. Op die kopie staat Panthera Leo vermeld, maar op het origineel, dat ter zitting door Panthera Leo op verzoek van de voorzieningenrechter is getoond, is in tegenstelling tot de overgelegde kopie, onder de naam Panthera Leo ook zichtbaar de met kruisjes (xxxxx) doorgehaalde naam [betrokkene]. Daardoor lijkt het erop dat Panthera Leo met een gefabriceerde kopie van het originele kentekenbewijs heeft willen verhullen dat het kentekenbewijs aanvankelijk is uitgegeven aan [betrokkene]. Dat het kentekenbewijs door een misverstand op 14 juli 2006 niet op naam van Panthera Leo was gesteld, maar op naam van [betrokkene], zoals Panthera Leo betoogt, blijkt niet zonder meer uit de door Panthera Leo overgelegde brief
van 2 november 2006 van Kreis Gütersloh, Abteiling Strassenverkehr, waarin staat
“Das Ausfuhrkennzeichen (…) wurde am 14.07.06 an herrn Said [betrokkene] ausgegeben. Die Zuteilung hätte allerdings für die Fa. Panthera Leo erfolgen müssen”. Deze brief sluit niet uit dat [betrokkene] de auto aanvankelijk op zijn eigen naam had staan en dat hij later om hem moverende redenen Kreis Gütersloh heeft verzocht om de tenaamstelling te wijzigen,
te meer omdat uit het ter zitting getoonde originele kentekenbewijs ook niet volgt wanneer de naam van [betrokkene] is doorgehaald en omdat in het rapport van bevindingen, BPM DFB nummer 2006-0522-00833, dat de belastingdienst van de aanhouding en controle op 30 september 2006 heeft opgemaakt, vermeld staat “Ik (naam medewerker belastingdienst, vzr) heb [betrokkene] verteld dat de auto door de douane zou worden meegenomen naar een plaats van onderzoek ter bepaling van de belasting. Hier was [betrokkene] het niet mee eens (…) Nadat ik (naam medewerker belastingdienst, vzr) hem had aangegeven dat ik hem de vorige keer duidelijk de gevolgen had verteld en dat hij daarom nu een aanslag met verhoging kon verwachten vertelde hij dat hij naar een accountant was geweest en daar gevraagd had welke mogelijkheden er waren om toch nog 6 maanden met deze auto in Nederland te kunnen rijden. Deze had [betrokkene] geadviseerd om de auto op een Duitse rechtspersoon te zetten. Op mijn vraag of hij dat gedaan had bevestigde [betrokkene] dat. Echter op mijn vraag of de auto ook daadwerkelijk was overgeschreven zei [betrokkene] eerst ja en later zei hij dat alle papieren (verzekering en kenteken) nog steeds op zijn naam stonden. Zoals blijkt uit de aanwezige papieren (bijlage 4). ”.
4.6. Het vorenstaande betekent dat Pantera Leo niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanaf 14 juli 2006 eigenaar is van de auto, maar ook dat zij er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat de eigendomsoverdracht op enig ander moment vóór de beslaglegging en inbewaringgeving van 3 en 4 oktober 2006 heeft plaatsgevonden. In dit kort geding heeft daarom te gelden dat de belastingdienst de bevoegdheid had om de auto van [betrokkene] in beslag te nemen en in bewaring te geven voor belastingschulden van [betrokkene]. De belastingdienst is voorts bevoegd om de beslagen en de bewaring te handhaven omdat op grond van art. 453a lid 1 Rv een vervreemding die nadat beslag is gelegd, heeft plaatsgehad niet kan worden ingeroepen tegen de beslaglegger. Dat de belastingdienst misbruik maakt van die bevoegdheid is niet gebleken nu Panthera Leo niet heeft weersproken dat de auto voor de belastingdienst het enige verhaalsobject is voor de inning van de belastingschulden van [betrokkene]. De slotsom is dan ook dat de vorderingen worden afgewezen.
4.7. Panthera Leo zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit kort geding worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de belastingdienst worden tot op heden begroot op:
- vast recht € 248,00
- salaris procureur 816,00
Totaal € 1.064,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt Panthera Leo in de proceskosten, aan de zijde van de belastingdienst tot op heden begroot op € 1.064,00;
5.3. verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde op 8 februari 2007.