ECLI:NL:RBARN:2007:BA1467

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
146171
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement en bestuurdersaansprakelijkheid in civiele procedure

In deze civiele procedure, uitgesproken door de Rechtbank Arnhem op 21 februari 2007, zijn eisers, bestaande uit vijf natuurlijke personen, in een geschil verwikkeld met gedaagden, waaronder een failliete besloten vennootschap en een bestuurder. Gedaagde sub 2, de besloten vennootschap, was failliet verklaard op 29 november 2006, en de curator had gedaagde sub 1 aangesproken tot betaling van het faillissementstekort op basis van bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatig handelen jegens de gezamenlijke schuldeisers. De eisers stelden dat gedaagde sub 1 tekortgeschoten was in de nakoming van een overeenkomst die hij met hen had gesloten, en dat hij als bestuurder van gedaagde sub 2 onrechtmatig had gehandeld.

De rechtbank oordeelde dat de onweersproken stellingen van eisers voldoende waren om de vordering tegen gedaagde sub 1 te dragen. De primaire vordering, gebaseerd op tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst, werd toegewezen, terwijl de subsidiaire vordering tegen gedaagde sub 2 niet meer aan de orde kwam. De rechtbank stelde vast dat er geen risico was op tegenstrijdige uitspraken, aangezien de vordering tegen gedaagde sub 1 voldoende was onderbouwd.

De rechtbank veroordeelde gedaagde sub 1 tot betaling van verschillende bedragen aan de eisers, inclusief wettelijke rente, en stelde de proceskosten vast. De beslagkosten werden ook toegewezen, maar alleen voor zover deze betrekking hadden op gedaagde sub 1. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.D.A. den Tonkelaar.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 146171 / HA ZA 06-1748
Vonnis van 21 februari 2007
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser sub 4],
wonende te [woonplaats],
5. [eiser sub 5],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. P.A.C. de Vries,
advocaat mr. P.R. Hofstede te Doetinchem,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2].,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. J.M. Bosnak (onttrokken).
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mededeling van de procureur van gedaagden dat deze zich aan de zaak onttrekt, waarna zich voor gedaagden geen nieuwe procureur heeft gesteld.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De beoordeling
2.1. Gedaagde sub 2, [gedaagde sub 2], is failliet verklaard op 29 november 2006. In het faillissement is mr. I.M.H. Bloemen, te Nijmegen, tot curator benoemd en deze heeft de rechtbank laten weten E. [gedaagde sub 1], gedaagde sub 1 in deze zaak, te hebben aangesproken tot betaling van het faillissementstekort op grond van bestuurdersaansprakelijkheid/ onrechtmatig handelen jegens de gezamenlijke schuldeisers. De onderhavige vordering is voor zover het [gedaagde sub 1] betreft, ten dele gebaseerd op onrechtmatig handelen als bestuurder van [gedaagde sub 2] tegenover eisers. Dit betreft echter de subsidiaire stellingen van eisers, aangezien zij zich primair op het standpunt stellen dat zij uitsluitend [gedaagde sub 1] in persoon, handelend onder de naam ICC opdracht hebben gegeven hun belangen te behartigen (dagvaarding onder 4) en dat hij tekortgeschoten is in de nakoming van deze overeenkomst.
2.2. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de onweersproken stellingen van eisers de tegen [gedaagde sub 1] ingestelde vordering dragen.
2.3. Voorts is de rechtbank van oordeel dat nu de primaire, op tekortschieten in de nakoming van een overeenkomst gebaseerde, vordering tegen [gedaagde sub 1] moet worden toegewezen en de subsidiaire vordering tegen [gedaagde sub 2] niet meer aan de orde komt, ook de stelling dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld als bestuurder van [gedaagde sub 2] niet aan de orde is. Daarmee is dus het risico uitgesloten dat de aansprakelijkstelling door de curator en een vonnis in deze zaak tot niet verenigbare uitkomsten leiden of dat enkele van de mogelijk door een onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] gedupeerden bevoordeeld worden boven andere.
2.4. Eisers vorderen gedaagden te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar, doch uitsluitend voor zover het betreft het ten laste van [gedaagde sub 1] gelegde beslag op een onroerende zaak. Nu de vordering tegen [gedaagde sub 2] niet aan de orde komt, kan de rechtbank ook de kosten van ten aanzien van haar gelegde beslagen niet voor vergoeding in aanmerking laten komen. Ten aanzien van het beslag onder Coöperatieve Rabobank Noord Gooiland U.A. valt niet uit de stukken op te maken op wiens/wier naam de beslagen rekeningen staan, zodat de rechtbank de vordering indien en voor zover die strekt tot vergoeding van de desbetreffende beslagkosten, moet afwijzen.
2.5. De te vergoeden beslagkosten worden begroot op EUR 280,39 voor verschotten en EUR 1.421,00 voor salaris procureur (1 rekest x EUR 1.421,00).
2.6. [gedaagde sub 1] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,87
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 2.398,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 1.421,00 (1,0 punt × tarief EUR 1.421,00)
Totaal EUR 3.903,87
De beslissing
De rechtbank
2.7. veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan eisers sub 1, 2, 3 en 4 tezamen te betalen een bedrag van EUR 55.787,59 (vijfenvijftig duizendzevenhonderdzevenentachtig euro en negenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 1 februari 2005 tot de dag van volledige betaling,
2.8. veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan eiser sub 5 te betalen een bedrag van EUR 46.129,50 (zesenveertigduizendhonderdnegenentwintig euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 1 februari 2005 tot de dag van volledige betaling,
2.9. veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan de eisers tezamen te betalen een bedrag van EUR 2.842,00 (tweeduizendachthonderdtweeënveertig euro) vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van dit toegewezen bedrag vanaf 22 september 2006 tot de dag van volledige betaling,
2.10. veroordeelt [gedaagde sub 1] in de beslagkosten, tot op heden begroot op EUR 1.701,39,
2.11. veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op EUR 3.903,87,
2.12. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
2.13. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2007.