ECLI:NL:RBARN:2007:BA4561

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
2 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
484850 VV Expl. 07-8014
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.H. van Empel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en schorsing van een concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een kort geding tussen Welten Detachering B.V. en een ex-werknemer, aangeduid als [gedaagde in conventie]. De ex-werknemer had zijn arbeidsovereenkomst met Welten beëindigd per 1 april 2007 en was inmiddels in dienst getreden bij NIG B.V., een concurrent van Welten. Welten vorderde in conventie een verbod voor de ex-werknemer om bij NIG B.V. te werken, op straffe van een dwangsom, en daarnaast een voorschot op verbeurde boetes. In reconventie vorderde de ex-werknemer schorsing van het concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst.

De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis van 2 mei 2007 de vordering van Welten in conventie afgewezen. De rechter oordeelde dat het concurrentiebeding, zoals opgenomen in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst, niet in de weg staat aan de tewerkstelling van de ex-werknemer bij NIG B.V., mits hij niet gedetacheerd wordt bij relaties van Welten. De rechter oordeelde dat de uitleg van het concurrentiebeding redelijk was, gezien de verwachtingen van beide partijen.

In reconventie heeft de rechter het concurrentiebeding geschorst na een periode van zes maanden, te rekenen vanaf de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat de ex-werknemer na deze periode vrij is om werkzaamheden te verrichten voor NIG B.V. of andere concurrenten, zonder in strijd te handelen met het concurrentiebeding. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van een redelijke uitleg van concurrentiebedingen en de bescherming van de belangen van zowel werkgevers als werknemers.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Tiel
zaakgegevens 484850 \ VV EXPL 07-8014 \ 51 SD
uitspraak van 2 mei 2007
Vonnis in het kort geding de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Welten Detachering B.V.
gevestigd te Vessem
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde mr. J. van Haarlem
tegen
[gedaagde in conventie]
wonende te Dreumel
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. L.G.M. Delahaije
Partijen worden hierna Welten en [gedaagde in conventie] genoemd.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 april 2007 met producties;
- conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- vermeerdering van eis in conventie;
- de bij brief d.d. 25 april 2007 overgelegde producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 26 april 2007 waaraan gehecht de pleitnota van de gemachtigde van Welten.
2. Het geschil en de beoordeling daarvan
2.1 Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
a. [gedaagde in conventie] (geboren [in 1982]) is op 1 juli 2006 bij Welten in dienst getreden in
de functie van detacheringspecialist. De (schriftelijke) arbeidsovereenkomst is door
Welten in het geding gebracht. Het overeengekomen salaris bedroeg laatstelijk
€ 1800,-- bruto exclusief vakantiegeld.
b. Welten is een detacheringorganisatie. Zij is actief in het detacheren en opleiden van
financieel personeel voor het bank- en verzekeringswezen. Detachering van
(financieel) personeel heeft plaats bij alle grote banken en verzekeringsinstellingen
in Nederland waaronder bij de diverse Rabobanken in Nederland.
c. In artikel 13 van de arbeidsovereenkomst is een concurrentie/relatiebeding
opgenomen. Artikel 13 luidt als volgt:
“Het is werknemer zonder schriftelijke toestemming van werkgever verboden om gedurende de dienstbetrekking, alsmede gedurende 1 jaar na het einde van de dienstbetrekking, tegen vergoeding of om niet, voor derden of voor eigen rekening direct of indirect soortgelijke werkzaamheden en/of diensten te verrichten c.q. aan te bieden, aan relaties van werkgever, of om bij zodanige werkzaamheden of diensten op enigerlei wijze betrokken te zijn. Dit verbod vervalt wanneer werkgever de dienstbetrekking doet eindigen, anders dan omwille van een door werknemer gegeven dringende reden, dan wel de dienstbetrekking door werknemer wordt beëindigd om een door werkgever gegeven dringende reden”.
d. In artikel 16 van de arbeidsovereenkomst is een boetebeding opgenomen.
e. [gedaagde in conventie] heeft de arbeidsovereenkomst met Welten beëindigd per 1 april 2007.
Hij is inmiddels in dienst getreden bij NIG B.V. te Bussum, een concurrent van
Welten, die evenals Welten personeel detacheert bij banken en
verzekeringsinstellingen in Nederland. [gedaagde in conventie] werkt op dit moment nog op het
kantoor van NIG B.V. te Bussum; hij is nog niet gedetacheerd.
2.2 Welten vordert op de in de inleidende dagvaarding vermelde gronden, na vermeer-dering van eis, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar verklaard bij voor-raad, [gedaagde in conventie] zal verbieden om bij NIG dan wel bij welke concurrent van Welten dan ook in strijd met het concurrentiebeding in dienst te treden op straffe van een dwangsom van € 250,-- per dag voor iedere dag dat [gedaagde in conventie] daarmee in gebreke blijft.
Tevens vordert Welten de veroordeling van [gedaagde in conventie] tot betaling van € 5.500,-- bruto als voorschotbedrag op de volgens Welten verbeurde boetes. Een en ander met veroor-deling van [gedaagde in conventie] van de proceskosten.
2.3 [gedaagde in conventie] heeft de conventionele vordering van Welten gemotiveerd betwist.
In reconventie vordert hij dat de voorzieningenrechter het concurrentiebeding volledig zal schorsen en voor het geval volledige schorsing niet aan de orde zal zijn, het beding gedurende de werking zoverre te schorsen dat het [gedaagde in conventie] het wel zou zijn toegestaan voor de relaties van Welten te werken met uitzondering van coöperatieve Rabo-bank Oudewater U.A. en Interpolis. Subsidiair vordert [gedaagde in conventie], voor het geval schorsing helemaal niet aan de orde zal zijn, Welten te veroordelen om aan [gedaagde in conventie] een vergoe-ding te betalen van € 2.160,-- per maand voor iedere maand dat Welten [gedaagde in conventie] aan het beding zal houden, met veroordeling van Welten tot betaling van de proceskosten.
2.4 De voorzieningenrechter wijst de vordering van Welten in conventie af.
In conventie wordt Welten tot betaling van de proceskosten veroordeeld als de in het ongelijk gestelde procespartij.
De reconventionele vordering wordt in zoverre toegewezen dat het concurrentie/
relatiebeding als omschreven in artikel 13 van de overeenkomst wordt geschorst na
verloop van 6 maanden te rekenen vanaf de datum waarop de arbeidsovereenkomst
tussen partijen is beëindigd. (i.e. 1 april 2007). Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen. De proceskosten worden in reconventie gecompenseerd, des dat beide partijen de eigen kosten dragen.
3. Motivering
In conventie
Met de gemachtigde van [gedaagde in conventie] is de voorzieningenrechter van oordeel dat artikel 13
van de arbeidsovereenkomst zo uitgelegd dient te worden dat het [gedaagde in conventie] niet is
toegestaan aan relaties van Welten werkzaamheden/diensten aan te bieden of om bij
zodanige werkzaamheden of diensten (d.w.z. ten behoeve van relaties van Welten) op
enigerlei wijze betrokken te zijn. Artikel 13 van de arbeidsovereenkomst belet [gedaagde in conventie]
niet om bij een concurrent van Welten in dienst te treden – zoals in casu bij NIG
Bussum B.V. – zolang hij maar niet door zijn nieuwe werkgever wordt gedetacheerd bij
relaties van Welten, dan wel bij zodanige werkzaamheden of diensten ten behoeve van
relaties van Welten op enigerlei wijze betrokken te zijn. Vast is komen te staan dat de
Rabobanken in Nederland tot de relaties van Welten behoren. Met het oog op het werken bij de Rabobanken is [gedaagde in conventie] door Welten opgeleidt. Deze Rabobanken
behoren dan ook tot de relaties van Welten als bedoeld in artikel 13 van de arbeids-overeenkomst. Hetzelfde geldt voor Interpolis, ervan uitgaande dat [gedaagde in conventie] via Welten bij deze maatschappij heeft gewerkt.
Voorstelbaar is dat NIG B.V. bedrijven/instellingen tot haar klantenkring kan rekenen die niet tot de relaties van Welten behoren. Bij die bedrijven/instellingen mag [gedaagde in conventie] gaan werken. Ook valt niet uit te sluiten dat NIG B.V. [gedaagde in conventie] voorlopig op een interne post plaats en niet detacheert. Ook dat is niet in strijd met artikel 13. De uitleg die de voorzieningenrechter geeft is niet in eerste plaats een grammaticale uitleg, hoewel ook de grammaticale uitleg tot deze uitkomst leidt. Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook een redelijke uitleg, gelet op hetgeen partijen over en weer van elkaar mochten verwachten.
Voor de overige verweren van [gedaagde in conventie] is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen grond aanwezig. Er is geen sprake van dat het beding ex artikel 13 van de arbeidsovereenkomst in strijd zou zijn met enige wettelijke bepaling. Evenmin is aannemelijk geworden dat Welten naar maatstaven van redelijkheid geen aanspraak zou kunnen maken op naleving van het beding. Geenszins is aannemelijk geworden dat Welten op enigerlei grond jegens [gedaagde in conventie] tekort zou zijn geschoten.
Welten wordt al de in het ongelijk gestelde procespartij in conventie veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
In reconventie
De vordering in reconventie van [gedaagde in conventie] wijst de voorzieningenrechter slechts ten dele toe en wel aldus dat het aan artikel 13 van de arbeidsovereenkomst ontlede beding wordt geschorst na verloop van 6 maanden te rekenen vanaf de datum waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen is beëindigd, i.e. 1 april 2007.
Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is deze beslissing in overeen-stemming met de beslissing van de bodemrechter, zo deze door een van partijen zal worden geadieerd.
Van belang is dat Welten een andere ex-werknemer (mevrouw [A], verwezen wordt naar het vonnis d.d. 26 april 2007 gewezen onder nummer 07/8014) heeft
toegestaan om na verloop van 6 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst de in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst omschreven diensten/werkzaamheden te verrichten, ook ten behoeve van relaties van Welten. Niet valt in te zien waarom [gedaagde in conventie] aan een langere termijn zou moeten worden gehouden; de beide zaken vertonen veel gelijkenis.
Ook is van belang dat detachering onmiskenbaar een flexibel aspect heeft; het zou in strijd met dat flexibele karakter zijn wanneer [gedaagde in conventie] langer dan 6 maanden aan het beding zou worden gehouden. Met een inperking van de geldigheidsduur van het beding ex artikel 13 van de arbeidsovereenkomst tot 6 maanden wordt voorkomen dat een concurrent van Welten te snel zou besluiten ex-werknemers in dienst te nemen, die op kosten van Welten zijn opgeleid met de bedoeling om vervolgens met deze werknemers Welten direct concurrentie aan te doen.
Voor het overige worden de vorderingen in reconventie afgewezen, daar het geenszins aannemelijk is geworden dat de bodemrechter op de in de wet (artikel 7:653 lid 2 BW) omschreven gronden tot een verder gaande vernietiging van het beding zou besluiten. Evenmin is aannemelijk geworden dat het beding [gedaagde in conventie] belemmert om anders dan in dienst van Welten werkzaam te zijn zodat er ook geen grond aanwezig is voor toewijzing van de vordering gebaseerd op 7:653 lid 4 BW.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter,
oordelend bij wege van voorziening
In conventie
3.1 wijst de vordering van Welten af;
3.2 veroordeelt Welten tot betaling van de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde in conventie] begroot op € 400,00 als salaris gemachtigde;
In reconventie
3.3 schorst het beding ex artikel 13 van de arbeidsovereenkomst na verloop van 6 maanden te rekenen vanaf de datum dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is beëindigd i.e. 1 april 2007;
3.4 compenseert de proceskosten des dat beide partijen de eigen kosten dragen;
3.5 wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. W.H. van Empel en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2007.