zaaknummer / rolnummer: 151841 / KG ZA 07-87
Vonnis in kort geding van 3 april 2007
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. L. Paulus,
advocaat mr. M.T. Spronck te Apeldoorn,
de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.H.J. Wildenburg te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en Allianz genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte houdende wijziging van eis
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van Allianz.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is op 23 april 2004 betrokken geweest bij een verkeersongeval, welk ongeval is veroorzaakt door een bij Allianz verzekerd voertuig. [eiser] heeft bij het ongeval ernstig letsel aan de linkerknie opgelopen, alsmede een breuk aan de linkeronderarm en schedelletsel. [eiser] is meerdere malen geopereerd en heeft een uitgebreid revalidatietraject bij revalidatiecentrum Het Roessingh gevolgd.
2.2. [eiser] is door het ongeval ongeschikt geworden voor zijn werk als internationaal vrachtwagenchauffeur, welk werk hij gedurende 14 jaren heeft verricht. Op het moment van uitval was [eiser] op basis van een halfjaarcontract als zodanig werkzaam bij [werkgever] (hierna: [werkgever]) te Werkendam. Op 1 november 2004 heeft er ten kantore van [werkgever] een gesprek plaatsgevonden, waarbij onder meer de werkgever [werkgever], een administrateur, een vertegenwoordiger van Allianz, de toenmalige raadsman van [eiser] en [eiser] zelf aanwezig waren. Het verslag eindigt als volgt:
De heer [werkgever] geeft tot slot aan dat hij het triest vindt dat het zo tot een einde gekomen is. Hij bevestigt dat het ongeval de reden is dat het contract niet verlengd is.
2.3. Bij [werkgever] had [eiser] een standaardcontract, uitgaande van 60 uren werk per week, waarvan 20 uren werden aangemerkt als standaard overuren. Werden er meer overuren gewerkt, dan werden die voor € 7,72 per uur uitbetaald. Daarnaast ontving [eiser] een onbelaste reis- en verblijfkostenvergoeding conform de CAO voor het beroepsgoederenvervoer en een telefoonkostenvergoeding. [eiser] ontving loon en loonstrookjes per vier weken.
2.4. In het kader van re-integratieactiviteiten heeft [eiser] verschillende administratieve opleidingen gevolgd. In de zomer van 2006 heeft hij via het UWV stage gelopen bij Paauw Recycling te Enschede in het kader van het opdoen van werkervaring op administratief gebied en werkplanning. In het najaar van 2006 heeft [eiser] zijn re-integratieactiviteiten tijdelijk opgeschort, onder meer in verband met een toename van de knieklachten en psychische klachten.
2.5. Allianz heeft de aansprakelijkheid voor de schade die [eiser] ten gevolge van het ongeval heeft geleden erkend. Zij heeft [eiser] een bedrag van € 41.500,00 betaald als voorschot voor verlies aan verdienvermogen, alsmede een bedrag van € 15.000,00 aan smartengeld. Voorts heeft zij de buitengerechtelijke kosten vergoed.Ook heeft zij een re-integratietraject van [eiser] bij het bureau Heling & Partners te Assen betaald.
3.1. [eiser] vordert samengevat – Allianz te veroordelen tot betaling van een aanvullend voorschot op de schade die [eiser] heeft geleden ten gevolge van het hem overkomen ongeval van € 35.000,00 tot april 2007 en van € 15.000,00 over de periode van april t/m december 2007, alsmede tot betaling van een nader voorschot op de buitengerechtelijke advocaatkosten van € 8.687,60, alsmede tot het afgeven van een reguliere belastinggarantie ter zake van de betaalde voorschotten op het verloren arbeidsvermogen, met veroordeling van Allianz in de kosten van deze procedure.
3.2. [eiser] legt aan deze vorderingen het volgende ten grondslag.
Door het ongeval kan hij zijn werk als internationaal vrachtwagenchauffeur bij [werkgever] niet meer verrichten. Bij [werkgever] had hij een tijdelijk dienstverband, maar dit zou zijn omgezet naar een vast dienstverband als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geworden. Anders dan door Allianz is gesteld, zou zijn scheiding niet in de weg hebben gestaan aan het verrichten van deze werkzaamheden, aldus [eiser]. [eiser] heeft aan de hand van loonstroken over zes vier-weken periodes inzicht gegeven in zijn inkomsten bij [werkgever]. [eiser] ontving een vaste vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Nu hij deze vergoeding voornamelijk spaarde, stelt [eiser] dat deze voor 75% meegeteld moet worden bij de berekening van de hoogte van zijn inkomsten. Rekening houdend met zijn ontvangen ziektewetuitkering en later WW-uitkering stelt [eiser] dat hij over de periode van april 2004 tot en met december 2006 een verlies aan arbeidsvermogen heeft geleden van € 47.049,13, over de periode januari t/m maart 2007 van € 5.257,35 en dat hij over de periode van april 2007 tot en met december 2007 een verlies aan verdienvermogen zal lijden van € 15.000,00, alle bedragen uitgaande van 3% indexering per jaar.
[eiser] heeft daarnaast nog andere, door hem in verband met zijn beperkingen, gemaakte kosten opgevoerd, waaronder kosten in verband met zijn beperking in zelfwerkzaamheid, een automatische transmissie voor in zijn auto en smartengeld. Weliswaar heeft Allianz € 15.000,00 aan smartengeld uitgekeerd, maar [eiser] stelt dat dit bedrag niet toereikend is. Voorts vordert [eiser] buitengerechtelijke kosten, waaronder de kosten voor het opstellen van het rapport door het NRL.
3.3. Allianz voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Nu [eiser] niet langer voorschotbetalingen van Allianz ontvangt en Allianz voorts de stelling van [eiser] dat zijn uitkering ontoereikend is om in zijn levensonderhoud te voorzien niet heeft betwist, is daarmee het spoedeisend belang van [eiser] bij onderhavige vordering gegeven.
4.2. Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een geldvordering in het kader van een kort geding in ieder geval de voorwaarde moet zijn vervuld dat het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn. Dit is het geval als de vordering niet wordt bestreden of indien met voldoende mate van zekerheid is te verwachten dat de bodemrechter met verwerping van de gevoerde verweren de vordering zal toewijzen. Voorts moet uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist zijn en mag het risico van onmogelijkheid van terugbetaling – bij afweging van de belangen van partijen – niet aan toewijzing in de weg staan.
4.3. Hierna zullen de verschillende door [eiser] opgevoerde schadeposten worden besproken. Als uitgangspunt wordt het door [eiser] als productie 5 overgelegde schade-overzicht genomen.
Verlies aan verdienvermogen
4.4. De vraag of [eiser] als gevolg van het ongeval schade heeft geleden door verlies aan toekomstige inkomsten uit arbeid, moet worden beantwoord door vergelijking van de feitelijke inkomenssituatie na het ongeval met de hypothetische situatie bij het wegdenken van het ongeval. Door het ongeval is [eiser] niet in staat tot het verrichten van zijn werk als internationaal vrachtwagenchauffeur. Vooralsnog is de voorzieningenrechter van oordeel dat kan worden uitgegaan van de situatie dat [eiser] zijn werk als internationaal chauffeur was blijven uitoefenen als hem het ongeval niet zou zijn overkomen. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter:
- dat [eiser] dit werk gedurende nagenoeg zijn hele arbeidzame leven heeft verricht.
- dat [eiser] de stelling van Allianz dat hij dit werk in verband met zijn scheiding en de zorg voor zijn kinderen zou hebben opgezegd, gemotiveerd heeft weersproken. Daarmee is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn scheiding reden zou zijn geweest zijn werk als internationaal vrachtwagenchauffeur op te zeggen.
- dat uit het gespreksverslag van 1 november 2004 voldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] zijn werk in een vast dienstverband had kunnen voortzetten bij [werkgever].
- dat niet is weersproken door Allianz dat de werkplek van [eiser] bij [werkgever] bezet is door een andere werknemer in vast dienstverband en dat er na 23 april 2004 geen structurele ontslagen zijn gevallen bij [werkgever]. Daarmee is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser] als Nederlandse arbeidskracht in de toekomst nog werk als internationaal vrachtwagenchauffeur had kunnen verrichten.
4.5. Als periode waarover het verlies aan verdienvermogen moet worden berekend gaat de voorzieningenrechter vooralsnog uit van de periode mei 2004 tot en met april 2007, nu [eiser] ter zitting heeft verklaard inmiddels weer in staat te zijn re-integratiewerkzaamheden te verrichten. Niet uit te sluiten is dan ook dat [eiser] per mei 2007 in een andere inkomenpositie zal komen te verkeren dan in de hiervoor gelegen periode tot en met april 2007.
4.6. Partijen hebben beiden hun eigen berekening van het verlies aan verdienvermogen van [eiser] overgelegd. Deze berekeningen verschillen van elkaar. Deze kort gedingprocedure laat geen ruimte voor nader onderzoek, zodat de voorzieningenrechter heeft te oordelen op grond van de voorhanden zijnde informatie. Daarom is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de door [eiser] overgelegde loonstroken van zijn werkzaamheden bij [werkgever] als uitgangspunt kunnen dienen voor het vaststellen van het voorschot van het verlies aan verdienvermogen.
4.7. Op de loonstroken worden verschillende loonspecificaties vermeld. Voor het berekenen van het verlies aan verdienvermogen moet uitgegaan worden van alle inkomsten uit arbeid. Als inkomsten uit arbeid zijn in ieder geval aan te merken het salaris en de overuren. Niet als inkomsten uit arbeid zijn aan te merken de telefoonkosten en autokostenvergoedingen, nu dit uitbetalingen zijn voor daadwerkelijk gemaakte onkosten.
4.8. Wat partijen met name verdeeld houdt is de vraag of de door [eiser] van zijn werkgever ontvangen reis- en verblijfkosten - gedeeltelijk - kunnen worden aangemerkt als inkomen uit arbeid, zoals [eiser] stelt, maar door Allianz is weersproken.
4.9. Als onweersproken staat vast dat [eiser], evenals zijn collega’s, op grond van de bepalingen in de CAO een vast, forfaitair, bedrag aan reis- en verblijfkosten vergoed kreeg voor overnachtingen onderweg, ongeacht de hoogte van feitelijk gedane uitgaven aan reis- en verblijfkosten. Inherent aan het uitkeren van een forfaitair bedrag is dat men een eigen keuzevrijheid heeft in de besteding van dit geld. De voorzieningenrechter is dan ook voorshands van oordeel dat de door [eiser] ontvangen reis- en verblijfvergoedingen, voor zover ze niet daadwerkelijk aan dit doel werden besteed, onderdeel uitmaakten van zijn maandelijkse inkomen. Daarmee zijn deze in onderhavig verband in beginsel aan te merken als inkomsten uit arbeid.
4.10. Nu [eiser] echter ook daadwerkelijk een deel van de vergoeding voor reis- en verblijfkosten als zodanig besteedde, kunnen niet alle reis- en verblijfkosten als inkomsten uit arbeid worden meegerekend. Allianz weerspreekt dat [eiser] slechts 25% van zijn reis- en verblijfkosten besteedde aan kosten voor eten en drinken onderweg. Allianz voert hiertoe aan dat logischerwijs moet worden aangesloten bij de door [eiser] gevraagde extra eetkosten voor zijn echtgenote tijdens zijn ziekenhuisopname ter hoogte van € 6,50 per dag. Deze redenering gaat vooralsnog niet op. Immers, de hoogte van de extra eetkosten die zijn echtgenote heeft moeten maken in verband met zijn ziekenhuisopname, hangen niet samen met de kosten die [eiser] gedurende zijn arbeidzame leven aan reis- en verblijfkosten heeft moeten maken. Nu niet betwist is dat [eiser] een zuinige chauffeur was, die zijn eigen brood en maaltijden meenam en die bovendien vaak te eten werd uitgenodigd bij de klanten, is de voorzieningenrechter daarmee voorshands van oordeel dat [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt een bedrag van 25% daadwerkelijk te hebben besteed aan reis- en verblijfkosten.
4.11. [eiser] stelt voorts dat bij het berekenen van zijn verlies aan verdienvermogen uitgegaan moet worden van een indexering van de inkomens van 3% per jaar. Nu [eiser] dit standpunt niet nader heeft onderbouwd en het gemotiveerd is weersproken door Allianz, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat hiermee onvoldoende duidelijk is geworden dat moet worden uitgegaan van dit indexeringspercentage. Evenmin is aannemelijk gemaakt van welk indexeringspercentage wel uitgegaan zou moeten worden, zodat de voorzieningenrechter vooralsnog zal volstaan met het als voorschot toewijzen van niet geïndexeerde bedragen. In een eventuele bodemprocedure zal [eiser] zijn vordering inzake de indexering nader kunnen onderbouwen.
4.12. Gelet op het hiervoor overwogene kan voor het berekenen van het verlies aan verdienvermogen van [eiser] voorshands worden uitgegaan van de inkomsten uit arbeid die hij bij [werkgever] heeft genoten in de periode 12/03 in 2004 tot en met 4/04 in 2004 (zie hiervoor 4.5.).
Totaal heeft [eiser] in deze periode een bedrag van € 15.900,93 netto ontvangen. Van dit bedrag kan niet meegerekend worden als inkomsten uit arbeid € 103,51 telefoonkosten, € 1.528,99 reis- en verblijfkosten (25% van het totale bedrag aan reis-en verblijfkostenvergoeding) en € 329,04 autokostenvergoeding. Daarmee resteert een bedrag van € 13.939,39 dat kan worden aangemerkt als genoten inkomsten uit arbeid. Dit bedrag heeft [eiser] in een 6 vier-wekelijkse periodes, dan wel 5,5 maand, ontvangen. Dit is dus per maand € 2.534,43 en inclusief 8% vakantiegeld € 2.737,18.
Over de periode mei 2004 tot mei 2007 heeft [eiser] derhalve een verlies aan inkomsten uit arbeid geleden van
€ 98.538,48. Tijdens deze periode heeft [eiser] echter vervangende inkomsten uit uitkeringen gehad en wel tot en met december 2006 € 45.664,00 en € 5.236,60 over januari tot en met april 2007 (€ 1.309,15 WAO uitkering per maand). Worden deze inkomsten afgetrokken van zijn verlies aan inkomsten uit arbeid, dan resteert geoordeeld een bedrag van € 47.637,88 aan verlies van verdienvermogen.
Ziekenhuis/revalidatiecentrum
4.13. De door [eiser] onder dit kopje opgevoerde kosten zijn door Allianz niet weersproken. Nu voorts voldoende aannemelijk is dat deze kosten voortvloeien uit het ongeval, kunnen ze als voldoende aannemelijk gemaakt worden toegewezen. De schade ten aanzien van deze post wordt daarmee bepaald op € 5.718,20.
Smartengeld
4.14. [eiser] stelt dat zijn beperkingen een hoger bedrag aan smartengeld rechtvaardigen dan de reeds door Allianz uitgekeerde € 15.000,00. [eiser] voert daartoe onder meer aan dat hij meer beperkingen heeft dan waar Allianz vanuit gaat. In zijn visie dient er ook nog een neurologisch onderzoek plaats te vinden om zijn cognitieve beperkingen vast te stellen. Allianz stelt zich op het standpunt dat zo’n onderzoek niet meer nodig is omdat alle beperkingen voldoende in kaart zijn gebracht. Voorshands geoordeeld is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen aanleiding bestaat in deze kort gedingprocedure [eiser] een hoger voorschot aan smartengeld toe te kennen dan hem reeds is toegekend, aangezien zijn onderkende beperkingen hiertoe niet zonder meer aanleiding geven en tussen partijen voorts in geschil is of er sprake is van een medische eindtoestand.
Beperking zelfwerkzaamheid
4.15. Ten aanzien van de door [eiser] opgevoerde kosten voor het schilderen van de woning en het tuinonderhoud stelt Allianz dat geenszins vaststaat dat [eiser] deze werkzaamheden niet zelf had kunnen uitvoeren, zij het in een lager tempo als te doen gebruikelijk. Nu uit het rapport van de arbeidsdeskundige H.C. Grimm van Heling & Partners blijkt dat de beperkingen van [eiser] met name zien op knielen, hurken, kruipen en lopen op oneffen terrein, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat [eiser] niet geacht moet worden in de tuin te kunnen werken. Ten aanzien van het schilderwerk is de geschiktheid of ongeschiktheid van [eiser] hiervoor voorshands geoordeeld onvoldoende aannemelijk geworden. Nu [eiser] zijn stelling niet met een doktersverklaring heeft onderbouwd, heeft hij vooralsnog onvoldoende aannemelijk gemaakt noodzakelijkerwijs schilderkosten te hebben moeten maken.
De voorzieningenrechter is daarom vooralsnog van oordeel dat van de kosten inzake de beperking van de zelfwerkzaamheid een bedrag van € 360,00 voor vergoeding door Allianz in aanmerking komt.
Diversen
4.16. Van de onder deze post opgevoerde kosten heeft Allianz slechts bezwaar gemaakt tegen toewijzing van de kosten voor de automatische transmissie, de roeitrainer en het nieuwe bed. De niet weersproken kostenposten zullen daarom als voldoende aannemelijk gemaakt worden toegewezen.
Partijen verschillen van mening over de hoogte van de kosten voor een automatische transmissie. Hoewel [eiser] zijn standpunt heeft onderbouwd met een verklaring van de garage Berg en Bos te Apeldoorn, heeft Allianz gemotiveerd betwist dat dit een juiste weergave van de te verwachten kosten voor een automatische transmissie is. Op voorhand heeft [eiser] daarmee onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de kosten voor een automatische transmissie € 2.000,00 zullen bedragen. De vordering dienaangaande zal daarom worden afgewezen. Het staat [eiser] daarmee uiteraard vrij op enig moment alsnog de kosten voor de aanschaf van een automatische transmissie bij Allianz te declareren.
Dat [eiser] ten gevolge van zijn beperkingen een nieuw bed en een roeitrainer heeft moeten kopen, wordt door Allianz betwist en is door [eiser] niet nader met stukken, bijvoorbeeld een doktersverklaring, onderbouwd, zodat de gevorderde vergoedingen voor deze voorzieningen als thans onvoldoende aannemelijk gemaakt worden afgewezen.
Daarmee komt een bedrag van € 3.977,41 van deze schadepost “diversen” voor vergoeding in aanmerking.
4.17. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat vooralsnog uitgegaan kan worden van een schadebedrag van [eiser] van € 47.637,88 + € 5.718,20 + € 360,00 + € 3.977,41= € 57.693,49, exclusief smartengeld. Allianz heeft reeds € 41.000,00, exclusief smartengeld, uitgekeerd, zodat resteert € 16.693,49. Voorshands geoordeeld zijn het bestaan en de omvang van de vordering van [eiser] ten aanzien van de door hem geleden schade tot dit bedrag voldoende aannemelijk. Met een voldoende mate van zekerheid is te verwachten dat de bodemrechter met verwerping van de gevoerde verweren de vordering tot dit bedrag zal toewijzen. [eiser] heeft zijn spoedeisend belang bij deze vordering voldoende aannemelijk gemaakt. Het belang van [eiser] bij toewijzing van de vordering afgezet tegen het belang van Allianz een uitspraak in de bodemprocedure af te wachten, wordt dermate groot geacht dat het risico van onmogelijkheid van terugbetaling niet aan toewijzing in de weg staan.
Buitengerechtelijke kosten
4.18. Allianz heeft de noodzaak voor [eiser] om de buitengerechtelijke advocaatkosten in een gerechtelijke procedure te vorderen uitdrukkelijk betwist. Zij stelt al op 13 november 2006 te hebben aangegeven de kosten in verband met de rechtsbijstand door mr. Spronck, de huidige belangenbehartiger van [eiser], bij wijze van voorschot te willen voldoen indien mr. Spronck, nu hij een betaling op diens kantoorrekening wenst, de kostenovereenkomst tussen hem en [eiser] en in ieder geval een daartoe strekkende lastgeving door [eiser] aan Allianz aanreikt.
Nu ter zitting door mr. Spronck is erkend dat deze toezegging is gedaan en het niet meer dan een omissie van zijn zijde is dat dit kostenoverzicht niet is overgelegd, welke omissie snel zal worden hersteld, bestaat er vooralsnog geen aanleiding deze vordering in rechte toe te wijzen.
De gevorderde kosten voor de NRL-berekening zullen worden toegewezen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt dat hij met deze rapportage zijn stellingen gemotiveerd heeft willen en kunnen onderbouwen, terwijl voorts niet is gebleken dat in de rapportage van zodanige uitgangspunten is uitgegaan dat daarmee de rapportage, al dan niet na eventuele aanpassingen van die uitgangspunten, niet - grotendeels - in stand zou kunnen worden gelaten. Aan buitengerechtelijke kosten zal daarom een bedrag van € 1.767,15 worden toegewezen.
Afgifte belastinggarantie
4.19. [eiser] vordert dat Allianz een belastinggarantie zal afgeven. In zijn algemeenheid is het in zaken als onderhavige gebruikelijk dat een belastinggarantie wordt afgegeven om zodoende te bewerkstelligen dat een geleadeerde na betaling van belastingen over de schade-uitkering een bedrag overhoudt ter grootte van de door hem geleden schade. Ook in het geval van [eiser] bestaat aanleiding deze zekerheid voor [eiser] te bewerkstelligen en Allianz dus te veroordelen tot het afgeven van een bankgarantie.
Echter, Allianz heeft gemotiveerd gesteld dat de vergoedingen voor reis- en verblijfkosten hoogstwaarschijnlijk alsnog belast zullen worden als ze als inkomsten uit arbeid worden aangemerkt. Daarom heeft Allianz er bezwaar tegen dat deze vergoedingen als inkomsten uit arbeid worden aangemerkt, dan wel dat ook ten aanzien van die schadepost een bankgarantie zou moeten worden aangegeven.
Op voorhand is de voorzieningenrechter van oordeel dat Allianz niet gehouden is eventuele belasting over de vergoedingen voor reis- en verblijfkosten te vergoeden. Daarom zal de bankgarantie worden toegewezen, echter tot een bedrag, uitgaande van de gederfde inkomsten uit arbeid minus dat deel dat de niet verkregen vergoedingen voor reis- en verblijfkosten betreft.
Proceskosten
4.20. De vorderingen van [eiser] zullen gedeeltelijk worden toegewezen. Als de gedeeltelijk in het ongelijk gestelde partij zal Allianz daarom in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Het voorgaande brengt mee dat het griffierecht waarin Allianz zal worden veroordeeld, zal worden gerelateerd aan de hoogte van het toe te wijzen bedrag, zodat het meerdere (€ 945,00) voor rekening van [eiser] dient te blijven.
Aan de zijde van [eiser] worden de proceskostenkosten tot aan deze uitspraak begroot op
- dagvaarding € 84,31
- betaald vast recht € 101,25
- in debet gesteld vast recht € 303,75
- salaris procureur € 816,00
----------------
Totaal: € 1.305,41
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt Allianz tot betaling van een aanvullend voorschot op de schade die [eiser] heeft geleden ten gevolge van het hem overkomen ongeval op 23 april 2004 van
5.2. veroordeelt Allianz tot het afgeven van een reguliere belastinggarantie ter zake de betaalde voorschotten op het verloren arbeidsvermogen minus dat deel van het verloren arbeidsvermogen dat bestaat uit de vergoedingen voor de reis- en verblijfkosten.
5.3. veroordeelt Allianz in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.305,31, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.752 ten name van Arrondissement 533 Arnhem, onder vermelding van “proceskostenveroordeling” en het zaak – en rolnummer,
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.D. Jacobs en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A. van Gemert op 3 april 2007.