zaaknummer / rolnummer: 153155 / KG ZA 07-147
Vonnis in kort geding van 6 april 2007
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. G.J. Bilderbeek te Utrecht,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TECHNISCH HANDELSBUREAU EN ARMATURENFABRIEK WAFREGA B.V.,
gevestigd te Elst,
gedaagde,
advocaat mr. K.M.C. Stalenhoef te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Wafrega worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de (niet betekende) dagvaarding met producties
- de producties van Wafrega
- de vrijwillige verschijning van Wafrega
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van Wafrega.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Wafrega maakt deel uit van het Tyco concern dat haar hoofdvestiging heeft in de Verenigde Staten. Tyco heeft haar Europese activiteiten ondergebracht in Tyco Waterworks Europe.
2.2. Bij de stukken bevindt zich een tweetal zogenaamde ‘Shareholder’s resolutions’ van Tyco Holdings 10ApS, (toenmalig) enig aandeelhouder van zowel Wafrega Modellen BV als Wafrega, van 14 april 2000, waarin [eiser] met onmiddellijke ingang is benoemd tot managing director van beide genoemde vennootschappen.
2.3. Eveneens bevindt zich bij de stukken een op 28 april 2000 tussen [eiser] en Tyco Waterworks gesloten arbeidsovereenkomst. In deze overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen.
“1. Duration of the contract
This contract is starting from may the 1st 2000.
2. Detailed description of the content of the contract
As “Sales manager Benelux” you will be responsible for the sales and distribution of our Tyco Waterworks range in Belgium, Luxembourg and Holland.
As such, you will be reporting to Tyco Waterworks sales Manager whom you will receive your directions.
In your role as Sales Manager, you will be given full support from Tyco Waterworks organisation in term of:
- Logistic/Warehouse/Infrastructure,
- Marketing material (catalogues, videos, samples, etc),
- Inside Sales Support (quotation/orderprocessing).”
2.4. Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel voor Centraal Gelderland is [eiser] met ingang van 1 mei 2000 als bestuurder van de vennootschap met de titel managing director alleen/zelfstandig bevoegd Wafrega te vertegenwoordigen. De inschrijving is geschied op basis van een op 1 mei 2000 door [eiser] ondertekend opgaveformulier.
2.5. Op 18 december 2000 heeft de heer J.-P. Trautmann, Sales & Marketing Manager van Tyco Waterworks, het volgende bericht binnen Wafrega verspreid.
“I am pleased to announce that from the 18th december 2000, I have appointed Mr Bill WESSELS as
Manager of WAFREGA Company
In charge of the sales of TYCO WATERWORKS products for Benelux and the production facility in ELST.”
2.6. Bij e-mail van 22 oktober 2006 is [eiser] door de heer D. [betrokkene], HR Director van Tyco Waterworks, aangesproken op - kort gezegd - het gebruik van een creditcard van Wafrega, een aantal kasopnames, telefoonkosten en een aantal door hem gemaakte dienstreizen.
2.7. [eiser] heeft hierop op 23 oktober 2006 gereageerd. Hij heeft daarbij zijn verontschuldigingen aangeboden voor enige onzorgvuldigheden die in het bijhouden van zijn boekhouding zijn opgetreden. Hij heeft die dag ook een bedrag van € 2.620,70 aan Wafrega overgemaakt.
2.8. Bij brief van 13 november 2006 heeft de heer D.A. Druart, director van Tyco Waterworks, onder meer het volgende aan [eiser] bericht.
“Herewith we would like to invite you on behalf of Tyco Valves & Controls B.V. in her capacity of only shareholder, for the shareholders’ meeting of Wafrega Modellen B.V. and Technisch Handelsbureau en Armaturenfabriek Wafrega B.V.
(…)
The sole item of the agenda is your functioning and possible dismissal in your position of Managing Director of both companies.
You are hereby invited to give your opinion on the item on the agenda. You are free to be accompanied by an advisor at this meeting, in that case we would like to be informed in advance.”
2.9. In de aan [eiser] op 1december 2006 verzonden notulen van de hiervoor genoemde aandeelhoudersvergadering die is gehouden op 29 november 2006, is onder meer het volgende opgenomen.
“4. Functioning of Mr. [eiser]
Mr. [betrokkene] gave a further explanation to the payment process as applied by Mr. [eiser] and explained that after due considerations this conduct leads to Shareholder’s conclusion that Mr. [eiser] has a serious lack of responsibility, which responsibility especially may be expected from a Managing Director. This lack of responsibility has led to a breach of confidence, which makes it unacceptable for the Shareholder to continue the relationship;
Mr. [betrokkene] gave Mr. [eiser] the possibility to give his reaction, which Mr. [eiser] did by handing over a memo with his comments to the notes of the investigation meeting held at 31st October 2006, which memo will be attached to this Shareholder’s resolution;
After adjournment the Shareholder took its decision, and;
Resolved:
(i) to terminate the employment contract between Technisch Handelsbureau and Mr. [eiser] with immediate effect;
(ii) to terminate Mr. [eiser] statutory position with Technisch Handelsbureau, with immediate effect;
(iii) to pay Mr. [eiser] an amount equal to two months salary gross, to compensate the fact no notice period will be taken into account;
(iv) to wind up Mr. [eiser] employment contract.”
2.10. Bij brief van 5 januari 2007 heeft de advocaat van [eiser] bezwaar gemaakt tegen het gegeven ontslag. Hij heeft Wafrega gesommeerd het aan [eiser] toekomende loon en emolumenten vanaf 1 december 2006 te betalen tot het tijdstip waarop het dienstverband rechtsgeldig tot een einde zal zijn gekomen.
2.11. Wafrega heeft tot op heden niet aan voornoemde sommatie voldaan.
3.1. [eiser] vordert dat Wafega wordt veroordeeld om met ingang van 1 februari 2007 maandelijks aan hem tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen - als voorschot op hetgeen ten gronde zal blijken verschuldigd te zijn - een bedrag van € 5.596,85 bruto, tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de loonbedragen die zullen blijken te zijn te laat betaald en een en ander vermeerderd met de wettelijke rente over de bedragen die opeisbaar worden, vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2. [eiser] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Er is geen rechtsgeldig besluit door de algemene vergadering van aandeelhouders genomen om hem tot statutair directeur van de vennootschap te benoemen, althans, dit besluit heeft niet tot gevolg gehad dat een onlosmakelijke band is ontstaan tussen het functionele verband van statutair bestuurder enerzijds en het contractuele verband van commercieel directeur op grond van de arbeidsovereenkomst anderzijds. Op 14 april 2000 was [eiser] immers in het geheel nog niet in dienst van Wafrega. Bovendien is het de vraag of het betreffende besluit ziet op benoeming van een statutair bestuurder. De term managing director betekent dit niet noodzakelijkerwijs. De arbeidsovereenkomst die [eiser] op 28 april 2000 heeft gesloten, is niet gesloten met het oog op de vervulling van een bestuursfunctie.
Een en ander betekent volgens [eiser] dat hij als ‘gewoon’ werknemer binnen de reikwijdte valt van het Buitengewoon besluit arbeidsverhoudingen 1945 (hierna: BBA).
Op grond van dit BBA behoeft Wafrega voor het ontslag van [eiser] voorafgaande toestemming van het CWI. Nu vaststaat dat Wafrega een dergelijke toestemming niet aan het CWI heeft gevraagd, is de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opgezegd en is deze in stand gebleven. [eiser] heeft daarom recht op doorbetaling van loon.
3.3. Wafrega voert gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van [eiser].
4.2. De enige vraag die partijen in dit kort geding verdeeld houdt, is of [eiser] statutair directeur was van Wafrega op het moment dat de algemene vergadering van aandeelhouders van Tyco op 29 november 2006 het besluit nam de arbeidsovereenkomst tussen partijen en het statutair bestuurderschap van [eiser] met onmiddellijke ingang te beëindigen. Immers, indien deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, was de algemene vergadering van aandeelhouders van Tyco ook het bevoegde orgaan om een dergelijk besluit te nemen (vergelijk artikel 2:244 BW). In dat geval valt [eiser] dan ook niet binnen de reikwijdte van het BBA zodat ook geen toestemming van het CWI behoeft te worden verkregen.
4.3. Om voornoemde vraag te kunnen beantwoorden dient te worden beoordeeld of de algemene vergadering van aandeelhouders van Tyco op 14 april 2000 een rechtsgeldig besluit heeft genomen tot benoeming van [eiser] als statutair directeur van Wafrega, en zo ja, of [eiser] dit besluit (al dan niet stilzwijgend) heeft aanvaard. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.4. [eiser] stelt dat hij op 14 april 2000 in het geheel nog niet in dienst was van Wafrega. Eerst op 28 april 2000 is er een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen op grond waarvan hij als sales manager bij Wafrega in dienst is getreden. Van een op 14 april 2000 rechtsgeldig genomen besluit kan dan ook geen sprake zijn. [eiser] heeft evenmin de benoeming, al dan niet stilzwijgend, aanvaard. Het op enig tijdstip uitvoeren van activiteiten die ook door een statutair directeur kunnen worden uitgevoerd, maakt nog niet dat hij ook statutair directeur was.
Wafrega daarentegen stelt met verwijzing naar de door partijen overgelegde producties, dat er op 14 april 2000 wel een rechtsgeldig besluit door de algemene vergadering van aandeelhouders van Tyco is genomen en dat [eiser] zijn benoeming tot statutair directeur vervolgens ook heeft aanvaard.
4.5. Allereerst is de voorzieningenrechter met Wafrega van oordeel dat de algemene vergadering van aandeelhouders van Tyco op 14 april 2000 een rechtsgeldig besluit heeft genomen tot benoeming van [eiser] als statutair directeur van Wafrega. Op geen enkele wijze is gebleken dat dit besluit, dat is genomen door de enig aandeelhouder en blijkt uit de notulen die door [eiser] als productie in het geding zijn gebracht, niet op de juiste wijze tot stand is gekomen.
Bovendien is van belang dat [eiser] ter zitting zelf heeft verklaard dat Tyco op 14 april 2000 Wafrega heeft gekocht/overgenomen. Het is alleszins aannemelijk dat Tyco op dat moment ook heeft voorzien in het statutaire bestuur van de vennootschap. Evenzeer is aannemelijk dat op dat moment [eiser] als één van de statutaire directeuren is benoemd.
Men was op dat moment immers ook al met [eiser] in gesprek. Dat de arbeidsovereenkomst eerst op 28 april 2000 tot stand is gekomen doet hieraan niet af. Het bestaan van een arbeidsovereenkomst is immers geen voorwaarde voor een benoeming tot statutair directeur.
4.6. Ten aanzien van de vraag of [eiser] het benoemingsbesluit heeft aanvaard, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] in ieder geval stilzwijgend heeft aanvaard dat hij tot statutair directeur van Wafrega is benoemd.
Dit kan allereerst worden afgeleid uit de zogenaamde ’inschrijving functionaris voor een rechtspersoon’ in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken van 1 mei 2000. Op bladzijde drie van dit formulier zijn de gegevens van [eiser] ingevuld en is aangegeven dat hij de functie van ‘bestuurder’ krijgt en dat hij de titel ‘managing director’ gaat voeren. [eiser] heeft deze bladzijde zelf ondertekend. Vervolgens is [eiser] ook met ingang van 1 mei 2000 in genoemd handelsregister ingeschreven als bestuurder met de titel managing director.
Daarnaast heeft [eiser] vanaf het moment dat hij door de algemene vergadering van aandeelhouders van Tyco tot managing director is benoemd, tot aan zijn ontslag op 29 november 2006, zich gedragen als een statutair directeur. Voorshands geoordeeld volgt dit genoegzaam uit de door Wafrega overgelegde producties. Daaruit blijkt onder meer dat [eiser] voor Wafrega aangiften vennootschapsbelasting heeft gedaan, dat hij de jaarrekening bij de Kamer van Koophandel heeft gedeponeerd (en daarbij ondertekende met “J.W. [eiser], directeur”), dat hij de algemene vergadering van aandeelhouders van Wafrega heeft voorgezeten en dat hij heeft opgetreden als voorzitter van bestuursvergaderingen van Wafrega, dat hij Wafrega in contacten met derden heeft vertegenwoordigd en dat hij namens Wafrega heeft getekend voor de verlening van een volmacht voor het gebruik van een rekening bij ABN AMRO bank.
Tegenover deze door Wafrega overgelegde stukken heeft [eiser] onvoldoende gesteld om tot een andersluidend oordeel te komen.
Het is bovendien opmerkelijk dat [eiser] tijdens de aandeelhoudersvergadering van 29 november 2006 geen opmerkingen heeft gemaakt over het feit dat hij als managing director wordt aangemerkt, terwijl reeds in de brief van 13 november 2006 uitdrukkelijk wordt vermeld dat zijn functioneren als zodanig op de vergadering zal worden besproken.
Met inachtneming van het voorgaande wordt nog opgemerkt dat de functie van managing director in dit geval op een lijn kan worden gesteld met de functie van statutair directeur. Dit blijkt behalve uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel ook al uit het feit dat het de algemene vergadering van aandeelhouders van Tyco is geweest die tot benoeming van [eiser] als statutair directeur is overgegaan.
4.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat voldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] statutair directeur was van Wafrega op het moment dat de algemene vergadering van aandeelhouders van Tyco op 29 november 2006 het besluit nam de arbeidsovereenkomst tussen partijen en het statutair bestuurderschap van [eiser] met onmiddellijke ingang te beëindigen. Daarmee staat vast dat [eiser] niet binnen de reikwijdte van het BBA valt zodat toestemming van het CWI voor zijn ontslag niet was vereist.
4.8. Anders dan [eiser] heeft betoogd, ziet de voorzieningenrechter in het onderhavige geval geen aanleiding om af te wijken van hetgeen de Hoge Raad in zijn arresten van 15 april 2005 (NJ 2005, 483 en 484) heeft overwogen en aldus onderscheid te maken tussen de contractuele relatie van commercieel directeur enerzijds en het statutaire bestuurderschap van [eiser] anderzijds.
4.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiser] dient te worden afgewezen.
4.10. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Wafrega worden begroot op:
- vast recht € 251,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.067,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. wijst de vordering af;
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Wafrega tot op heden begroot op € 1.067,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 6 april 2007.