ECLI:NL:RBARN:2007:BA6173

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
16 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
146789
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Noordraven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst en schadevergoeding bij tekortkomingen in nakoming

In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], dat de rechtbank zou verklaren dat de tussen hen en gedaagde, de besloten vennootschap Recreatie Landgoed [gedaagde], gesloten koopovereenkomst buitengerechtelijk was ontbonden. De eisers stelden dat gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, omdat er geen bouwvergunning en geen schonegrondverklaring waren overgelegd, en omdat er verschillende andere tekortkomingen waren, zoals het niet kunnen plaatsen van een berging en aanpassingen aan de kavelgrens. De rechtbank oordeelde dat de voorbehouden in de overeenkomst niet als ontbindende voorwaarden waren opgevat, maar als voorwaarden waaraan voldaan moest worden voordat levering kon plaatsvinden. De rechtbank concludeerde dat gedaagde niet in verzuim was geraakt, omdat de ingebrekestelling door eisers niet voldeed aan de eisen van een redelijke termijn voor nakoming. Hierdoor was de ontbinding van de koopovereenkomst niet rechtsgeldig. De rechtbank wees de vorderingen van eisers af, met uitzondering van een schadevergoeding voor de door hen aangeschafte inventaris en energierekeningen, die gedaagde diende te vergoeden. De proceskosten werden toegewezen aan gedaagde, aangezien eisers grotendeels in het ongelijk waren gesteld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 146789 / HA ZA 06-1836
Vonnis van 16 mei 2007
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. S.M. van de Pest te 's-Gravenhage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RECREATIE LANDGOED [gedaagde],
gevestigd te [vest. plaats],
gedaagde,
procureur mr. M.C. ten Kleij-Mulder.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 december 2006;
- het proces-verbaal van comparitie van 30 maart 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 21 mei 2004 hebben [gedaagde] en [eisers] schriftelijk een overeenkomst tot koop en verkoop van een gedeelte ([kavelnr.]) van het perceel kadastraal bekend gemeente [kad. gegevens], en een overeenkomst tot koop en verkoop van een mobiele bungalow (merk [gedaagde], type Twickel) gesloten. Overeengekomen is dat [eisers], kopers, een bedrag van
€ 49.999,53 voor de grond en een bedrag van € 91.750,00 voor de bungalow zouden betalen.
2.2. Onderdeel van de koopovereenkomsten is een door [eisers] opgestelde aanvulling c.q. lijst, die als bijlage bij de door partijen getekende verkoopbevestiging is opgenomen en waarin onder meer het volgende staat:
Aankoop recreatiebungalow 373
Bungalow met losstaande berging en ca. 481 m2 eigen grond. Gelegen op Landgoed [gedaagde] te [vest. plaats]
In koopovereenkomst op te nemen de volgende zaken
De koop onder voorbehoud van
• Verkrijging van Financiering en opstalverzekering en gemeentelijke toestemmingen / vergunningen
• Overleggen van bouwvergunning (of projectdocument) Gem. [vest. plaats] waaruit blijkt de woning volgens de geldende regelgeving en toestemming is gebouwd
• Overleggen van Schoongrondverklaring (of document waaruit blijkt dat de [kavelnr.] schone grond betreft.)
(…)
Algemeen
(…)
Oplevering zo spoedig mogelijk en direct opnemen in het bestand van verhuur als Twickel.
2.3. Op de koopovereenkomsten zijn van toepassing de Algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden van Recreatie Landgoed [gedaagde] B.V. Hierin staat onder meer:
Artikel 6 Eigendomsvoorbehoud
1. Levering door verkoper aan koper geschiedt onder de opschortende voorwaarde van voldoening door koper aan verkoper van zijn betalingsverplichting(en) (…)
2.4. Partijen zijn overeengekomen dat de eigendomsoverdracht van de kavel en de bungalow zou plaatsvinden ten overstaan van notaris [betrokkene] [eisers] zouden de grond en de bungalow door middel van een hypotheek op hun woonhuis financieren. De hypotheekakte zou gelijk met de akte van levering van de grond bij de notaris passeren.
2.5. Na het sluiten van de koopovereenkomst zijn zoals overeengekomen door [gedaagde] diverse aanpassingen aan de bungalow verricht. Begin juli 2004 is de mobiele bungalow ingericht met de door [eisers] aangeschafte inboedel en kort daarna is de verhuur van de bungalow aangevangen.
2.6. Op 5 augustus 2004 is bij notaris [betrokkene] te Arnhem de akte tot vestigen van een hypotheek op het woonhuis van [eisers] gepasseerd. Het die dag eveneens geplande passeren van de akte van levering van de grond, heeft niet plaatsgevonden omdat [eisers] de levering niet wilden aanvaarden in verband met onder meer het ontbreken van een bouwvergunning of een projectdocument met betrekking tot de bungalow en een schonegrondverklaring met betrekking tot [kavelnr.].
2.7. Ook na 5 augustus 2004 heeft geen levering van de grond plaatsgevonden. [eisers] hebben het op de rekening van de notaris gestorte hypotheekbedrag van notaris [betrokkene] teruggestort gekregen.
2.8. In maart 2005 hebben [eisers] en [gedaagde] een beheer- en exploitatieovereenkomst getekend. Hierin staat onder meer:
Ondergetekenden:
1. De beheerder van “Recreatie Landgoed [gedaagde]”, optredende voor zich dan wel namens “Recreatie Landgoed [gedaagde] B.V.”(…), hierna te noemen de beheerder, en
2. Dhr. [eiser 1] (…), hierna te noemen de eigenaar,
In aanmerking nemende:
De eigenaar heeft in eigendom een bungalow, nr. K373 (…)
Artikel 1
1. De eigenaar verstrekt de opdracht gelijk de beheerder deze aanvaardt tot beheer en exploitatie van bungalownr. K373; met het doel deze bungalow optimaal te exploiteren.
2. De eigenaar zal de bungalow gedurende de looptijd van deze overeenkomst ook voor privé doeleinden gebruiken.
3. De ingangsdatum van deze overeenkomst is 9 juli 2004.
(…)
Artikel 3
Het beheer van de beheerder omvat de volgende diensten en werkzaamheden:
a. Het verwerven van huurders, (…)
b. Het innen van de huurpenningen van de tot stand gekomen huurovereenkomsten en de afdracht daarvan dan wel verrekening met de eigenaar.
2.9. In augustus 2005 vindt er een bespreking tussen partijen plaats waarin onder meer is gesproken over het ongedaan maken van de koop van [kavelnr.] en de bungalow. Vervolgens is ook op 13 november 2005 door partijen gesproken over ongedaanmaking van de koop. Partijen zijn overeengekomen dat zij niet meer tot nakoming van de koopovereenkomst zullen overgaan en dat zij evenmin nog nakoming van elkaar zullen vorderen.
3. De vordering
3.1. [eisers] vorderen de rechtbank - zakelijk weergegeven - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden, dan wel subsidiair deze overeenkomst te ontbinden ex artikel 6:267 lid 2 BW;
- te verklaren voor recht dat de tussen partijen gesloten beheerovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden, dan wel subsidiair deze overeenkomst te ontbinden ex artikel 6:267 lid 2 BW;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding
- primair (uit hoofde van ontbinding): een bedrag van € 58.453,83, althans een in goede justitie te bepalen bedrag zonodig nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens wet, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 1 maart 2006;
- subsidiair (uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking): een bedrag van
€ 58.453,83, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 1 maart 2006;
- meer subsidiair (door [gedaagde] toegezegde vergoeding voor inventaris en energierekeningen): een bedrag van € 6.778,52, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
- [gedaagde] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ad € 1.158,00.
3.2. [eisers] leggen aan hun vordering - kort gezegd - primair ten grondslag dat zij schade hebben geleden in de vorm van de gemiste verhuuropbrengsten, hypotheekkosten, notariskosten, verzekeringen, gekochte inboedel en energierekeningen doordat de tussen hen en [gedaagde] gesloten koopovereenkomst en beheerovereenkomst zijn ontbonden omdat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst.
Subsidiair leggen zij aan hun vordering ten grondslag dat [gedaagde] ten koste van [eisers] ongerechtvaardigd is verrijkt met een bedrag gelijk aan de huuropbrengsten, welk bedrag zij als schade aan [eisers] dient te vergoeden.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Uit de stellingen van beide partijen en het verloop van de gebeurtenissen na de geplande transportdatum op 5 augustus 2004 blijkt dat zij geen van beiden de hiervoor onder 2.2. genoemde voorbehouden hebben opgevat als ontbindende voorwaarden waardoor de koopovereenkomst van rechtswege is of zou komen te vervallen. Veeleer hebben zij deze voorbehouden opgevat als voorwaarden waaraan voldaan moest zijn voordat een levering zou kunnen plaatsvinden. De voorbehouden worden door de rechtbank dan ook in die laatste zin begrepen.
4.2. [eisers] hebben betoogd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst - kort gezegd - omdat niet conform de afspraak kon worden geleverd doordat geen bouwvergunning en geen schonegrondverklaring zijn overgelegd, doordat geen berging op het perceel van [eisers] kon worden geplaatst, de kavelgrens was aangepast, een erfdienstbaarheid op het perceel rustte en doordat geen verkaveling mogelijk was. Op 8 augustus 2005 heeft volgens [eisers] ingebrekestelling plaatsgevonden, waarna [eisers] - naar zij stellen - op 4 november 2005 de koopovereenkomst hebben ontbonden.
4.3. Volgens [eisers] is nakoming van de overeenkomst door [gedaagde] blijvend onmogelijk geworden omdat door de Gemeente [vest. plaats] geen bouwvergunning voor de kavel was afgegeven en omdat [gedaagde] gelet op het bestemmingsplan niet tot verkoop van de kavel mocht overgaan.
Bestemmingsplan
4.4. Volgens [eisers] was het [gedaagde] op grond van artikel 3, eerste lid, onder B van de voorschriften van het bestemmingsplan “Recreatieterreinen” dat op 8 april 2004 in werking was getreden niet toegestaan de grond uit te ponden (waarmee naar de rechtbank begrijpt wordt gedoeld op het gedeeltelijk aan een derde in eigendom overdragen van grond die [gedaagde] in eigendom heeft). Het is de vraag of dit gegeven een grond voor ontbinding kan opleveren. Uit de stukken blijkt dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 9 maart 2005 haar goedkeuring aan artikel 3, eerste lid, onder B van het bestemmingsplan heeft onthouden. Ook al was het bestemmingsplan niet geschorst en is eerst vanaf 9 maart 2005 de werking aan de bewuste bepaling komen te vervallen, op het moment dat [eiser 1] stelt de overeenkomst te hebben ontbonden, stond het bestemmingsplan aan (deugdelijke) nakoming niet (meer) in de weg. De voorschriften van het bestemmingsplan vormen dan ook geen grond voor ontbinding van de overeenkomst.
Bouwvergunning
4.5. [gedaagde] heeft niet betwist dat een bouwvergunning of projectdocument van de gemeente [vest. plaats] niet door haar aan [eisers] is overgelegd. Zij stelt echter dat zij (na het sluiten van de overeenkomst) mondeling heeft medegedeeld dat een bouwvergunning niet nodig was. [gedaagde] stelt zich hiermee naar de rechtbank begrijpt op het standpunt dat zij met het doen van een dergelijke mondelinge mededeling aan de door haar bij overeenkomst aangegane verplichting heeft voldaan.
4.6. Nu partijen kennelijk van mening verschillen over de strekking van dit overeengekomen voorbehoud, moet de overeenkomst op dit punt worden uitgelegd. Hierbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de opgenomen bepaling houdende het voorbehoud mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs te dien aanzien van elkaar mochten verwachten.
4.7. In de overeenkomst staat dat een bouwvergunning of een projectdocument moet worden overgelegd. Beide genoemde stukken betreffen schriftelijk stukken. Onder overleggen valt het volgens Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal zowel het inleveren en overgeven als het laten zien. In de overeenkomst staat als kennelijk doel van het overleggen beschreven, dat blijkt dat de woning volgens de geldende regelgeving is gebouwd. Dit doel is ook nog mondeling bij het sluiten van de overeenkomst door [eiser 1] genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank brengt het vorenstaande redelijkerwijs met zich dat [gedaagde] de verplichting op zich heeft genomen door middel van schriftelijke stukken aan te tonen dat de woning volgens de geldende regelgeving is gebouwd, ook indien volgens de geldende wet en regelgeving geen bouwvergunning nodig was. Door enkel mondeling mede te delen dat geen bouwvergunning nodig was, heeft [gedaagde] derhalve niet aan deze verplichting voldaan. [gedaagde] heeft echter ook gewezen op een door [eisers] overgelegd brief van 7 september 2004 van de gemeente [vest. plaats] aan [eisers] In de brief, die door de loco-burgemeester mede is ondertekend, staat vermeld dat de gemeente ten aanzien van het chalet van B toezegt niet handhavend te zullen optreden. Met deze brief heeft [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank voldoende aangetoond dat aan de strekking van het beding is voldaan. [eisers] hebben geen rechtens te respecteren belang om onder deze omstandigheden vast te houden aan overlegging van een bouwvergunning c.q. stukken waaruit blijkt dat de woning volgens de geldende wet- en regelgeving is gebouwd. Het ontbreken van genoemde stukken kan een ontbinding van de overeenkomst dan ook niet rechtvaardigen.
Overige gestelde tekortkomingen
4.8. Van de overige door [eisers] genoemde tekortkomingen (te weten het niet overleggen van een schonegrondverklaring, het (kunnen) plaatsen van een berging, de kavelgrens en de erfdienstbaarheid) is niet gesteld en is de rechtbank evenmin gebleken dat (deugdelijke) nakoming op het moment dat [eiser 1] stelt te hebben ontbonden, te weten op 4 november 2005, blijvend of tijdelijk onmogelijk was. Ingevolge artikel 6:265, tweede lid, BW en artikel 10 lid 1 van de koopovereenkomst waren [eisers] derhalve eerst bevoegd de overeenkomst op grond van voormelde tekortkomingen te ontbinden, nadat [gedaagde] in verzuim was geraakt. Nu gesteld noch gebleken is dat partijen voor nakoming een uiterste termijn overeengekomen zijn, na welke nakoming niet meer mogelijk zou zijn, is voor intreding van dit verzuim vereist dat bij ingebrekestelling een redelijke termijn voor nakoming is gesteld en niettemin niet binnen die termijn is nagekomen.
4.9. Dat [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren, blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet. Weliswaar schrijven [eisers] bij brief van 8 augustus 2005 dat zij [gedaagde] in gebreke stellen, maar redelijkerwijs kan naar het oordeel van de rechtbank de in de brief gestelde termijn van 72 uur niet worden beschouwd als een gestelde redelijke termijn voor de nakoming, als bedoeld in artikel 6:82 BW. In de brief schrijft [eiser 1] onder meer:
‘Ik hoop dat er een mogelijkheid ligt deze zaak in overleg af te handelen. Voor mij is dit absoluut de laatste poging.
Ik stel u de volgende termijn:
Bij geen reactie binnen 72 uur (voor zondag 14 augustus 2005) hoe alle openstaande punten, gemaakte afspraken en gemelde gebreken worden nagekomen en of opgelost, zal ik mij beraden over andere mogelijkheden tot verdere afhandeling van deze zaak.’
Verzocht wordt om een reactie binnen 72 uur en niet om nakoming binnen 72 uur. Van belang hierbij is ook dat naar aanleiding van deze brief eind augustus een nader overleg tussen [gedaagde] en [eisers] heeft plaatsgevonden en dat de termijn door [gedaagde] kennelijk ook niet als een termijn voor nakoming is beschouwd.
Gevolg hiervan is dat, nu gesteld noch gebleken dat nadien door [eiser 1] nog nakoming is gevorderd, [gedaagde] niet in verzuim is komen te verkeren ten aanzien van één of meer verplichtingen uit de koopovereenkomst van 21 mei 2004 en dat [eiser 1] derhalve niet bevoegd was de overeenkomst op grond van 6:265 BW te ontbinden. De verzochte verklaring voor recht dat de koopovereenkomst (waarmee kennelijk is gedoeld op de met elkaar verbonden koopovereenkomsten betreffende de grond respectievelijk de bungalow) buitengerechtelijk is ontbonden, moet dan ook reeds daarom worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de vordering de koopovereenkomst op grond van artikel 6:267, tweede lid, BW te ontbinden.
4.10. Nu het inroepen door [eisers] van ontbinding van de koopovereenkomsten niet tot een ontbinding heeft geleid en ontbinding evenmin zal worden uitgesproken, kan de gevraagde verklaring voor recht dat de beheer- en exploitatieovereenkomst is ontbonden, althans aan de ontbinding daarvan, op de grond van onlosmakelijke verbondenheid van de beheer- en exploitatieovereenkomst met die koopovereenkomsten evenmin worden uitgesproken. Nu overigens geen grond voor ontbinding van de beheer- en exploitatieovereenkomst is gesteld of gebleken, liggen ook de gevorderde verklaring voor recht en de vordering tot ontbinding in dit verband daarvan voor afwijzing gereed.
4.11. Aan de beoordeling van de op grond van ontbinding gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank, nu van ontbinding geen sprake is, derhalve niet toe.
Ongegronde verrijking
4.12. [eisers] hebben gesteld dat [gedaagde] ten koste van [eisers] ongerechtvaardigd is verrijkt met een bedrag gelijk aan de opbrengsten die uit de verhuur van de door [eisers] gekochte bungalow door [gedaagde] zijn ontvangen.
4.13. [gedaagde] heeft betwist dat zij zich ten koste van [eisers] ongerechtvaardigd heeft verrijkt. [gedaagde] heeft onder meer betoogd dat [eisers] nooit eigenaar zijn geworden van de bungalow en de grond en dat [eisers] derhalve ook geen aanspraak kunnen maken op de huurpenningen als overeengekomen in de beheer- en exploitatieovereenkomst, welke overeenkomst uitgaat van de verhouding eigenaar-beheerder.
4.14. [eisers] hebben niet betwist dat zij nooit eigenaar zijn geworden van de bungalow (en de grond).
4.15. De rechtbank stelt voorop dat de eigenaar van een zaak, zoals een bungalow, behoudens de rechten van anderen, in beginsel ook eigenaar wordt van de afgescheiden vruchten (artikel 5:1, derde lid, BW) en dat de huuropbrengsten kunnen worden aangemerkt als van de bungalow afgescheiden burgerlijke vruchten (artikel 3:9, tweede lid, BW).
4.16. Partijen hebben in maart 2005 een beheer- en exploitatieovereenkomst gesloten met betrekking tot het beheer en de exploitatie van de bij overeenkomst van 21 mei 2004 door [gedaagde] aan [eisers] verkochte bungalow. Partijen waren kennelijk aanvankelijk van plan de beheer- en exploitatieovereenkomst na het passeren van de aktes bij de notaris te sluiten. Toen dit passeren (telkens) niet door ging, hebben partijen uiteindelijk in maart 2005 toch maar alvast de overeenkomst getekend. In de overeenkomst worden [eisers] aangeduid als eigenaar en [gedaagde] als beheerder. De overeenkomst gold met terugwerkende kracht vanaf 9 juli 2004. Dit was de datum dat aanvankelijk het passeren van de (hypotheek- en leverings)aktes bij de notaris gepland stond. Hoewel de afspraak bij de notaris niet door is gegaan, was de woning al wel door [eisers] ingericht en door [eisers] en [gedaagde] verhuurklaar gemaakt. [eisers] hebben vanaf juli 2004 ook feitelijk gebruik gemaakt van de woning en de woning is ook vanaf die tijd aan derden verhuurd.
Partijen zijn overeengekomen dat de (vanaf 9 juli 2004) door [gedaagde] door de verhuur aan derden verkregen huurpenningen door [gedaagde] in depot zouden worden gehouden totdat de aktes waren gepasseerd. Daarna zouden de huurpenningen door [gedaagde] aan [eisers] worden overgedragen.
4.17. De door [eisers] op 21 mei 2004 van [gedaagde] gekochte mobiele bungalow is een roerende zaak, waarvan de levering derhalve zonder het passeren van een akte bij de notaris kan geschieden. Partijen hebben vanaf juli 2004 feitelijk gehandeld als omschreven in de pas in maart 2005 gesloten beheer- en exploitatieovereenkomst, met welk handelen en met welk sluiten zij anticipeerden op de verwachte toekomstige eigendomsoverdracht van de grond en het passeren van de hypotheekakte. Deze eigendomsoverdracht heeft echter nooit plaatsgevonden en evenmin heeft de betaling plaatsgevonden.
[gedaagde] heeft de bungalow reeds vanaf juli 2004 ter beschikking van [eisers] gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank moet deze bungalow geacht worden te zijn geleverd onder voorbehoud van de eigendom door [gedaagde] totdat [eisers] aan hun betalingsverplichting zouden hebben voldaan. Gelet op artikel 3:92 van het Burgerlijk Wetboek en gelet op artikel 6 van de Algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden van Recreatie Landgoed [gedaagde] B.V., betreft het hier een verbintenis tot overdracht van de bungalow onder de opschortende voorwaarde van voldoening van de betaling. Bij gebreke van betaling aan [gedaagde] zijn [eisers] derhalve nimmer eigenaar geworden van de woning.
Door het tekenen van een beheer- en exploitatieovereenkomst is dit niet anders geworden. Aan de beheer- en exploitatieovereenkomst is uitvoering gegeven in die zin dat is verhuurd en beheerd als in die overeenkomst omschreven. Partijen zijn het er evenwel over eens dat zij overeengekomen zijn dat de door [gedaagde] van huurders ontvangen gelden in depot zou houden en dat deze gelden na het passeren van de aktes bij de notaris aan [eisers] zouden toekomen. De beheer- en exploitatieovereenkomst met de daarin opgenomen bepaling met betrekking tot de afdracht van huurpenningen moet dan ook worden geacht te zijn aangegaan onder de opschortende voorwaarde van verkrijging van de eigendom van de bungalow (en de grond) door [eisers] Aangezezien [eisers] nooit de eigendom hebben verkregen, is de opschortende voorwaarde nooit ingetreden.
4.18. Gelet op het vorenstaande moet worden aangenomen dat [eisers] geen aanspraak kunnen maken op de huurpenningen en dat deze huurpenningen, als burgerlijke vruchten van het eigendomsrecht, toevallen aan [gedaagde] als eigenaar van het chalet. Dat betekent tevens dat niet kan worden gezegd dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde] met de door haar ontvangen huurpenningen ten koste van [eisers] De vordering tot schadevergoeding tot een bedrag gelijk de door [gedaagde] ontvangen huurpenningen wordt dan ook afgewezen.
4.19. [eisers] hebben meer subsidiair een bedrag van € 6.778,52 gevorderd als vergoeding voor de door hen aangeschafte inventaris en de door hen betaalde energierekeningen. [gedaagde] heeft reeds eerder aangeboden deze kosten aan [eisers] te vergoeden. In de conclusie van antwoord wordt melding gemaakt van dit aanbod en wordt dit deel van de vordering niet weersproken. Derhalve zal de rechtbank deze post toewijzen. Aangezien [gedaagde] dit bedrag reeds eerder heeft aangeboden en [eiser 1] toen niet met de hoogte van de vergoeding akkoord was, is er geen reden een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten met betrekking tot de invordering van deze post toe te kennen.
4.20. De overige door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden, voor zover deze dienen te worden opgevat als stellingen en verweren, behoeven geen nadere bespreking omdat deze, indien besproken, niet leiden tot andere dan de hiervoor gegeven oordelen.
4.21. [eisers] zullen als de voor het overgrote deel in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht € 1.345,00
- salaris procureur 1.788,00 (2,0 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 3.133,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 1] van een bedrag van € 6.778,52 (zegge zesduizendzevenhonderdachtenzeventig euro en tweeënvijftig eurocent) en wijst de vordering voor het overige af,
5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 3.133,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2007.