ECLI:NL:RBARN:2007:BA6210

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
480132 CV Expl. 07-1093
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.P.M. Kester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 14 mei 2007 uitspraak gedaan in een vordering tot schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. De eiseres, een 55-jarige vrouw die sinds 8 oktober 2001 in dienst was bij Actys Wonen B.V. als telefoniste/receptioniste, stelde dat haar ontslag kennelijk onredelijk was in de zin van artikel 7:681 BW. Ze voerde aan dat de gevolgen van het ontslag voor haar te ernstig waren in vergelijking met het belang van Actys bij de beëindiging van het dienstverband, vooral gezien haar leeftijd, handicap en beperkte opleidingsniveau. Eiseres was van mening dat een redelijke afvloeiingsregeling had moeten worden getroffen, aangezien ze nu moest rondkomen van een kleine WW-uitkering.

Actys betwistte de vordering en concludeerde tot afwijzing. De werkgever stelde dat de reorganisatie noodzakelijk was vanwege bedrijfseconomische omstandigheden, wat gedocumenteerd was aangetoond door teruglopende omzetten sinds 2004. De kantonrechter oordeelde dat Actys een zwaarwegend belang had bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, en dat de gevolgen van het ontslag voor eiseres, hoewel nadelig, niet onevenredig zwaar waren in verhouding tot het belang van de werkgever.

De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van kennelijk onredelijk ontslag. Eiseres had relatief kort in dienst gewerkt en de combinatie van haar leeftijd en handicap vormde geen reden om het ontslag als kennelijk onredelijk aan te merken. De rechter wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de kosten van de procedure, die aan de kant van Actys op nihil werden begroot. Dit vonnis werd openbaar uitgesproken op 14 mei 2007.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 480132 \ CV EXPL 07-1093 \ HK/279/MB
uitspraak van 14 mei 2007
Vonnis
in de zaak van
[eiseres]
wonende te [adres]
eisende partij
gemachtigde Stichting SRK - Rechtsbijstand
tegen
de besloten vennootschap Actys Wonen B.V.
gevestigd te Arnhem
gedaagde partij
gemachtigde Actys BV t.a.v. de heer [A]
Partijen worden hierna [eiseres] en Actys genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 maart 2007;
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 18 april 2007.
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
[eiseres], geboren op [geboortedatum], is op 8 oktober 2001 bij Actys in dienst getreden in de functie van telefoniste/receptioniste. Het salaris van [eiseres] bedroeg laatstelijk € 934,60 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag. Op 26 september 2006 heeft Actys voor 14 werknemers een ontslagaanvraag ingediend bij het CWI op grond van bedrijfseconomische redenen. [eiseres] heeft tegen deze ontslagaanvraag verweer gevoerd. Op 26 oktober 2006 heeft het CWI aan Actys toestemming verleend de arbeidsovereenkomsten van de voor ontslag voorgedragen werknemers te beëindigen. Actys heeft de arbeidsovereenkomst met [eiseres] met ingang van 1 februari 2007 opgezegd.
De vordering en het verweer
[eiseres] vordert de veroordeling van Actys om aan haar een bedrag van € 10.093,68 bruto te betalen ter zake van schadevergoeding te vermeerderen met rente en kosten.
[eiseres] legt aan haar verzoek ten grondslag dat het gegeven ontslag kennelijk onredelijk is in de zin van artikel 7:681 BW. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de gevolgen van het ontslag voor haar te ernstig zijn in vergelijking met het belang dat Actys heeft bij de beëindiging en wijst daarbij op het feit dat, gelet op haar leeftijd (55 jaar) en de duur van het dienstverband (afgerond vijf jaar) een redelijke afvloeiingsregeling had moeten worden getroffen. Zij moet nu rondkomen van een (kleine) WW-uitkering. Ook heeft [eiseres] erop gewezen dat zij steeds goed heeft gefunctioneerd en dat vanwege haar leeftijd, handicap – [eiseres] loopt met krukken – en (beperkte) opleiding haar kansen op de arbeidsmarkt minimaal zijn. Voorts stelt [eiseres] dat Actys heeft geweigerd haar intern in een andere functie te plaatsen op de afdeling technische ondersteuning BOG waar een vacature was ontstaan.
Actys heeft de vordering gemotiveerd betwist en concludeert tot afwijzing daarvan.
De beoordeling
Blijkens het bepaalde in artikel 7:681 lid 2, aanhef en onder b, BW zal beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever onder andere kennelijk onredelijk geacht kunnen worden wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de werknemer getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander werk te vinden, de gevolgen van de beëindiging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging.
Vaststaat dat Actys ten gevolge van bedrijfseconomische omstandigheden genoodzaakt was om te reorganiseren. Actys heeft gedocumenteerd aangetoond dat er vanaf 2004 sprake is van teruglopende omzetten, hetgeen wordt veroorzaakt doordat opdrachtgevers van Actys woningen in gebouwencomplexen e.d. afzonderlijk verkopen en voorts doordat opdrachtgevers het beheer van woningen overhevelen naar concurrenten van Actys. Actys had derhalve een duidelijk, zwaarwegend belang om de arbeidsovereenkomst met [eiseres] op te zeggen.
Het belang van Actys afzettend tegen de gevolgen van de opzegging voor [eiseres] komt de kantonrechter tot de conclusie dat er geen sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. [eiseres] is relatief kort in dienst geweest van Actys, hetgeen wordt versterkt doordat zij in deeltijd heeft gewerkt. Hoewel het aannemelijk is dat de leeftijd van [eiseres] in combinatie met haar handicap een belemmering vormt bij het vinden van ander werk, vormt dit geen reden om het ontslag als kennelijk onredelijk aan te merken. Dat het ontslag zonder enige tegemoetkoming nadelige gevolgen voor [eiseres] kan hebben, wordt gezien de omstandigheden niet onevenredig geoordeeld in verhouding tot het belang van gedaagde bij de beëindiging. Op grond van de overgelegde cijfers over 2003, 2004, en 2005 is immers genoegzaam gebleken dat de financiële positie van Actys eind 2006 geen ruimte bood voor enige vergoeding. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de ondernemingsraad als vertegenwoordiger van het werknemersbelang heeft ingestemd met het voorstel om af te zien van een ontslagvergoeding.
De stelling van [eiseres] dat zij schade lijdt nu Actys haar niet heeft willen herplaatsen in de functie van secretaresse is door Actys gemotiveerd weersproken. Uit de
door Actys overgelegde stukken blijkt dat het een functie betreft op een ander, hoger functieniveau met zwaardere eisen dan de functie van telefoniste/receptioniste. Actys heeft voldoende aangetoond dat de functies niet vergelijkbaar en gelijkwaardig zijn en zodoende niet onderling uitwisselbaar.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat van een kennelijk onredelijk ontslag in de zin van artikel 7:681 lid 2, aanhef en onder b, BW geen sprake is, zodat de gevorderde vergoeding zal worden afgewezen.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De beslissing
De kantonrechter
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure aan de kant van Actys tot vandaag begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. H.P.M. Kester en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2007