Parketnummer : 05/651873-06
Datum zitting : 01 juni 2007
Datum uitspraak : 15 juni 2007
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. M. van Kan, advocaat te Zutphen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 mei 2006 te Ellecom, gemeente Rheden, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 335 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
hij op of omstreeks 25 mei 2006 te de Steeg gemeente Rheden als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de Havikerwaard, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) schade was toegebracht, zonder dat de verdachte behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit en/of de identiteit van het
door verdachte bestuurde motorrijtuig;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 1 juni 2007 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte niet verschenen. Namens de verdachte is verschenen mr. M. van Kan, advocaat te Zutphen, die daartoe uitdrukkelijk is gemachtigd.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een betaling van een geldboete van € 500,- (vijfhonderd euro) en voorts terzake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 (zes) maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
De raadsman heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd.
Door de raadsman is ten aanzien van feit 1 en 2 aangevoerd dat zijn cliënt niet ten spoedigste voor de (hulp) officier van justitie is geleid, waardoor de strikte voorwaarde van artikel 53, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering niet is nageleefd. Hierdoor is er geen sprake van een rechtmatige aanhouding. Al het bewijs, waaronder de verklaring van verdachte en de uitslag van het ademonderzoek, dat dank zij de onrechtmatige aanhouding is verkregen, dient buiten beschouwing te blijven.
De politierechter overweegt hieromtrent als volgt.
In het aanvullend proces-verbaal, dossier/mutatienummers: PL078B/06-003988/0677924 en PL078B/06-003811/06-078029 hebben verbalisanten verklaard dat verdachte om 09.26 uur is aangehouden. Tevens verklaarden zij dat ze besloten ter verificatie en bevestiging van verhaal van verdachte en om eventuele schade aan derden uit te sluiten of vast te stellen danwel andere mogelijke strafbare feiten vast te stellen of uit te sluiten tezamen met verdachte vanaf de aanhoudingslocatie, de Kastanjelaan in Ellecom, gemeente Rheden, de plek waar verdachte had vast gezeten op te zoeken. Voorts verklaarden zij dat dit op de route naar het politiebureau lag. Voorts staat in dit proces-verbaal vermeld dat verdachte om 09.26 uur is aangehouden, dat hij om 10.07 uur op het politiebureau Velp is aangekomen en dat hij om 10.10 uur is voorgeleid aan een hulpofficier van justitie.
Nu verbalisanten na aanhouding van de verdachte op de route naar het politiebureau mogelijke andere strafbare feiten hebben willen vaststellen alsmede dat de aangehoudene binnen 50 minuten is voorgeleid, moeten worden afgeleid dat de voorgeleiding “ten spoedigste” is geschied.
Gelet op het bovenstaande is de politierechter van oordeel dat uit de door de verbalisanten weergegeven feiten en omstandigheden niet kan worden afgeleid dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest en/of dat niet aan het gestelde in artikel 53, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering zou zijn voldaan.
Ten aanzien van feit 1 is voorts aangevoerd dat twee strikte waarborgen volgens het artikel 7 van het Besluit alcoholonderzoeken niet in acht zijn genomen. Degene die het apparaat bediende is niet aangewezen door de korpschef, maar door de hoofdinspecteur van politie. Daarnaast staat niet vast dat degene die het apparaat bediende heeft getoond over de daarvoor benodigde kennis en vaardigheden te beschikken conform het derde lid van artikel 7 van het Besluit alcoholonderzoeken. Hieruit volgt dat de resultaten van het ademonderzoek buiten beschouwing behoren te blijven.
De politierechter overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de zich in het dossier bevindende uitslag van de ademanalyse, testnummer 060525155, blijkt dat het ademanalyseapparaat is bediend door [verbalisant 1], brigadier van politie, verbalisantnummer 1611. In het dossier bevindt zich een verklaring van [verbalisant 2], korpschef van de Regiopolitie Gelderland-Midden, gedateerd 20 juni 2005, waarin deze verklaart dat [verbalisant 1], dienstnummer 1611, brigadier van de regiopolitie Gelderland-Midden, de cursus "Bedienaar Ademanalyse-apparaat" heeft gevolgd en dat de betrokken ambtenaar heeft getoond de voor het bedienen van het Ademanalyse-apparaat, merk Honac-intox EC/IR, benodigde kennis en vaardigheid te bezitten. De korpschef verklaart vervolgens dat [verbalisant 1] door hem als bedienaar is aangewezen.
Naar het oordeel van de politierechter is met deze verklaring voldaan aan het gestelde in artikel 7, lid 1 van het besluit alcoholonderzoeken dat luidt: 'Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geschiedt slechts, indien de betrokken ambtenaar heeft getoond de voor het bedienen van het ademanalyse-apparaat benodigde kennis en vaardigheden te bezitten', en blijkt hieruit dat [verbalisant 1] heeft getoond over de voor het bedienen van het ademanalyse-apparaat benodigde kennis en vaardigheden te bezitten.
De politierechter merkt nog op dat, hoewel er zich in het dossier geen proces-verbaal van ademanalyse bevindt, uit de overige zich in het dossier bevindende processen-verbaal en andere bescheiden genoegzaam blijkt dat aan de wettelijke voorwaarden gesteld aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, is voldaan.
De politierechter verwerpt de verweren van de raadsman en zal de verklaring van verdachte en de uitslag van het ademanalyseonderzoek voor het bewijs bezigen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde voert de raadsman aan dat er geen schade is ontstaan. Er was slechts een plank losgeraakt die eenvoudig weer op zijn plaats kon worden gespijkerd en de aangifte van de schade is gedaan na uitnodiging daartoe door de verbalisant.
De politierechter overweegt hieromtrent als volgt.
Het bewijs dat het losraken van de plank van het hek is veroorzaakt door verdachte ontbreekt, nu daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen de rechterlijke overtuiging ontbreekt. Daarnaast wordt door de verbalisant aangegeven dat de Havikerwaard vermoedelijk de locatie is alwaar het voertuig van verdachte heeft vastgezeten. Dat verdachte daadwerkelijk aanwezig is geweest in de Havikerwaard, staat daarmee niet vast. Voorts is ten laste gelegd dat verdachte de schade veroorzaakt heeft in de Havikerwaard. Uit de genomen luchtfoto en aangifte blijkt dat de schade is veroorzaakt op het privéterrein van aangeefster. Dat dit terrein ook Havikerwaard wordt genoemd, doet daar niets aan af.
Nu de politierechter niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte de schade aan het hek heeft veroorzaakt, wordt verdachte dan ook van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 25 mei 2006 te Ellecom, gemeente Rheden, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 335 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994.
4b. De strafbaarheid van het feit
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder diens draagkracht, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd op 25 april 2007.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
Toegepaste artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 8, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een betaling van een geldboete van € 300.00 (driehonderd euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 6 (zes) dagen hechtenis.
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze ontzegging niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
mr. O.A.P van der Roest, als politierechter,
in tegenwoordigheid van S.P.H. Brinkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juni 2007.