ECLI:NL:RBARN:2007:BB1985

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
16 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
157223
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Noordraven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overname huur van bedrijfsruimte en verkoop bedrijfsinventaris

In deze zaak vorderde eiser, een exploitant van een groente- en fruitbedrijf, dat de voorzieningenrechter De Kroon c.s. zou veroordelen tot de levering van de inventaris van een bedrijfsruimte in het Food Center Amsterdam. Eiser had een overeenkomst gesloten met De Kroon c.s. voor de overname van de bedrijfsruimte en de bijbehorende inventaris, maar De Kroon c.s. weigerden deze overeenkomst na te komen, onder andere omdat zij een verzoek tot indeplaatsstelling aan de gemeente Amsterdam hadden gedaan voor een derde partij, [betrokkene 2]. Eiser stelde dat De Kroon c.s. wanprestatie pleegden door zich niet aan de overeenkomst te houden en dat de gemeente geen reden had om de overname door eiser te weigeren. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat er een koopovereenkomst was gesloten tussen eiser en De Kroon c.s. en dat de gemeente geen toestemming had verleend voor de indeplaatsstelling aan [betrokkene 2]. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eiser toe en veroordeelde De Kroon c.s. om de inventaris aan eiser te leveren en het verzoek tot indeplaatsstelling van [betrokkene 2] in te trekken. Tevens werden De Kroon c.s. veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 157223 / KG ZA 07-378
Vonnis in kort geding van 16 juli 2007
in de z[eiser]eiser],
h.o.d.n. [eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. M.H. Rijntjes te Amsterdam,
tegen
1. de vennootschap onder firma
CHAMPIGNONHANDEL DE KROON V.O.F.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [gedaagde],
wonende te [woonplaats]l,
3. [gedaagde],
wonende te [woonplaats]l,
gedaagden,
advocaat mr. T.B.M. Kersten te Oss.
Partijen zullen hierna [eiser] en De Kroon c.s., dan wel De Kroon en de heer en/of mevrouw [gedaagde sub 2 en 3], genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van De Kroon c.s.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] exploiteert een groente- en fruitbedrijf. De heer en mevrouw [gedaagde sub 2 en 3] waren tot voor kort vennoten van de vennootschap onder firma Champignonhandel De Kroon (een groothandel in champignons, taugé, zuurwaren en dergelijke), die in het Food Center Amsterdam (hierna: Food Center), aan de [adres], een standplaats annex bedrijfsruimte huurt van de gemeente Amsterdam. De inventaris van de bedrijfsruimte bestaat onder meer uit een kantoor met kantine en twee koelcellen.
2.2. In een door [eiser] en mevrouw [gedaagde sub 2 en 3] ondertekende overeenkomst gedateerd 11 april 2007 is het volgende opgenomen:
Hierbij verklaar ik, [gedaagde sub 2], mijn bedrijfsruimte te Amsterdam, [adres], over te doen aan [eiser]. Overname € 3.500,-.
2.3. Op 18 april 2007 hebben De Kroon c.s. [eiser] het volgende – voor zover thans relevant – bericht:
Hun antwoord vandaag luidt:
Gaan niet accoord met de verkoop/overname door jou ([eiser]) daar zij (de gemeente Amsterdam, de voorzieningenrechter) simpelweg niet willen hebben dat de ruimte wordt verhuurd aan buitenstaanders i.v.m. de gehele discussie en plannen met de oude groente- en fruithal. Hetgeen [betrokkene] toen ook al eigenlijk heeft aangegeven en uitgelegd.
(…) Wij zullen deze week (donderdag of vrijdag) in ieder geval die € 500,- aanbetaling door jou reeds gedaan weer terugstorten op je rekening en daarmee is alles ongedaan gemaakt.
2.4. Uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel van 19 april 2007 blijkt dat de besloten vennootschap [betrokkene 2] en Zn B.V. (hierna: [betrokkene 2]) op 2 april 2007 De Kroon heeft overgenomen. [betrokkene 2] huurt in het Food Center naast de ruimte van De Kroon c.s. al een eigen bedrijfsruimte.
2.5. Bij brief van 22 april 2007 hebben De Kroon c.s. [eiser] als volgt bericht:
Middels dit schrijven bevestigen wij dat de evt. verkoop van onze opstallen (1 kantoorpand & 2 koelcellen & besproken inventaris) niet door kan/mag gaan, daar de Gemeente Amsterdam en Food Center Amsterdam daar geen akkoord voor geven.
Daar wij op dit moment geen tijd meer hebben om op een officieel antwoord van de Gemeente Amsterdam dan wel het Food Center te wachten, hebben wij e.e.a. telefonisch voorgelegd en daar komt duidelijk uit naar voren dat een directe verkoop aan een buitenstaander niet zo maar kan dan wel überhaupt mogelijk is.
2.6. Bij brief van 23 mei 2007 heeft de gemeente Amsterdam (hierna: de gemeente) op verzoek van [eiser] informatie verschaft over het beleid inzake overschrijving van een huurovereenkomst. In deze brief is het volgende – voor zover hier relevant – opgenomen:
Overschrijving is in principe mogelijk via een indeplaatststelling waarbij de opvolgende huurder de huurovereenkomst van de vertrekkende huurder overneemt en daarmee volledig in de contractuele rechten en plichten van zijn voorganger treedt. Voorafgaande toestemming van de verhuurder is echter noodzakelijk. Het hangt van het individuele geval af of deze toestemming inderdaad wordt verleend. Ik kan daarom niet van tevoren aangeven of en onder welke voorwaarden een toekomstige gegadigde voor indeplaatststellling in aanmerking komt.
Wel kan ik u zeggen dat toestemming zal worden geweigerd als:
a) volledige nakoming van de over te nemen huurovereenkomst door de betreffende gegadigde niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat hij bedrijfsactiviteiten in het gehuurde gaat ontplooien die in strijd zijn met de contractuele huurbestemming
b) vanwege de persoon van de gegadigde, bijvoorbeeld omdat hij als een notoire wanprestant bekend staat.
2.7. [eiser] heeft op 10 mei 2007 De Kroon c.s. gesommeerd om gevolg te geven aan de overeenkomst van 11 april 2007. De Kroon c.s. hebben hier geen gehoor aan gegeven.
2.8. Vervolgens heeft [eiser] bij brief van 15 mei 2007 de gemeente op de hoogte gesteld van de situatie en haar verzocht niet aan de in de plaatsstelling van [betrokkene 2] mee te werken, alvorens de kwestie is opgelost. De gemeente heeft hierop telefonisch geantwoord dat zij nog geen beslissing op het verzoek tot in de plaatsstelling van [betrokkene 2] heeft genomen en dat zij bereid is enige tijd te wachten met het nemen van die beslissing totdat er meer duidelijkheid bestaat over de kwestie.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter De Kroon c.s. veroordeelt om
primair:
a. binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom de inventaris van de bedrijfsruimte in het Food Center Amsterdam aan de [adres], waaronder een kantoortje met kantine en koelcellen, aan [eiser] te leveren,
subsidiair:
b. binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte als bedoeld onder a. aan [eiser] over te dragen,
primair en subsidiair:
c. binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom het door De Kroon c.s. gedane verzoek aan de gemeente om toestemming te verlenen voor overdracht van de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte als bedoeld onder a. aan [betrokkene 2] in te trekken,
d. binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom een verzoek aan de gemeente te doen om toestemming te verlenen voor overdracht van de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte als bedoeld onder a. aan [eiser].
3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat De Kroon c.s. wanprestatie plegen door zich niet te houden aan hetgeen partijen zijn overeengekomen. Volgens [eiser] blijkt uit de brief van de gemeente dat zij niet de regel hanteert dat degene die de huurovereenkomst overneemt reeds in het Food Center dient te zijn gevestigd, zodat De Kroon c.s. niet om die reden hoeven af te zien van het met [eiser] overeengekomene. Daarbij komt dat partijen overeenstemming hadden over de prijs en De Kroon c.s. in hun brieven aan [eiser] uitdrukkelijk spreken over verkoop aan hem.
[eiser] verdenkt [betrokkene 2] ervan dat hij opzettelijk heeft getracht om de plaats van [eiser] over te nemen, omdat hij kennelijk op de hoogte was geraakt van de overeenkomst met De Kroon c.s. en daardoor hoogstwaarschijnlijk vreesde voor concurrentie. De inventaris is volgens [eiser] dan ook niet rechtsgeldig aan [betrokkene 2] overgedragen.
3.3. De Kroon c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak en is ook niet door De Kroon c.s. weersproken.
4.2. De Kroon c.s. hebben allereerst als verweer gevoerd dat de verzochte voorzieningen zien op het doen van een declaratoire uitspraak, waarmee de rechtstoestand tussen partijen wordt vastgesteld, hetgeen niet is toegestaan in kort geding. [eiser] zou daarom niet-ontvankelijk in zijn vorderingen moeten worden verklaard.
De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer. Niet valt in te zien dat een voorlopige beslissing over de overname van de inventaris en over het intrekken en indienen van een verzoek tot indeplaatsstelling als definitief moet worden beschouwd en, na een mogelijkerwijs andersluidende uitspraak in een eventuele bodemprocedure, niet meer teruggedraaid zou kunnen worden. De gevraagde voorzieningen strekken tot het treffen van een tijdelijke (orde)maatregel, waartoe de kort gedingrechter bij uitstek bevoegd is, en niet tot het verklaren van recht dat tussen partijen volledige overeenstemming is bereikt. Dat de voorzieningenrechter wel een voorlopig oordeel dient te geven over de (inhoud van de) overeenkomst tussen partijen maakt het voorgaande niet anders.
4.3. De vraag die thans beantwoord dient te worden is of voorshands aannemelijk is geworden dat De Kroon c.s. en [eiser] een overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan [eiser] de bedrijfsruimte van De Kroon c.s. zou overnemen. Volgens De Kroon c.s. is de overeenkomst van 11 april 2007 slechts een intentieovereenkomst, die niet de essentialia bevat van een koopovereenkomst en die door [eiser] louter is opgesteld in het kader van het verkrijgen van krediet bij de bank. De prijs, een leverdatum en nadere voorwaarden ontbreken immers. Daarnaast stelt De Kroon c.s. dat de gemeente vereist dat een eventuele opvolger reeds een standplaats moet hebben in het Food Center, hetgeen volgens De Kroon c.s. niet wordt weersproken in de brief van 23 mei 2007. De gemeente heeft hierin verklaard dat niet van tevoren kan worden aangegeven of en onder welke voorwaarden een toekomstige gegadigde voor indeplaatsstelling in aanmerking komt.
Inmiddels is de inventaris reeds overgedragen aan [betrokkene 2] en hebben De Kroon c.s. bij de gemeente een verzoek tot indeplaatsstelling ten aanzien van [betrokkene 2] ingediend. [eiser] komt, gelet op het voorgaande, dan ook geen recht tot revindicatie toe, temeer nu
[betrokkene 2] wordt beschermd als derde verkrijger te goeder trouw.
4.4. Op basis van hetgeen partijen ter zitting hebben verklaard en de overgelegde overeenkomst van 11 april 2007 is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat er tussen [eiser] en De Kroon c.s. een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De heer [gedaagde sub 2 en 3] heeft ter zitting de lezing van [eiser] bevestigd, inhoudende dat partijen op 8 april 2007 mondeling tot overeenstemming zijn gekomen over de overname van de inventaris en de standplaats voor een bedrag van € 3.500,-. Dat partijen nog geen nadere voorwaarden dan wel een leverdatum hadden afgesproken, leidt niet tot een ander oordeel, temeer nu zij nog afhankelijk waren van (het moment van) instemming van de gemeente. Dat de overname niet zou kunnen plaatsvinden, omdat de gemeente als voorwaarde zou stellen dat de opvolger reeds in het Food Center gevestigd moet zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. Immers niet is gebleken is dat de gemeente om voormelde reden geen toestemming voor de overname door [eiser] heeft verleend of zal verlenen. Daarbij komt dat De Kroon c.s. ter zitting hebben bevestigd dat nooit concreet om toestemming tot indeplaatsstelling van [eiser] is verzocht bij de gemeente. De gemeente heeft een dergelijke weigeringsgrond evenmin uitdrukkelijk opgenomen in haar brief van 23 mei jongstleden. Het verweer van De Kroon c.s. treft dan ook geen doel.
4.5. Wat er verder ook zij van de afspraken die De Kroon c.s. met [betrokkene 2] hebben gemaakt, niet weersproken is dat de gemeente ook ten aanzien van [betrokkene 2] nog geen toestemming heeft verleend met betrekking tot de indeplaatsstelling. Voor het overige is onvoldoende duidelijk geworden – behoudens de opmerking van De Kroon c.s. dat [betrokkene 2] een hogere prijs zou hebben geboden – waarom De Kroon c.s., nadat zij met [eiser] tot overeenstemming waren gekomen, zich tot de Geus hebben gewend dan wel vice versa en of [betrokkene 2] daarbij te goeder trouw was. Het voorgaande laat in ieder geval onverlet dat De Kroon c.s. reeds overeenstemming hadden bereikt met [eiser], – en [eiser] onder de gegeven omstandigheden mocht verwachten dat zij de overeenkomst na zouden komen – zodat De Kroon c.s., voorlopig geoordeeld, hieraan gebonden zijn. Gesteld noch gebleken is dat [betrokkene 2] – gelet op de datum in het uittreksel van de Kamer van Koophandel – de bedrijfsruimte eerder dan [eiser] van De Kroon c.s. heeft overgenomen. De voorzieningenrechter zal de primaire vordering, inhoudende een veroordeling tot levering van de inventaris aan [eiser], dan ook toewijzen. Aangezien [eiser] alleen subsidiair een veroordeling van De Kroon c.s. tot overdracht van de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst heeft verzocht, en [eiser] zijn eis, ook nadat de voorzieningenrechter hier naar had gevraagd, niet heeft gewijzigd, zal de voorzieningenrechter niet aan het subsidiair gevorderde toekomen. De Kroon c.s. zullen voorts veroordeeld worden om het verzoek aan de gemeente tot in de plaatsstelling van [betrokkene 2] in te trekken en vervolgens een nieuw verzoek tot in de plaatsstelling van [eiser] in te dienen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en aan een maximum worden gebonden, zoals hierna is weergegeven.
4.6. De Kroon c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 141,70
- vast recht 251,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.208,70
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt De Kroon c.s. om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis de inventaris van de bedrijfsruimte in het Food Center Amsterdam aan de [adres], waaronder een kantoor met kantine en koelcellen, aan [eiser] te leveren,
5.2. veroordeelt De Kroon c.s. om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis het door De Kroon c.s. gedane verzoek aan de gemeente Amsterdam om toestemming te verlenen voor overdracht van de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte als bedoeld onder 5.1. aan [betrokkene 2] in te trekken,
5.3. veroordeelt De Kroon c.s. om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis een verzoek aan de gemeente Amsterdam te doen om toestemming te verlenen voor overdracht van de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte als bedoeld onder 5.1. aan [eiser].
5.4. bepaalt dat De Kroon c.s. voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelen met het onder 5.1., 5.2. of 5.3. bepaalde, aan [eiser] een dwangsom verbeuren van EUR 500,-, tot een maximum van EUR 10.000,-,
5.5. veroordeelt De Kroon c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.208,70,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 16 juli 2007.