ECLI:NL:RBARN:2007:BB3636
Rechtbank Arnhem
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van eisers in hun vorderingen tegen de Gemeente Nijmegen inzake executoriaal beslag
In deze zaak, die op 17 augustus 2007 door de Rechtbank Arnhem is behandeld, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een kort geding aangespannen tegen de Gemeente Nijmegen. De eisers vorderden de opheffing van een executoriaal beslag dat door de gemeente was gelegd op een auto en verschillende crossmotoren, waarvan zij stelden dat zij de rechtmatige eigenaren waren. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 438, vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat vereist dat een derde die zich tegen een executie wil verzetten zowel de executant als de geëxecuteerde moet dagvaarden. In dit geval was mevrouw [XXX], de moeder van de eisers, de geëxecuteerde partij, maar zij was niet in het kort geding betrokken. De voorzieningenrechter concludeerde dat de eisers, door het niet betrekken van mevrouw [XXX], niet voldaan hadden aan de wettelijke vereisten, waardoor hun vorderingen niet ontvankelijk verklaard moesten worden. De Gemeente Nijmegen werd in het gelijk gesteld en de eisers werden veroordeeld in de proceskosten, die op EUR 1.067,00 werden begroot. Het vonnis is uitgesproken door mr. O. Nijhuis in aanwezigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst.