ECLI:NL:RBARN:2007:BB4148

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
5 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
143354
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Borgstelling en financiële advisering in civiele procedure

In deze civiele procedure vorderde de coöperatieve vereniging Koningswaal Ewijk U.A. betaling van een bedrag van € 12.441,26 van gedaagde, die als bestuurslid van een failliete coöperatie borg had gestaan voor schulden aan Koningswaal. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat de borgstelling tot stand was gekomen onder invloed van dwaling, dwang en misbruik van omstandigheden. De rechtbank onderzocht de feiten en omstandigheden rondom de borgstelling, waarbij gedaagde aanvoerde dat hij in een labiele toestand verkeerde en niet volledig op de hoogte was van de gevolgen van de borgstelling. De rechtbank oordeelde dat gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen over dwaling en misbruik van omstandigheden. De rechtbank verwierp het beroep op dwaling, omdat niet duidelijk was welke onjuiste voorstelling van zaken gedaagde had. Ook het beroep op misbruik van omstandigheden werd verworpen, omdat gedaagde niet had aangetoond dat Koningswaal op de hoogte was van zijn labiele toestand. De rechtbank oordeelde dat de vordering van Koningswaal voor een deel toewijsbaar was, maar dat gedaagde nog niet had kunnen reageren op bepaalde facturen. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 143354 / HA ZA 06-1297
Vonnis van 5 september 2007
in de zaak van
De coöperatieve vereniging
KONINGSWAAL EWIJK U.A.,
gevestigd te Ewijk, gemeente Beuningen,
eiseres,
procureur mr. P.M. Wilmink,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. J.W.J. Hopmans.
Partijen zullen hierna Koningswaal en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 oktober 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 21 november 2006
- de akte van Koningswaal van 16 mei 2007
- de akte van [gedaagde] van 16 mei 2007
- de akte van [gedaagde] van 13 juni 2007
- de akte van Koningswaal houdende vermindering van eis.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Koningswaal heeft in opdracht en voor rekening van de coöperatieve vereniging [XXX] (hierna: [XXX]) administratieve en/of fiscale werkzaamheden verricht.
2.2. In [XXX] werd een sportzaak gedreven. [gedaagde] was bestuurslid van [XXX].
[XXX] is op 19 april 2006 failliet verklaard.
2.3. [gedaagde] heeft op 15 november 2005 de volgende handgeschreven tekst ondertekend:
Hierbij verklaar ik, de heer G.A.W. [gedaagde], bestuurslid van de Coöperatie [XXX] Spec. Sports u.a. mijzelf persoonlijk, als privé persoon borg te stellen voor de schulden aan de Coöp. Koningswaal Ewijk u.a., voor zover deze uit hun administratie blijkt. Thans is de schuld € 9.056,78 groot.
2.4. [gedaagde] is op 29 juni 2006 namens Koningswaal verzocht en gesommeerd om een bedrag van € 15.392,22 aan haar te voldoen. Dit heeft niet tot betaling door [gedaagde] geleid.
3. Het geschil
3.1. Na vermindering van eis bij akte vordert Koningswaal samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 12.441,26, vermeerderd met rente en kosten. Zij beroept zich daarbij op de borgstelling door [gedaagde] voor de schulden van [XXX] aan Koningswaal.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagde] stelt dat Koningswaal geen beroep op de borgstelling toekomt, nu deze tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, dwang en misbruik van omstandigheden door Koningswaal. [gedaagde] stelt daarnaast dat Koningswaal toerekenbaar is tekortgeschoten in haar financiële advisering en dienstverlening.
[gedaagde] bestrijdt verder de hoogte van de vordering. Hij stelt daartoe allereerst dat een maximum van € 1.500,- excl. BTW per jaar was overeengekomen en daarnaast dat een belangrijk deel van de gefactureerde werkzaamheden niet is verricht.
4.2. Met betrekking tot de gestelde wilsgebreken bij het aangaan van de borgstelling overweegt de rechtbank dat niet duidelijk is welke rechtsgevolgen [gedaagde] hieraan verbindt. Daarnaast wordt, op inhoudelijke gronden, het volgende overwogen.
[gedaagde] stelt destijds zeer labiel te zijn geweest door de aanhoudende pressie van de schuldeisers en stelt dat Koningswaal hiermee bekend was. Hij stelt daardoor de borgstelling op 15 november 2005 te hebben ondertekend zonder dat hij de reikwijdte ervan besefte.
Ter onderbouwing van zijn labiele toestand heeft hij een computeruitdraai van zijn huisarts met betrekking tot 22 december 2005 in het geding gebracht. Ter comparitie heeft [gedaagde] onder meer verklaard: “Ik besefte toen (op 15 november 2005 – Rb.) voor het eerst dat de winkel er heel erg slecht voor stond. Ik was ten einde raad, en had behoefte aan iemand die me er doorheen zou slepen. Ik had veel vertrouwen in de heer [XXX], hij was mijn enige strohalm. Hij zei dat het allemaal wel meeviel, en dat ik gewoon moest doorgaan. Ik gebruikte toen ook rustgevende medicijnen. Ik weet niet of ik dat ook tegen [XXX] heb gezegd. Toen ik op 15 november 2005 bij [XXX] kwam heb ik wel aangegeven dat ik een nieuwe vriendin had, en dat die misschien wel iets zou kunnen regelen.”
Namens Koningswaal is ter comparitie door haar directeur [XXX] verklaard dat de cijfers over 2003 positief waren en die over 2004 licht negatief. Hij verklaarde dat [gedaagde] op 15 november 2005 geen labiele indruk maakte en niet ‘in het kader van een laatste strohalm’ bij Koningswaal kwam, maar juist in het kader van een aantal nieuwe plannen met de onderneming, het uittreden van mevrouw [XXX] en een mogelijke kapitaalsinjectie door de nieuwe vriendin van [gedaagde]. De schuldenlast was ‘maar’ € 20.000,-, waarvan ongeveer de helft de schuld aan Koningswaal betrof. [XXX] betwistte geadviseerd te hebben om door te gaan met de onderneming. Hij verklaarde dat Koningswaal in verband met de openstaande rekeningen al in september 2005 een werkstop aan [XXX] had aangekondigd en dat Koningswaal, alvorens verdere werkzaamheden voor [XXX] te verrichten, een persoonlijke borgstelling van [gedaagde] verlangde.
4.3. Gezien de gemotiveerde betwisting door Koningswaal heeft [gedaagde] zijn stellingen omtrent misbruik van omstandigheden onvoldoende gemotiveerd en gehandhaafd en onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die, mits bewezen, zouden leiden tot de conclusie dat Koningswaal bij het aangaan van de borgstellingsovereenkomst misbruik van omstandigheden heeft gemaakt. Uit het huisartsjournaal van 22 december 2005 valt niet af te leiden dat [gedaagde] destijds in een zodanig abnormale geestestoestand verkeerde dat [XXX] bij de bespreking op 15 november 2005 had moeten begrijpen dat hij hem van het tekenen der borgstelling zou behoren te weerhouden.
4.4. Het beroep op dwaling zal eveneens worden verworpen. De rechtbank acht niet duidelijk op welk punt [gedaagde] een onjuiste voorstelling van zaken stelt te hebben gehad. Voor zover [gedaagde] bedoelt dat hij heeft gedwaald in de levensvatbaarheid van de onderneming en deze op advies van Koningswaal heeft voortgezet, terwijl Koningswaal wist dat de onderneming toen al niet meer levensvatbaar was, overweegt de rechtbank dat Koningswaal dat ter comparitie gemotiveerd heeft weersproken, zoals hiervoor is weergegeven. Dit een en ander is door [gedaagde] deels erkend en voor het overige niet betwist. Voor een zodanig beroep op dwaling is dan ook onvoldoende gesteld.
Voor zover [gedaagde] bedoelt dat hij heeft gedwaald in de betekenis van de borgstelling valt, mede gelet op de vrij duidelijke tekst ervan, uit zijn stellingen niet af te leiden in welke zin hij de reikwijdte daarvan niet besefte, laat staan dat voor wat betreft de rol van Koningswaal was voldaan aan de overige vereisten voor een geslaagd beroep op dwaling (artikel 6:228 lid 1 sub a, b of c BW).
4.5. Gelet op de borgstelling en het feit dat Koningswaal onweersproken heeft gesteld dat [gedaagde] de facturen nooit heeft betwist heeft [gedaagde] voor het op 15 november 2005 openstaande bedrag van € 9.056,78 het recht verwerkt de hoogte van de vordering op dat moment te betwisten. Dit betekent dat het beroep van [gedaagde] op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door Koningswaal met betrekking tot dat bedrag wordt verworpen. Op dat bedrag van € 9.056,78 is op 4 februari 2006 € 243,70 betaald, zodat nog € 8.813,08 incl. btw resteerde. Dit deel van de vordering is toewijsbaar.
4.6. De vordering van Koningswaal is daarnaast gebaseerd op drie facturen voor onderhanden werk d.d. 15 april 2006 ad in totaal € 3.628,18 incl. btw. Met betrekking tot dit bedrag wordt het volgende overwogen.
[gedaagde] stelt dat hij met Koningswaal een maximum van € 1.000,00 à € 1.500,00 per jaar had afgesproken, hetgeen Koningswaal gemotiveerd betwist. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] zijn stelling hier tegenover onvoldoende gemotiveerd heeft gehandhaafd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat niet is verduidelijkt waarom [gedaagde] zich, ondanks het bestaan van een dergelijke afspraak, borg zou hebben gesteld voor ruim
€ 6.000,00 aan facturen over een periode van ruim een jaar.
[gedaagde] heeft echter tevens aangevoerd dat [XXX] na de borgstelling geen begeleiding van Koningswaal meer heeft gehad en heeft in die zin de omvang van het gevorderde boven het in de borgstelling genoemde bedrag betwist. [gedaagde] maakt bezwaar tegen de aanvullende facturering d.d. 15 april 2006 en stelt dat de gefactureerde bedragen in geen verhouding staan tot de bedrijfsresultaten van [XXX]. De rechtbank is van oordeel dat Koningswaal met het opnemen in de borgstelling van de zinsneden: ‘… voor zover deze uit hun administratie blijkt. Thans is de schuld € 9.056,78’ en gelet op de financiële omstandigheden waarin [XXX] verkeerde, bij [gedaagde] een verkeerde verwachting heeft gewekt en in redelijkheid uit hoofde van deze borgstelling geen betaling meer kan vorderen van een bedrag van € 3.628,18 incl. btw aan ‘onderhanden werk’, dat grotendeels al verricht zou zijn vóór de ondertekening van die borgstelling. Blijkens de nooit aan [gedaagde]/[XXX] toegezonden en pas bij de laatste akte van Koningswaal in het geding gebrachte facturen van 15 april 2006 ad € 3.628,18 incl. btw zien deze facturen immers voor een belangrijk deel op werkzaamheden met betrekking tot 2004 (afsluiting administratie boekjaar 2004 à € 815,15 incl. btw) en eerste helft 2005 (à € 1.575,79 excl. btw, zijnde € 1.875,19 incl. btw). De rechtbank constateert tevens dat Koningswaal daarbij niet erg zorgvuldig te werk is gegaan, aangezien tot aan deze laatste akte aan onderhanden, nog te factureren werk steeds een bedrag van € 6.902,00 incl. btw werd gevorderd. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de bedragen van € 815,15 incl. btw en € 1.875,19 btw op grond van het voorgaande afwijzen.
Met betrekking tot het resterende bedrag van € 937,84 incl. btw (€ 3.628,18 minus genoemde bedragen ad € 815,15 en € 1.875,19) geldt dat [gedaagde] nog niet inhoudelijk op de facturen heeft kunnen reageren. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen om [gedaagde] hiertoe in de gelegenheid te stellen.
4.7. [gedaagde] heeft tot slot gesteld dat Koningswaal ten onrechte slechts € 322,86 heeft verrekend voor de door haar verkochte goederen van [XXX], die een waarde van ruim
€ 3.000,00 hadden. Ter ondersteuning van dit verweer heeft hij een brief van de curator van [XXX] in het geding gebracht. Uit deze brief valt echter slechts af te leiden dat [gedaagde] zich ook tegenover de curator op het standpunt heeft gesteld dat de voorraad een waarde vertegenwoordigde van € 3.500,00, en niet dat de curator dit standpunt deelde.
Koningswaal heeft aangegeven dat met [gedaagde] is afgesproken dat de omvang van de verrekening afhankelijk was van de opbrengst en dat de voorraad slecht verkoopbaar bleek. [gedaagde] heeft ter comparitie bevestigd dat de opbrengst in mindering zou worden gebracht op de rekening van Koningswaal en verklaard: ‘Er is geen bodemprijs afgesproken, we zouden zien wat het zou opbrengen.(…) Overigens heeft de andere coöperant, mevrouw [XXX], de gerealiseerde opbrengst nog bevestigd.’
Gelet op het voorgaande houdt het verweer van [gedaagde] inzake de verrekening geen stand.
4.8. In afwachting van de nog door [gedaagde] te nemen akte als bedoeld in 4.6. zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 19 september 2007 voor het nemen van een akte door [gedaagde] over hetgeen is vermeld onder 4.6.
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Boon en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2007.