ECLI:NL:RBARN:2007:BB7755

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/950259-06 en 05/9500068-06
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting door een psychiatrisch patiënt in een instelling met ontoerekeningsvatbaarheid

In deze zaak, uitgesproken op 14 november 2007 door de Rechtbank Arnhem, werd een 56-jarige man, die in een psychiatrische instelling verbleef, beschuldigd van het plegen van een poging tot verkrachting van een 19-jarige vrouw, eveneens opgenomen in de instelling. De rechtbank oordeelde dat de poging tot verkrachting bewezen was, maar dat de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar moest worden beschouwd vanwege een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank besloot de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en hem voor de duur van één jaar te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis.

De zaak kwam ter terechtzitting op 31 oktober 2007, waar de verdachte bijgestaan werd door zijn raadsman, mr. A.H.J.G. van Voorthuizen. De officier van justitie eiste vrijspraak van het primair tenlastegelegde en stelde dat het subsidiair tenlastegelegde bewezen moest worden verklaard, maar dat de verdachte ontslagen moest worden van rechtsvervolging. De rechtbank achtte niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde had begaan, maar wel dat hij het subsidiair tenlastegelegde had gepleegd, namelijk poging tot verkrachting.

De rechtbank baseerde haar beslissing op de verklaringen van het slachtoffer, die consistent was in haar verhaal over de poging tot verkrachting. De deskundigen, waaronder een psychiater en psycholoog van het Pieter Baan Centrum, concludeerden dat de verdachte ten tijde van het delict niet in staat was zijn wil te bepalen, wat leidde tot de conclusie van ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gevaarlijk was voor anderen en dat een maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk was. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door de moeder van het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de civielrechtelijke toerekening van het handelen van de verdachte niet eenvoudig was in deze context van ontoerekeningsvatbaarheid.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers : 05/950259-06 en 05/950068-06 (TUL alg.)
Data zittingen : 20 december 2006, 28 februari 2007, 23 mei 2007, 15 augustus 2007 en
31 oktober 2007
Datum uitspraak : 14 november 2007
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum], te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in : P.I. Arnhem, locatie Arnhem-Zuid,
: Ir. Molsweg 5, 6834 AH Arnhem.
raadsman : mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat te Ede
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 september 2006 te Wolfheze, gemeente Renkum, door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) S.C.Th.M. [slachtoffer] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die (mede) bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes,
vinger in de vagina van die [slachtoffer], welk geweld of andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) hierin
heeft/hebben bestaan dat verdachte op de kamer van voornoemde [slachtoffer] zijn
(onder)kleding naar beneden heeft getrokken en/of die [slachtoffer] (daarbij) de
woorden heeft toegevoegd: "Kijk eens naar mijn lekkere piemel!" en/of "Kijk
eens naar mijn lekkere lichaam!" en/of "Ik wil je!", althans woorden van
gelijke aard of strekking, en/of meerdere malen, althans eenmaal, met zijn
hand over het gezicht van die [slachtoffer] heeft gewreven, zulks nadat verdachte
met die hand (telkens) aan zijn penis had gezeten, en/of bij die [slachtoffer] de
kamerdeur heeft afgesloten en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] heeft
geduwd in de richting van zijn penis en/of die [slachtoffer] met kracht (boven haar
heupen) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of zogenaamde neukbewegingen
heeft gemaakt tegen (de zijkant van) het lichaam van die [slachtoffer] en/of bij
die [slachtoffer] in (een van) haar borsten heeft geknepen en/of op bed haar broek
geheel of gedeeltelijk heeft losgeknoopt;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 06 september 2006 te Wolfheze, gemeente Renkum, ter
uitvoering van het voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) S.C.Th.M. [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die (mede) bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam, te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van
die [slachtoffer] en/of het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of
penis in de vagina van die [slachtoffer], welk geweld of andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) hierin
heeft/hebben bestaan dat verdachte op de kamer van voornoemde [slachtoffer] zijn
(onder)kleding naar beneden heeft getrokken en/of die [slachtoffer] (daarbij) de
woorden heeft toegevoegd: "Kijk eens naar mijn lekkere piemel!" en/of "Kijk
eens naar mijn lekkere lichaam!" en/of "Ik wil je!", althans woorden van
gelijke aard of strekking, en/of meerdere malen, althans eenmaal, met zijn
hand over het gezicht van die [slachtoffer] heeft gewreven, zulks nadat verdachte
met die hand (telkens) aan zijn penis had gezeten, en/of bij die [slachtoffer] de
kamerdeur heeft afgesloten en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] heeft
geduwd in de richting van zijn penis en/of die [slachtoffer] met kracht (boven haar
heupen) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of zogenaamde neukbewegingen
heeft gemaakt tegen (de zijkant van) het lichaam van die [slachtoffer] en/of bij
die [slachtoffer] in (een van) haar borsten heeft geknepen en/of op bed haar broek
geheel of gedeeltelijk heeft losgeknoopt, terwijl genoemd voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 31 oktober 2007 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat te Ede.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
• mevr. C.T.M. [moeder van slachtoffer].
Namens de benadeelde partij is ter terechtzitting als gemachtigde verschenen:
• J.A.P. Stroes (Slachtofferhulp Nederland).
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, dat het subsidiair tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, maar dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake en dat hem de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling heeft de officier van justitie geconcludeerd tot afwijzing van die vordering, nu verdachte in de zaak die thans voorligt als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en het derhalve niet opportuun is om verdachte dan wel een gevangenisstraf,die bij een eerdere veroordeling voorwaardelijk is opgelegd, alsnog te laten uitzitten.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De officier van justitie verzoekt daarom dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, nu uit de bewijsmiddelen niet met voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid dat sprake is van een voltooid delict. Slechts de enkele verklaring van verdachte wijst in die richting. De rechtbank hecht evenwel meer waarde aan de verklaring van het slachtoffer nu zij consistent heeft verklaard over een poging tot verkrachting.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 06 september 2006 te Wolfheze, gemeente Renkum, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om door geweld en andere feitelijkheden S.C.Th.M. [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer], welk geweld en andere feitelijkheden
hierin hebben bestaan dat verdachte op de kamer van voornoemde [slachtoffer] zijn
(onder)kleding naar beneden heeft getrokken en die [slachtoffer] (daarbij) de
woorden heeft toegevoegd: "Kijk eens naar mijn lekkere piemel!" en "Kijk
eens naar mijn lekkere lichaam!" en "Ik wil je!", en meerdere malen met zijn
hand over het gezicht van die [slachtoffer] heeft gewreven, zulks nadat verdachte
met die hand (telkens) aan zijn penis had gezeten, en bij die [slachtoffer] de
kamerdeur heeft afgesloten en (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] heeft
geduwd in de richting van zijn penis en die [slachtoffer] met kracht (boven haar
heupen) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en zogenaamde neukbewegingen
heeft gemaakt tegen (de zijkant van) het lichaam van die [slachtoffer] en bij
die [slachtoffer] in (een van) haar borsten heeft geknepen en op bed haar broek
gedeeltelijk heeft losgeknoopt, terwijl genoemd voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
Hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
“Poging tot verkrachting”.
4b. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair opgemaakt door J.H. van Renesse, psychiater en P.E.Geurkink, psycholoog, beiden vast gerechtelijk deskundige bij het Pieter Baan Centrum te Utrecht, gedateerd 26 oktober 2007. Zij hebben geconcludeerd dat bij verdachte, ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit, sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, en wel in die mate dat verdachte alstoen zijn wil in het geheel niet kon bepalen en hij als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt.
De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte strafbaar is. Verdachte zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de bovenstaand onder 5 aangehaalde multidisciplinaire rapportage betreffende verdachte;
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 20 oktober 2007;
• het Adviesrapport van Reclassering Nederland betreffende verdachte, gedateerd 28 februari 2007;
• het Voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland betreffende verdachte, gedateerd 18 december 2006;
• de psychologische Pro Justitia-rapportage, opgesteld door P.K. Kristensen, psycholoog, betreffende verdachte, gedateerd 15 december 2006;
• de psychiatrische Pro Justitia-rapportage, opgesteld door G.T. Gerssen, psychiater, betreffende verdachte, gedateerd 8 december 2006; en
• de FPD-rapportage naar aanleiding van de (korte) screening van verdachte, opgesteld door B. Gotink, psychiater, gedateerd 11 september 2006.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich op 6 september 2006 letterlijk en figuurlijk vergrepen aan een 19-jarige weerloze vrouw, door te pogen haar te verkrachten. De vrouw was slechts enige uren daarvoor in dezelfde inrichting als verdachte opgenomen in verband met suïcidaal gedrag. Dergelijke incidenten leiden tot een ernstig gevoel van onveiligheid, niet alleen bij de slachtoffers, maar zeker ook bij de familie van de slachtoffers alsmede het personeel van dergelijke inrichtingen.
In voormeld deskundigenrapport is het volgende opgenomen:
“Betr. is een, nu op zwakbegaafd niveau functionerende, 56-jarige man die sinds zijn 24e jaar psychiatrisch is opgenomen met, naar later bleek, een ernstige vorm van chronische paranoïde schizofrenie waarvoor hij in de loop der jaren steeds hogere doses antipsychotische medicatie kreeg toegediend. Daarnaast lijdt betr. aan insulineafhankelijke suikerziekte en hoge bloeddruk.
Kenmerkend voor betr.’s schizofrenie zijn bizarre grootheidswanen (onder andere om ‘zwaarwegend’ te zijn en een imponerende stamboom te moeten hebben met grote kinderschare) en vertekeningen van de realiteit, waarbij betr. eigen lustgevoelens projecteert op vrouwen en zich vervolgens door hen uitgenodigd voelt om seksueel contact te hebben en kinderen te maken.
Betr. heeft in de structuur van zijn ruim dertigjarige verblijf op het terrein van het psychiatrisch ziekenhuis Wolfheze altijd redelijk gefunctioneerd met slechts sporadisch een incident, tot zijn psychische conditie in het najaar van 2005 sterk achteruitging met tal van agressieve incidenten en met in februari en augustus 2006 ook aanrandingen.
De oorzaak van deze gedragsachteruitgang is waarschijnlijk gelegen in vermindering van de antipsychotische medicatie (…) en chronische/langdurige ontregeling van betr.’s bloedsuikerspiegel. De combinatie van deze factoren heeft geleid tot verregaande oordeels- en kritiekstoornissen en controleverlies, waarbij betr. vrijwel zonder bezinning was overgeleverd aan de eigen driftimpulsen die nog gevoed werden door zijn psychotische wens een forse stamboom te moeten verkrijgen en de psychotisch bepaalde ervaring dat de slachtoffers hem hiertoe aanmoedigden.
Er is derhalve een duidelijk verband tussen betr.’s primitieve en psychotisch ontregelde functioneren en het tenlastegelegde, dat ondanks een zekere planning in de uitvoering ervan vooral een ongeorganiseerd en bizar verloop laat zien. Wij achten betr. dan ook volledig ontoerekeningsvatbaar.
De kans op herhaling van feiten als thans tenlastegelegd achten wij, indien onbehandeld, groot. Deze behandeling zal onzes inziens het beste uitgevoerd kunnen worden in een forensisch psychiatrische setting.”
Aldus adviseren de deskundigen verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat uit het bewezenverklaarde feit in samenhang met voornoemde rapportage van de deskundigen bij het Pieter Baan Centrum blijkt dat verdachte gevaarlijk is voor anderen en dat derhalve de maatregel van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht aangewezen is. De rechtbank zal deze maatregel dan ook opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde tbs met dwangverpleging hier niet passend en geboden is, nu de deskundigen hebben geoordeeld - als bovenstaand geciteerd - dat de oorzaak van de plotselinge gedragsverandering van verdachte mede is gelegen in veranderde medicatie, terwijl in voormeld deskundigenrapport ook het volgende opgenomen is:
“De maatregel van terbeschikkingstelling achten wij te zwaar voor een chronisch psychiatrische patiënt die in en op het terrein van de inrichting dertig jaar overwegend goed heeft gefunctioneerd en die, zoals ook gebleken in het PBC, goed reageert op een beveiligende en zorgzame externe structuur.”
De rechtbank wijst met nadruk op hetgeen de deskundigen tenslotte opmerken:
“Wel suggereren wij met klem om voor de behandeling consultatie aan te vragen aan externe, klinisch farmacotherapeutische deskundigen voor wat betreft een prudent farmacotherapeutisch beleid op het gebied van antipsychotische en eventueel libidoremmende medicatie, alsook op het gebied van betr.’s bloedsuikerspiegel. Wij verwachten dat een dergelijk behandelbeleid betr. kan behoeden voor verder verval en zijn gedrag kan stabiliseren en optimaliseren”
De beoordeling van de civiele vordering
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.370,- inclusief de wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit, zoals genoemd in de tenlastelegging.
Blijkens een schrijven van de gemachtigde, gedateerd 24 mei 2007, is het slachtoffer reeds op 4 maart 2007 overleden. Ingevolge artikel 6:106, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek is een smartegeldclaim - waarvan hier sprake is - voor vererving vatbaar, nu de benadeelde partij door het instellen van de onderhavige vordering heeft medegedeeld aanspraak te maken op een vergoeding. Nu de gemachtigde na het overlijden van het slachtoffer, tevens benadeelde partij, nog immer ter terechtzitting is verschenen begrijpt de rechtbank daaruit dat de ouders van het slachtoffer aanspraak maken op het - onder algemene titel opgevolgde - recht op schadevergoeding.
De rechtbank zal evenwel de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu het in deze zaak gaat om een verdachte die volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht en daarmee de civielrechtelijke toerekening van zijn handelen niet van zo eenvoudige aard is dat die vordering zich leent voor behandeling in het strafproces.
6a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
De rechtbank verenigt zich met de door de officier van justitie gemelde beweegredenen om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 37, 45, 242 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 (één) jaar.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij mevr. C.T.M. [moeder van slachtoffer],
voorheen wonende [adres].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
8a. De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Wijst af de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank in Arnhem, d.d. 15 augustus 2006, onder parketnummer 05/950068-06.
Aldus gewezen door:
mr. E.G. Smedema, rechter, als voorzitter,
mr. F.J.H. Hovens, rechter,
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van J. Heijmeskamp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 november 2007.