zaaknummer / rolnummer: 162005 / KG ZA 07-667
Vonnis in kort geding van 27 november 2007
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THONET B.V.,
gevestigd te Beesd,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LINGEVAST BEHEER ENSPIJK B.V.,
gevestigd te Enspijk,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN ZANTEN TRADING B.V.,
gevestigd te Beesd,
eiseressen,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaten mr. A.W. van Dooren-Korenstra te Den Bosch,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT, RIJKSWATERSTAAT),
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur: mr. L. Paulus,
advocaat mr. M.J. Tunnissen te Arnhem,
waarin heeft gevorderd als voegende partij aan de zijde van eiseressen te worden toegelaten
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BITTER ONROEREND GOED MAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Culemborg,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaten mrs. A.W. van Dooren-Korenstra en D.A. Molier te Den Bosch.
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk Thonet, Lingevast en Van Zanten genoemd worden en de gevoegde partij zal hierna Bitter Onroerend Goedmaatschappij genoemd worden. Gezamenlijk zullen zij eiseressen genoemd worden. Gedaagde zal hierna Rijkswaterstaat genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling, die gelijktijdig is gehouden met de mondelinge behandeling in de kort gedingprocedure tussen eiseressen en de gemeente Geldermalsen (162410 / KG ZA 07-690)
- de pleitnota van eiseressen
- de pleitnota van Rijkswaterstaat.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De incidentele vordering tot tussenkomst
2.1. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Bitter Onroerend Goedmaatschappij gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van Thonet, Lingevast en Van Zanten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Bitter Onroerend Goedmaatschappij, die eigenaar is van het perceel grond waarop en het bedrijfspand van waaruit Thonet haar onderneming drijft, een rechtstreeks te erkennen belang heeft bij voeging in dit kort geding.
Hoewel Bitter Onroerend Goedmaatschappij haar incidentele vordering niet schriftelijk heeft aangekondigd voorafgaand aan de mondelinge behandeling zal de voorzieningenrechter Bitter Onroerend Goedmaatschappij uit proceseconomische overwegingen in voeging toelaten, temeer nu de vereiste spoed daaronder niet lijdt en Rijkswaterstaat, zoals hierna zal blijken, door de voeging niet in haar belangen wordt geschaad. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de kosten van dit incident voor rekening van Bitter Onroerend Goedmaatschappij dienen te blijven.
3. De feiten
3.1. Bitter Onroerend Goedmaatschappij, Lingevast en Van Zanten hebben ieder een perceel grond met daarop één of meer panden en toebehoren in eigendom aan de [adres]. De betreffende percelen (kadastraal bekend [kad. gegevens] zijn gelegen aan de snelweg A2. Het op die snelweg langsrijdende verkeer heeft zicht op de panden alsmede op de op de gazons voor de gebouwen geplaatste reclame-uitingen van eiseressen.
3.2. Bitter Onroerend Goedmaatschappij heeft haar in 3.1 genoemde perceel sinds 1986 in eigendom en Van Zanten sinds 1991.
3.3. Blijkens de akte van levering van 20 juli 1989 heeft de gemeente Geldermalsen op die datum aan H.W. Willemse Putten Beheer B.V., een rechtsvoorgangster van Lingevast, geleverd “een perceel industrieterrein gelegen in het plan Oude Waag/Homburg te Beesd, uitmakende een ter plaatse afgepaald gedeelte ter grootte van ongeveer zesendertig aren negentig centiaren of zoveel groter of kleiner als na uitmeting door het kadaster zal blijken, van de percelen kadastraal bekend [kad. gegevens] en zoals globaal met arcering is aangegeven op de aan deze akte gehechte tekening.” Dit is een deel van het perceel dat thans kadastraal bekend is als [kad. gegevens]. De rest van perceel [perceelsnr.] is op 19 augustus 1991 door de gemeente Geldermalsen aan H.W. Willemse Putten Beheer B.V. overgedragen.
Artikel 16 van de hierboven genoemde leveringsakte bevat onder meer de volgende bepaling “Na een januari negentienhonderd vierennegentig ligt op de gemeente de inspanningsverplichting om te voorkomen dat het zicht van genoemde Rijksweg op het terrein wordt belemmerd.” Op 4 januari 2000 is perceel [perceelsnr.] door de heer [XXX] geleverd aan de besloten vennootschap Houdster Maatschappij Fortuna B.V. In artikel 14 van de leveringsakte wordt wederom melding gemaakt van de op de gemeente Geldermalsen rustende inspanningsverplichting. Op 30 maart 2007 is perceel [perceelsnr.] geleverd aan Lingevast.
3.4. Bij besluit van 14 augustus 2006 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Geldermalsen aan Rijkswaterstaat Oost-Nederland een reguliere bouwvergunning (registratienummer BA 2006081) verleend voor het oprichten van vier geluidsschermen op de percelen kadastraal bekend [kad. gegevens]. Het genoemde besluit bevat de overweging dat “van toepassing is het Tracébesluit A2, trajecten knooppunt Everdingen – knooppunt Deil en Zaltbommel – knooppunt Empel (vastgesteld 28 februari 2000)” en “dat het bouwplan voldoet aan het bovengenoemde Tracébesluit”. Het besluit van 14 augustus 2006 is onherroepelijk geworden.
3.5. Op 24 mei 2007 heeft Rijkswaterstaat, met oog op de verbreding van de snelweg A2, van de gemeente Geldermalsen (een deel van) het perceel 1579 gekocht. Dit perceel, een strook grond, grenst aan de ene kant aan de snelweg A2 en aan de andere kant aan de onder 3.1 bedoelde aan Bitter Onroerend Goedmaatschappij, Lingevast en Van Zanten toebehorende percelen grond. Op 31 juli 2007 heeft de levering plaatsgevonden.
4.1. Eiseressen vorderen dat Rijkswaterstaat zal worden bevolen vanaf het moment van betekening van dit vonnis, de eigendomsrechten van eiseressen terzake de gespecificeerde grondstroken volledig en geheel te respecteren, totdat in een bodemprocedure anders zou komen vast te staan hetgeen betekent dat alle (aanstaande) werkzaamheden betreffende de bouw van de geluidswal ter hoogte van de aan eiseressen in eigendom toebehorende percelen aan de kant van de Rijksweg A2 worden geschorst dan wel opgeschort, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom. Voorts vorderen eiseressen dat Rijkswaterstaat wordt veroordeeld in de proceskosten.
4.2. Rijkswaterstaat voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. De voorzieningenrechter zal Thonet niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering jegens Rijkswaterstaat. Er staat immers vast dat niet zij maar Bitter Onroerend Goedmaatschappij eigenares is van een perceel grond en pand terwijl de vordering van eiseressen is gebaseerd op de eigendomsrechten en daarmee verband houdende verkrijging van een perceel grond door verjaring.
5.2. Rijkswaterstaat betwist dat aan eiseressen spoedeisend belang toekomt. Rijkswaterstaat voert daartoe aan dat de burgerlijke rechter uit moet gaan van de rechtmatigheid van de onherroepelijk geworden bouwvergunning en dat de werkzaamheden bovendien niet voor 2009 of 2010 zullen plaatsvinden. De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer. Vast staat immers dat de plannen van Rijkswaterstaat vergevorderd zijn en dat in de nabije toekomst met bouwwerkzaamheden, althans de voorbereiding daarvan, zal worden gestart zodat eiseressen in beginsel een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorziening. De vraag of en in hoeverre de voorzieningenrechter rekening heeft te houden met onherroepelijk geworden bestuursrechtelijke besluiten, is van inhoudelijke aard en wordt besproken in het kort geding vonnis dat vandaag is gewezen in de procedure tussen eiseressen en Rijkswaterstaat (zie 1.1).
5.3. Eiseressen stellen dat zij als gevolg van verkrijgende verjaring het perceel met nummer 1579 in eigendom hebben verworven, te weten de grondstrook tussen de in 3.1 genoemde percelen en de snelweg A2. Eiseressen stellen dat zij gedurende twee decennia het ononderbroken bezit van dat perceel hebben gehad en dat zij altijd in de stellige overtuiging hebben verkeerd dat deze grondstrook deel uitmaakte van de hun toebehorende percelen. Zij mochten er vanuit gaan dat de perceelsgrens in het midden van de sloot lag.
De gemeente Geldermalsen is, gelet hierop, geen eigenaar van de in het geding zijnde grondstrook en daarom is de overdracht van de grondstrook door de gemeente Geldermalsen aan Rijkswaterstaat nietig dan wel vernietigbaar. Rijkswaterstaat handelt onrechtmatig door ieder overleg te weigeren en door te gaan met de oprichting van de geluidswal, aldus eiseressen.
5.4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Voor verkrijgende verjaring van onroerende zaken is het onafgebroken bezit van een zaak te goeder trouw vereist gedurende tien jaar. Een bezitter is te goeder trouw wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt en hij zich ook redelijkerwijze als zodanig mag beschouwen (artikel 3:118 BW).
5.5. Voorshands acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk dat eiseressen bezitters te goeder trouw zijn geweest.
Vooralsnog is namelijk niet anders gebleken dan dat bezitsoverdracht heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van aktes zoals bedoeld onder 3.3. De verkrijger trof daarin een omschrijving aan gebaseerd op een afpaling van kadastrale percelen en vooralsnog is daarmee onvoldoende gebleken dat die verkrijgers grond hadden erop te vertrouwen dat een grens van hun perceel, zoals thans gesteld wordt, in het midden van de sloot onderaan het talud van de snelweg lag.
5.6. De voorzieningenrechter komt dan ook tot het voorlopige oordeel dat eiseressen niet als gevolg van verkrijgende verjaring eigenaar zijn geworden van de in het geding zijnde strook grond. Er is onvoldoende aannemelijk geworden dat de gemeente onrechtmatig jegens eiseressen heeft gehandeld.
5.7. Indien en voor zover eiseressen voorts stellen dat Rijkswaterstaat onrechtmatig handelt door gebruik te maken van een wanprestatie van de gemeente tegenover eiseressen, wat lijkt te volgen uit haar betoog dat de gemeente Geldermalsen niet heeft voldaan aan de op haar rustende inspanningsverplichting, die strekt te voorkomen dat het zicht vanaf de snelweg A2 op de percelen en de panden van eiseressen wordt belemmerd, verwerpt de voorzieningenrechter het betoog van eiseressen. Zij hebben onvoldoende aangegeven waarin dit onrechtmatige handelen zou hebben bestaan naast hetgeen onder 5.1-5.5 is besproken. Ten overvloede wijst de voorzieningenrechter erop dat hij heden in de zaak tussen eiseressen en de gemeente Geldermalsen ( zie onder 1.1) heeft overwogen dat vooralsnog niet van een tekortschieten van de gemeente Geldermalsen tegenover eiseressen is gebleken.
5.8. Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. Eiseressen zullen worden veroordeeld in de kosten van dit kort geding aan de zijde van Rijkswaterstaat. Die kosten worden tot op heden begroot op:
vast recht EUR 251,00
salaris procureur EUR 816,00
totaal EUR 1.067,00
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
6.1. laat Bitter Onroerend Goedmaatschappij toe als voegende partij aan de zijde van Thonet, Lingevast en Van Zanten,
6.2. veroordeelt Bitter Onroerend Goedmaatschappij in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van Rijkswaterstaat begroot op nihil,
6.3. verklaart Thonet niet-ontvankelijk,
6.4. wijst de vordering van Bitter Onroerend Goedmaatschappij, Lingevast en Van Zanten af,
6.5. veroordeelt eiseressen in de kosten van dit kort geding, aan de zijde van Rijkswaterstaat tot op heden begroot op EUR 1.067,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. de Boer op 27 november 2007.