ECLI:NL:RBARN:2007:BC0397
Rechtbank Arnhem
- Voorlopige voorziening
- P.A. Huidekoper
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de ABU cao-uitzendkrachten en doorbetaling van loon in kort geding
In deze zaak heeft de kantonrechter op 5 december 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer en de besloten vennootschap N.L.C. Utrecht BV. De werknemer vorderde doorbetaling van loon op basis van een uitzendovereenkomst, waarbij de ABU cao-uitzendkrachten van toepassing werd verklaard. De kantonrechter oordeelde dat artikel 10 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst inhoudt dat een werkgever ook na beëindiging van zijn lidmaatschap van een cao-sluitende organisatie aan de cao gebonden blijft. Dit betekent dat de werkgever zich niet kan beroepen op een uitzondering in de cao die nadelig is voor de werknemer. De kantonrechter concludeerde dat de ABU cao-uitzendkrachten gunstiger is voor de werknemer en dat het uitzendbeding in fase B niet kan worden opgenomen. Hierdoor had de werknemer recht op doorbetaling van loon zolang de overeenkomst met N.L.C. niet rechtsgeldig was beëindigd.
De werknemer vorderde doorbetaling van loon op basis van 40 uur per week, maar de werkgever voerde aan dat de werknemer vrijwel nooit 40 uur per week had gewerkt. De kantonrechter baseerde zijn oordeel op de door de inlener ingevulde werkbriefjes, waaruit bleek dat de werknemer gemiddeld 17 uur per week had gewerkt. De kantonrechter kende de werknemer een bedrag van € 1.591,20 netto toe, zijnde 90% van het laatstverdiende loon, en een bedrag van € 244,80 netto voor de periode van 20 augustus tot en met 31 augustus 2007. Daarnaast werden buitengerechtelijke kosten van € 450,00 toegewezen.
De kantonrechter matigde de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW tot 15% en kende de wettelijke rente toe over de toe te wijzen bedragen vanaf de dag dat deze verschuldigd waren. N.L.C. werd grotendeels in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten dragen. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.