ECLI:NL:RBARN:2007:BC0615

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
12 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
156359
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vereffening van een nalatenschap en de rol van de vereffenaar

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Arnhem, stond de vereffening van een nalatenschap centraal. De eiseres, Plenty Advantage B.V., had een vordering ingediend tegen de erven van de op 27 september 2006 overleden erflater. De vordering betrof een bedrag van € 57.000,00, vermeerderd met rente en kosten, die voortvloeiden uit eerdere overeenkomsten met de erflater. De rechtbank oordeelde dat de vereffenaar, mr. S.G.M. Goedvriend, verantwoordelijk was voor het vertegenwoordigen van de erven in deze procedure. Het verweer van de erfgenaam, [belanghebbende], werd niet in de beoordeling betrokken, omdat de vereffenaar geen verweer had gevoerd. De rechtbank stelde vast dat de vordering van Plenty toewijsbaar was, aangezien er geen inhoudelijk verweer was tegen de vordering. De rechtbank wees de vordering toe, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, die niet voldoende waren onderbouwd. De erven werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten werden begroot op € 2.411,85. Dit vonnis werd uitgesproken op 12 december 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 156359 / HA ZA 07-886
Vonnis van 12 december 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLENTY ADVANTAGE B.V.,
gevestigd te Achterveld, gemeente Leusden,
eiseres,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. P. Buikes te Apeldoorn,
tegen
1. ERVEN [gedaagden],
van wie verschenen is [belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. S.G.M. Goedvriend.
Partijen zullen hierna Plenty en de erven genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 augustus 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 30 oktober 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [belanghebbende] was de partner van de op 27 september 2006 overled[erflater].
2.2. [belanghebbende] is bij uiterste wilsbeschikking van [erflater] benoemd tot zijn enig erfgenaam. [belanghebbende] heeft de erfenis aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
2.3. Bij beschikking van deze rechtbank van 17 augustus 2007 is de advocaat van [belanghebbende], mr S.G.M. Goedvriend, benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap.
2.4. In 2005 heeft Plenty met [erflater] een of meerdere overeenkomsten gesloten. Uit hoofde daarvan heeft Plenty door een enkele brief van haar toenmalig advocaat [erflater] gesommeerd tot betaling van € 57.000,00 met rente en buitengerechtelijke kosten.
3. Het geschil
3.1. Plenty vordert samengevat - veroordeling van de erven tot betaling van EUR 57.000,00 vermeerderd met rente en kosten en buitengerechtelijke kosten op grond van haar algemene voorwaarden van € 8.550,00 en informatiekosten van € 10,00.
3.2. [belanghebbende] voert het verweer dat zij niet bekend is met de vordering. Daarbij geeft zij aan dat de meeste zaken van [erflater] zich aan haar gezichtsveld onttrokken.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 4:211 lid 1 BW een vereffenaar tot taak heeft de nalatenschap te beheren en te vereffenen. Ingevolge artikel 4:211 lid 2 BW vertegenwoordigt hij bij de vervulling van zijn taak de erven in en buiten rechte.
4.2. Gelet op het voorgaande was het aan mr. S.G.M. Goedvriend om de erven, waaronder in elke geval [belanghebbende], hier in rechte te vertegenwoordigen en zonodig namens hen verweer te voeren. De rechtbank zal daarom het verweer van [belanghebbende] niet bij de beoordeling betrekken. Geheel terzijde wordt opgemerkt dat er overigens geen sprake is van een inhoudelijk verweer.
4.3. Nu de vereffenaar zich tegen de vordering niet heeft verweerd en de rechtbank de vordering niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, met uitzondering van het hierna onder 4.4. en 4.5 te noemen gedeelte, zal deze worden toegewezen.
4.4. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Plenty heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.5. Plenty heeft vergoeding van informatiekosten gevorderd. Deze kosten zijn niet aan te merken als buitengerechtelijke kosten, maar vallen onder proceskosten als verschotten of als kosten waarvoor het liquidatietarief een vergoeding pleegt in te houden.
4.6. De erven zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Plenty worden begroot op:
- dagvaarding EUR 70,85
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 1.447,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 894,00 (1,0 punt × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 2.411,85
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt de erven hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Plenty te betalen een bedrag van € 57.000,00 (zevenenvijftigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 10 augustus 2005 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt de erven hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Plenty tot op heden begroot op
€ 2.411,85,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2007.