Registratienummer: AWB 07/3347
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[X], eiseres,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. J.L. Bongers,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 6 augustus 2007.
Bij besluit van 27 juni 2007 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) afgewezen.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het bezwaar tegen dat besluit ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 22 november 2007. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. J.L. Bongers. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door W.J. Bloemena.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het in de gemeente Nijmegen bij een eerste aanvraag om bijstand beleid is een huisbezoek af te leggen. Als reden voor het huisbezoek heeft verweerder voorts aangevoerd dat het huurcontract van de woning van eiseres op naam van eiseres en haar ex-vriend stond. Bij het eerste huisbezoek werd eiseres niet aangetroffen. Bij het tweede huisbezoek heeft eiseres geweigerd de medewerkers van de gemeente binnen te laten. Door niet mee te werken aan het huisbezoek heeft eiseres de inlichtingenplicht geschonden (artikel 17, tweede lid, van de WWB), waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
Ter zitting heeft verweerder aan het bovenstaande toegevoegd dat het ontbreken van een kopie van het huurcontract bij de aanvraag mede aanleiding vormde om een huisbezoek af te leggen.
Eiseres kan zich hiermee niet verenigen. De rechtbank zal in het navolgende voor zover relevant op haar standpunten ingaan. De rechtbank gaat daarbij uit van de navolgende feiten, zoals deze uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting zijn gebleken.
Op 6 juni 2007 is de aanvraag om bijstand ontvangen door verweerder. Bij controle van de stukken bleek dat er geen kopie van het huurcontract was overgelegd.
Op 19 juni 2007 is getracht een huisbezoek af te leggen doch eiseres werd niet thuis aangetroffen.
Op 20 juni 2007 is een huisbezoek afgelegd. Eiseres heeft haar medewerking aan dit huisbezoek geweigerd. Zij geeft voor deze weigering als reden op dat zij de vorige avond ruzie had gehad met haar ex-vriend en dat er in huis allerlei spullen kapot waren gegaan.
Op 21 juni 2007 heeft het intakegesprek plaats gevonden. Bij dit gesprek heeft eiseres een afschrift van de huurovereenkomst overgelegd.
Op 27 juni 2007 wijst verweerder de aanvraag om bijstand van eiseres af.
De rechtbank overweegt als volgt.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep ((CRvB) zie onder meer de uitspraken van 11 april 2007, LJN BA 2410, BA2445 en LJN BA2447) kunnen aan het niet meewerken aan een huisbezoek pas gevolgen worden verbonden in de vorm van weigeren, beëindigen of intrekken van bijstand indien voor dat huisbezoek in het individuele geval een redelijke grond bestaat. Van een redelijke grond is sprake indien op basis van concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of de volledigheid van de door de betrokkene verstrekte inlichtingen, voor zover deze gegevens onmiskenbaar van belang zijn voor het vaststellen van (de omvang van) het recht op bijstand en deze gegevens niet op een voor betrokkene minder belastende wijze kunnen worden geverifieerd. Uit deze jurisprudentie vloeit voort dat ten tijde van of na het afleggen van het huisbezoek geconstateerde feiten en omstandigheden die twijfel oproepen over de juistheid van de door de aanvrager verstrekte inlichtingen, niet als een gegronde reden als hierboven bedoeld kunnen worden gezien.
Nu het huurcontract pas tijdens het intakegesprek van 21 juni 2007 is ingeleverd door eiseres, kon de inhoud van dit contract naar het oordeel van de rechtbank geen reden vormen om reeds voor die datum een huisbezoek af te leggen. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat het ontbreken van een kopie van het huurcontact bij de aanvraag medeaanleiding vormde voor het afleggen van een huisbezoek. Daargelaten of dit een gerechtvaardigde reden is voor het afleggen van een huisbezoek, vindt de rechtbank voor deze stelling geen aanknopingspunten in het besluit in primo of het bestreden besluit.
Uit het vorenoverwogene volgt dat de reden voor het afleggen van het huisbezoek uitsluitend moet worden gezocht in het beleid van verweerder om bij elke eerste aanvraag om bijstand een huisbezoek af te leggen.
Onder verwijzing naar de hierboven reeds vermelde uitspraak van de CRvB (LJN BA2410) overweegt de rechtbank dat een dergelijk beleid zich niet verdraagt met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het (Europees) Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank overweegt in dit verband voorts dat geen onderscheid wordt gemaakt tussen aangekondigde en onaangekondigde huisbezoeken.
Nu er geen gegronde reden bestond inbreuk te maken op het huisrecht van eiseres. behoefde zij geen medewerking te verlenen aan het huisbezoek. De weigering van eiseres hieraan mee te werken kon dan ook geen gevolgen hebben voor de beoordeling van de bijstandsaanvraag.
Uit het vorenstaande volgt dat het besluit van 6 augustus 2007, inhoudende dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld omdat eiseres haar medewerking aan het huisbezoek heeft geweigerd, niet berust op een draagkrachtige motivering zodat dit besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb voor vernietiging in aanmerking komt.
De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Verweerder zal, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen.
De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 644,00 aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken. De genoemde kosten dienen, aangezien eiseres met een toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand heeft geprocedeerd, ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te worden voldaan door betaling aan de griffier van deze rechtbank.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644,00 en wijst de gemeente Nijmegen aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
bepaalt dat de betaling van deze kosten dient te worden gedaan op bankrekening 1923.25.752 ten name van DS 533 arrondissement Arnhem, onder vermelding van het registratienummer AWB 07/3347;
bepaalt voorts dat de gemeente Nijmegen het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 39,00 aan haar vergoedt.
Aldus gegeven door mr. E. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van C.A. Murray, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2007.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 13 december 2007