ECLI:NL:RBARN:2008:BC2719

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/748
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Klein Egelink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen bij bijstandsverlening aan zelfstandigen in het kader van de WWB

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 25 januari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een uitkering ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar, verweerder. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder waarin aan haar bijstandsverlening de verplichting werd verbonden om haar werkzaamheden als zelfstandige te beperken tot maximaal 8 uren per week of 32 uren per maand. Verweerder baseerde deze verplichting op het beleid dat in de gemeente werd gevoerd voor bijstandsgerechtigden die op kleine schaal als zelfstandige werken.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet als zelfstandige in de zin van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) kon worden aangemerkt, en dat zij derhalve onder de werking van de WWB viel. De rechtbank stelde vast dat er in de WWB geen wettelijke basis was voor het beleid van verweerder om bijstandsverlening te koppelen aan een beperking van de uren die eiseres als zelfstandige mocht werken. Dit beleid maakte een ongeoorloofd onderscheid tussen werkzaamheden in loondienst en zelfstandige werkzaamheden, zonder dat er sprake was van zelfstandige arbeid zoals bedoeld in de wet.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder en verklaarde het beroep van eiseres gegrond. Verweerder werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank benadrukte dat eiseres, zolang zij een uitkering ontving, wel verplicht bleef om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en gebruik te maken van door verweerder aangeboden voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop bijstandsverlening aan zelfstandigen wordt vormgegeven en onderstreept de noodzaak van een zorgvuldige afweging van rechten en plichten van bijstandsontvangers.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB 07/748
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[naam], eiseres,
wonende te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 16 januari 2007.
2. Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2006 heeft verweerder aan het recht op uitkering van eiseres ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) aan aantal aanvullende voorwaarden verbonden. Eiseres heeft hiertegen op 29 oktober 2006 bezwaar gemaakt.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 3 juli 2007. Eiseres is aldaar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mevrouw T. Venema en mevrouw J.C.T. Berndsen, beiden werkzaam bij verweerders gemeente.
Teneinde partijen de gelegenheid te geven hun geschil te beslechten door middel van het treffen van een schikking is het onderzoek ter zitting geschorst. Nadat gebleken was dat partijen niet tot overeenstemming konden komen heeft de rechtbank partijen verzocht toestemming te verlenen om zonder nadere zitting uitspraak te doen. Nadat beide partijen deze toestemming hadden verleend is de rechtbank overgegaan tot sluiting van het onderzoek.
3. Overwegingen
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder overneming van het advies van de bezwaarschriftencommissie, het besluit van 24 oktober 2006 gehandhaafd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat op eiseres die er niet voor heeft gekozen gebruik te maken van de voorbereidingsperiode voor startende zelfstandigen, de zogenaamde 8 urenregeling van toepassing is die geldt voor marginale zelfstandigen. Volgens dit beleid mogen de activiteiten die eiseres als zelfstandige verricht, niet meer dan 8 uren per week beslaan, te verdelen over maximaal 2 ochtenden of middagen dan wel 3 avonden. Bij het bestreden besluit heeft verweerder te kennen gegeven deze regeling aldus uit te leggen dat eiseres, met behoud van bijstand, maximaal 32 uren per maand als zelfstandige mag werken. Eiseres dient de werktijden vooraf aan de sociale dienst door te geven via een zogenaamd mutatieformulier. Van belang is dat de activiteiten niet gericht zijn op het (op termijn) zelfstandig kunnen voorzien in de kosten van het bestaan. Deze regeling biedt de mogelijkheid, aldus verweerder, te toetsen of de activiteiten van eiseres daadwerkelijk marginaal zijn zodat deze met behoud van bijstand kunnen worden verricht. Eiseres kan, te rekenen vanaf 24 oktober 2006, gedurende 3 jaren gebruik maken van deze regeling. Wanneer eiseres er voor kiest de werkzaamheden uit te bouwen dient zij op indicatie van een contactpersoon zelfstandigen een beroep te doen op het voorbereidingsjaar of de startersregeling in het kader van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Bij het bestreden besluit heeft verweerder voorts de verplichting opgelegd dat eiseres van haar activiteiten een deugdelijke boekhouding bijhoudt teneinde het verweerder mogelijk te maken de inkomsten maandelijks met de uitkering te verrekenen.
Eiseres heeft de juistheid van het bestreden besluit gemotiveerd bestreden. Op haar stellingen zal de rechtbank, voor zover nodig, nader ingaan.
Aan de gedingstukken en het verhandelde ter zitting ontleent de rechtbank - voor over hier van belang - de volgende feiten.
Eiseres ontvangt een uitkering ingevolge de WWB volgens de alleenstaandenorm. Daarnaast voert eiseres voor eigen rekening een praktijk voor alternatieve geneeswijzen, geeft zij les hierin en treedt in dat verband op als cursusleider of docent.
Gelet op de gronden van het beroep is uitsluitend de vraag in geschil of verweerder aan de bijstandsverlening aan eiseres de verplichting heeft kunnen verbinden dat eiseres haar activiteiten als zelfstandige beperkt tot maximaal 8 uren per week dan wel 32 uren per maand.
Ingevolge artikel 9, eerste lid aanhef en onder a, van de WWB is de bijstandsgerechtigde verplicht om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het College, op grond van artikel 9, tweede lid, van de WWB van deze verplichting tijdelijk ontheffing verlenen. Ingevolge artikel 9, eerste lid aanhef en onder b, van de WWB is de bijstandsgerechtigde verplicht gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
In artikel 55 van de WWB is -voor zover hier van belang- bepaald dat het college bij de bijstandsverlening verplichtingen kan opleggen die strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beëindiging.
In artikel 1 aanhef en onder b, van het Bbz 2004 is bepaald dat onder zelfstandige moet worden verstaan: de belanghebbende van 18 tot 65 jaar, die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep hier te lande en die:
1°. voldoet aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening daarvan;
2°. voldoet aan het urencriterium, bedoeld in artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en
3°. alleen of samen met degenen met wie hij het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent de volledige zeggenschap in dat bedrijf of zelfstandig beroep heeft en de financiële risico's daarvan draagt;
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres niet kan worden aangemerkt als zelfstandige in de zin van het hiervoor genoemde artikel. Dit brengt mee dat eiseres behoort tot de kring van personen die ingevolge artikel 11, eerste lid, van de WWB recht op bijstand hebben. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 16 mei 2000 (LJN: ZB8802) en 21 augustus 2007 (LJN: BB4026). Ingevolge artikel 32, tweede lid, van de WWB dienen de eventuele inkomsten die eiseres uit haar werkzaamheden als zelfstandige geniet, bij de vaststelling van de hoogte van de bijstand in aanmerking te worden genomen. Verder dienen (aanvullende) verplichtingen die door verweerder in het kader van de bijstandsverlening zijn opgelegd te voldoen aan de criteria genoemd in artikel 55 van de WWB.
Het beleid van verweerder waarbij een bijstandsgerechtigde wordt verplicht zijn activiteiten als zelfstandige te beperken tot maximaal 8 uren per week dan wel 32 uren per maand, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in de WWB. Met dit beleid wordt door verweerder immers een onderscheid gemaakt tussen werkzaamheden in loondienst en werkzaamheden die door de bijstandsgerechtigde voor eigen rekening worden verricht, zonder dat er sprake is van zelfstandige arbeid als bedoeld in artikel 1 aanhef en onder b, van het Bbz 2004. Dit zou er toe leiden dat een bijstandsgerechtigde die werkzaamheden voor eigen rekening verricht voor meer dan 8 uren per week niet langer recht op bijstand ingevolge de WWB zou hebben.
Uit het vorenoverwogene vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat eiseres in beginsel gerechtigd is met behoud van bijstand werkzaamheden voor eigen rekening te verrichten zonder dat daaraan de voor verweerder opgelegde beperking kan worden gesteld. Dit neemt evenwel niet weg dat eiseres, zolang zij een uitkering ingevolge de WWB geniet en behoudens het geval waarin het college daarvan (tijdelijk) ontheffing verleent, gelet op het bepaalde in artikel 9, eerste lid aanhef en onder a, van die wet, onverminderd verplicht blijft naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en deze te aanvaarden. Verder blijft eiseres gedurende die tijd, op grond van artikel 9, eerste lid aanhef en onder b, van de WWB verplicht gebruik te maken van door verweerder aangeboden voorzieningen gericht op -kort gezegd- re-integratie in de reguliere arbeidsmarkt. Indien eiseres daaraan niet voldoet is verweerder verplicht de uitkering van eiseres tijdelijk te verlagen met toepassing van artikel 18, tweede lid, van de WWB.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen kan het bestreden besluit geen stand houden. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard wegens strijd met de wet. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Nu niet gebleken is van door eiseres gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, acht de rechtbank geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het besluit van 16 januari 2007 voor zover aangevochten;
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
bepaalt dat de gemeente Zevenaar het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € € 38 aan haar vergoedt.
Aldus gegeven door mr. E. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Woestenburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2008.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 25 januari 2008