RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummers: AWB 08/477 en 08/546
uitspraak van de voorzieningenrechter ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 19 februari 2008 in het geding tussen
[naam 1],
verzoekster,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door G.J. Hingstman,
[naam 2],
[naam 3],
[naam 4],
[naam 5],
[naam 6],
verzoekers, wonende te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden, verweerder,
de gemeente Rheden, partij ex artikel 8:26 van de Awb,
te Rheden.
Verweerder heeft bij besluit van 17 december 2007 aan de gemeente Rheden een kapvergunning verleend voor het kappen van 65 bomen, staande op het perceel hoek Burgemeester Bloemersstraat/Harderwijkerweg (bouwlocatie Bloemersstraatterrein) te Dieren. De vergunning is enerzijds verleend voor de kap van 25 bomen voor de sanering van een voormalige vuilstortplaats ten behoeve van herinrichting van het perceel en anderzijds voor de kap van 40 bomen voor de realisatie van de herinrichting van het betreffende perceel. Aan de kapvergunning, die een geldigheidsduur heeft van twee jaar, is een herplantplicht voor minimaal 30 bomen verbonden.
Tegen dit besluit hebben verzoekers op 23 januari 2008 bezwaar gemaakt.
Op en rond die datum hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 12 februari 2008. Verzoekers [naam 4] en [naam 2] zijn verschenen. Verzoekers [naam 3], [naam 6] en [naam 5] hebben zich door hen doen vertegenwoordigen. Verzoekster heeft zich doen vertegenwoordigen door G.J. Hingstman. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door D. de Rooij en T. de Muinck.
De gemeente Rheden heeft zich niet doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor een toewijzing van een verzoek als het onderhavige zal in het algemeen slechts plaats kunnen zijn, indien het nadeel dat verzoekers zullen lijden bij eventuele gegrondverklaring van het beroep in de hoofdzaak onherstelbaar blijkt te zijn, dan wel onevenredig groot is in verhouding tot het door de onmiddellijke uitvoering van het bestreden besluit te dienen belang. Hierbij dient tevens een inschatting te worden gemaakt van de kans dat het besluit in de hoofdzaak niet in stand zal blijven.
2.2 Aangezien alle verzoekers op een kleine afstand van het betrokken perceel wonen en zij allen enig tot ruim zicht hebben op een groot aantal van de te kappen bomen, zijn zij naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter belanghebbenden bij het bestreden besluit.
2.3 Ingevolge artikel 4.5.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rheden 2006 (verder te noemen: de APV) is het verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen.
Ingevolge artikel 4.5.3a van de APV kan de vergunning worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
Ingevolge artikel 4.5.5, vierde lid, van de APV mag van de vergunning gedurende zes weken na de bekendmaking daarvan geen gebruik worden gemaakt. In geval bij de voorzieningen-rechter een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, mag van de vergunning geen gebruik worden gemaakt tot het moment waarop op het verzoek is beslist, dan wel het verzoek is ingetrokken.
2.4 Vergunninghouder beoogt met de kapvergunning de voorbereiding voor de herinrichting van het betrokken perceel. Naast de sanering van een vuilstortplaats moeten op het terrein staande gebouwen, waaronder een school, worden gesloopt. Daarna kan het terrein bouwrijp worden gemaakt en kunnen ter plaatse een school, een gymlokaal, een brandweergarage en woningen worden gebouwd. Verweerder heeft daartoe een besluittraject bekend gemaakt, getiteld Procedure Overzicht Bloemershof/Veldkuil.
Daaruit blijkt onder meer dat in 2006 informatiebijeenkomsten zijn georganiseerd, in 2007 een saneringsplan is opgesteld en in het eerste kwartaal van 2008 een kapvergunning zal worden aangevraagd, alsmede een bouwvergunning en een vrijstelling ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Ter zitting is toegelicht dat de kap van in eerste instantie 25 bomen zou moeten plaatsvinden voor de aanvang van het broedseizoen, waarna medio juni 2008 de sanering van de vuilstortplaats zal kunnen plaatsvinden. Daarna kunnen de overige bomen worden gekapt en de gebouwen gesloopt, voor de nieuwbouw van de school en de kazerne.
Voor de gebouwen zal de bouwvergunning eind van de maand februari 2008 worden aangevraagd; voor de woningen ca. zes weken nadien.
De herplant van bomen op het terrein zal voorts aansluiten bij de herplant op het naastgelegen terrein van het Hof te Dieren.
Verweerder heeft aangevoerd dat hij er belang bij heeft dat tijdig met de kap kan worden gestart, anders loopt de gehele sloop en nieuwbouw vertraging op. De nieuwe school moet immers tijdig gereed zijn voor het schooljaar 2009-2010.
2.5 Verzoekers hebben onder meer gesteld dat de te kappen bomen waardevol zijn. De gemeente heeft in de Beleidsnota bomen 2005 kenbaar gemaakt dat het bosachtig karakter ter plaatse moet worden gehandhaafd. Verzoekers staan op het standpunt dat van een belangenafweging niet is gebleken; er zijn meer waarden in het geding, zoals die van dorps- en landschapsschoon en van leefbaarheid. Zij hebben aangevoerd dat voor hen tot het moment van de kapvergunning niet duidelijk was dat er zoveel bomen zouden moeten wijken. Onduidelijk gemaakt achten zij voorts welke bomen moeten worden gekapt in verband met de bodemsanering en welke in verband met de voorgenomen bouwwerkzaamheden. Aangezien nog geen bouwvergunning is verleend, achten verzoekers onzeker of de aangewezen bomen wel moeten worden gekapt, terwijl voorts onduidelijk is op welke plekken bomen worden hergeplant.
Ter zitting hebben verzoekers nog aangevuld dat de (zgn.) Oostlaan en de bomen daarvan deel uitmaken van de Ecologische Hoofd Structuur van het Streekplan van Gelderland.
2.6 De voorzieningenrechter is van oordeel dat indien een kapvergunning wordt verleend met het oog op een voorgenomen bebouwing van een terrein of de aanleg van werken daarop, vanwege de onomkeerbare gevolgen van de bomenkap rekening moet worden gehouden met de voorwaarden die voor de verwezenlijking van zodanig bouw- of aanlegproject moeten zijn vervuld.
In casu hebben gedeputeerde staten van Gelderland op 21 december 2007 ingestemd met het bodemsaneringsplan. De sanering wordt voorzien voor de tweede helft van juni 2008. Indien er geen bouwvoornemen zou zijn, zou de sanering thans niet worden aangepakt. Op zichzelf bezien is de bodemsanering daarom niet urgent.
De voorzieningenrechter constateert dat de Oostlaan niet in de EHS ligt.
De voorzieningenrechter constateert voorts dat een bouwvergunning nog niet is aangevraagd. Evenmin is een ontwerp-vrijstelling opgesteld en ter visie gelegd. De kap en de herplant van bomen zijn gebaseerd op een schetsplan van het bouwproject. Daardoor valt niet uit te sluiten dat indien het bouwproject andere contouren of grenzen krijgt, de kap van sommige bomen niet noodzakelijk blijkt te zijn.
Voorts is de voorzieningenrechter, met verzoekers, van oordeel dat de belangenafweging in het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Dat kan echter in het besluit op bezwaar worden hersteld.
2.7 Aangezien inzake de voorgenomen bouwwerkzaamheden en de daaraan voorafgaande bodemsanering nog onvoldoende zekerheid bestaat, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van verzoekers thans dienen te prevaleren.
Dat brengt mee dat de bestreden kapvergunning dient te worden geschorst.
De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Slechts verzoekster heeft proceskosten gemaakt, ad € 644 (verzoekschrift + zittingsbehandeling).
Beslist wordt als volgt.
schorst het bestreden besluit;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster ten bedrage van € 644;
bepaalt dat aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht ad € 143 wordt vergoed;
bepaalt dat aan de overige verzoekers het door hen betaalde griffierecht ad € 143 wordt vergoed;
wijst de gemeente Rheden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Aldus gegeven door mr. L. van Gijn, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van Hoof, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2008.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.