ECLI:NL:RBARN:2008:BC5050

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
145194
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. van Driel van Wageningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing van een noodweg ten behoeve van een ingesloten erf en de vaststelling van erfdienstbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 13 februari 2008 uitspraak gedaan over de aanwijzing van een noodweg ten behoeve van een ingesloten erf. De stichting Historisch Woonmuseum Don Quichotte had verzocht om de aanwijzing van een noodweg, omdat het ingesloten erf niet goed bereikbaar was. De rechtbank oordeelde dat bij de aanwijzing van een noodweg rekening moet worden gehouden met zowel het belang van het ingesloten erf als het belang van de omliggende erven om zo min mogelijk overlast te ondervinden. De rechtbank concludeerde dat het belang van de stichting om het ingesloten erf te kunnen exploiteren zwaarder weegt dan de bezwaren van de omliggende erven. De rechtbank wees de gevorderde verklaring voor recht dat er geen erfdienstbaarheid is gevestigd toe, en wees de noodweg aan zoals door de stichting verzocht.

De procedure begon met een tussenvonnis op 4 juli 2007, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden. Tijdens deze comparitie werd er geen overeenstemming bereikt, wat leidde tot de oproeping van een derde partij in reconventie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid van weg uit 1944 en die van 8 mei 1995 door inschrijving van de akte van toedeling zijn tenietgegaan. De stichting heeft tijdens de comparitie aangegeven dat zij instemt met het gebruik van de weg volgens de vigerende bestemming.

De rechtbank heeft ook de gedragingen van de voorzitter van de stichting in overweging genomen, maar oordeelde dat deze niet voldoende waren om terug te komen op de eerder bereikte overeenstemming over het gebruik van de noodweg. De rechtbank heeft de noodweg aangewezen, met de beperking dat het gebruik dient te geschieden overeenkomstig de vigerende bestemming van het perceel als historisch museum, met atelierruimten en theetuin. De rechtbank heeft de kosten van de procedure verdeeld en iedere partij in de eigen kosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 145194 / HA ZA 06-1590
Vonnis van 13 februari 2008
in de zaak van
[eisers],
wonende te [woonplaats], gemeente [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in (voorwaardelijke) reconventie,
procureur en advocaat mr. K.J.T. Boersma te Tiel,
tegen
de stichting
STICHTING HISTORISCH WOONMUSEUM DON QUICHOTTE,
gevestigd te Drunen,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
procureur mr. J.M. Bosnak te Arnhem,
advocaat mr. M.P.M. Meuwese te Waalwijk,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ ].,
statutair gevestigd te [woonplaats], gemeente [woonplaats],
opgeroepen in reconventie ex artikel 118 Rv.,
procureur en advocaat mr. K.J.T. Boersma te Tiel.
Het verloop van de procedure
Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussenvonnis van 4 juli 2007. De daarop gehouden comparitie van partijen ter plaatse, waarvan het proces-verbaal zich bij de stukken bevindt, heeft niet tot overeenstemming geleid. Daarop heeft de stichting op de voet van artikel 118 Rv. [partij opgeroepen in conventie] BV te [woonplaats] opgeroepen in de procedure in reconventie te verschijnen. Daarop heeft deze vennootschap een conclusie van antwoord genomen en hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] akte verzocht van hun (nadere) standpunt. Vervolgens is nogmaals vonnis bepaald.
De vaststaande feiten, het geschil en de beoordeling ervan in conventie en in reconventie
11. Gebleven wordt bij hetgeen in het tussenvonnis van 4 juli 2007 is vastgesteld en overwogen. Onder meer is toen het oordeel gegeven dat de erfdienstbaarheid van weg uit 1944 en die van 8 mei 1995 door inschrijving van de akte van toedeling zijn tenietgegaan en dat rectificatie, zoals door de stichting in reconventie gevorderd, niet mogelijk is. Omdat ook is overwogen dat van een buurweg geen sprake is, is overgebleven de aanwijzing van een noodweg ten behoeve van het ingesloten perceel van de stichting. Tijdens de tweede comparitie ter plaatse is daarover van gedachten gewisseld. Toen is ook aan de orde gekomen dat de aan te wijzen noodweg eveneens over een perceel van de besloten vennootschap [partij opgeroepen in conventie] BV (thans Q 446) zou komen te lopen. Afgesproken is vervolgens dat de stichting de vennootschap op de voet van artikel 118 Rv. in het geding zou oproepen, hetgeen vervolgens is gebeurd.
12. Tijdens de comparitie waren de toen aanwezige partijen het erover eens dat bij aanwijzing van een noodweg die zou moeten lopen over het huidige tracé van de aanwezige weg, waarbij de kosten van onderhoud evenredig zouden worden verdeeld tussen alle gebruikers. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben daaraan toegevoegd dat het gebruik van de noodweg beperkt dient te blijven tot gebruik zoals dat mogelijk is op grond van de beslissing van de gemeente [woonplaats] van 20 maart 2001 tot wijziging van het bestemmingsplan buitengebied [woonplaats] 1997 ter plaatse gelezen in samenhang met de aanvraag daartoe van de stichting van 24 november 2000. Zij zijn van mening dat de weg niet mag worden gebruikt om ter plaatse feesten en partijen mogelijk te maken. Zij willen voor de boerderij geen horecabestemming en daarin ook geen pensionbedrijf of iets dergelijks. Daarvan uitgaande behoeft er geen schadevergoeding voor het gebruik van de noodweg te worden vastgesteld.
De stichting heeft opgemerkt te kunnen instemmen met het gebruik van de weg volgens de vigerende bestemming.
13. In hun akte na de comparitie hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] aangevoerd dat zij tijdens de comparitie in de veronderstelling verkeerden dat tot een oplossing van het geschil kon worden gekomen door akkoord te gaan met het gebruik van de weg overeenkomstig de beslissing van de gemeente. Zij wijzen erop dat de voorzitter van de stichting thans bij voortduring tracht hen te intimideren door meermalen hun woning zeer langzaam te passeren dan wel daar te blijven stilstaan en langdurig naar binnen te kijken. Volgens hen blijkt daaruit dat het geschil niet is opgelost. Gelet hierop en op de aankondiging van de stichting hoger beroep te zullen instellen tegen het eindvonnis van deze rechtbank komen zij terug op hetgeen zij tijdens de comparitie hebben verklaard. Zij willen nu dat het gebruik van de noodweg zal worden beperkt ten behoeve van het perceel van de stichting als ontsluiting voor de op dat perceel gelegen woning dan wel als ontsluiting voor landbouwkundige doeleinden. Het gebruik mag volgens hen dus niet zien op het gebruik van de woning met opstallen als woonmuseum of anderszins.
[partij opgeroepen in conventie] BV heeft in haar conclusie van antwoord laten weten geen bezwaar te hebben tegen de aanwijzing van een noodweg over het huidige tracé van de weg. Ook de evenredige verdeling van het onderhoud van de weg over alle gebruikers heeft haar instemming. Met betrekking tot het gebruik meent zij dat dit enkel dient te strekken ten behoeve van het gebruik van het perceel van de stichting als woning dan wel als ontsluiting voor agrarische doeleinden. Daarbij dient de stichting de noodweg vrij te houden van iedere vervuiling, hoe dan ook. De vennootschap zoekt hierbij aansluiting bij de door haar op 6 mei 1995 verleende volmacht voor het vestigen van een erfdienstbaarheid ten behoeve van het perceel met daarop de boerderij aan het [adres], dat nu aan de stichting in eigendom toebehoort.
14. Aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] kan worden toegegeven dat de door hen beschreven gedragingen van de voorzitter van de stichting, indien waar, niet bijdragen aan een normalisering van de verhoudingen, die zoals de rechter tijdens de comparitie ter plaatse op 1 oktober 2007 heeft waargenomen, ernstig verstoord bleken. Wat daarvan zij, het is onvoldoende om terug te komen van de tijdens de comparitie bereikte overeenstemming over de omvang van het gebruik. Dat de stichting voornemens is de boerderij te verkopen doet daaraan niet af. Verkoop zal eerder kunnen leiden tot een oplossing van de problemen.
Afgezien daarvan gaat het er bij de aanwijzing van een noodweg om een behoorlijke exploitatie van het ingesloten erf mogelijk te maken. Daarbij moet rekening worden gehouden met het belang van het ingesloten erf daarbij en met het belang van de bezwaarde erven om zo weinig mogelijk overlast van de weg te ondervinden. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] noch de vennootschap hebben bezwaar gemaakt tegen de door de stichting gevraagde wijziging van het bestemmingsplan buitengebied [woonplaats] 1997, zoals deze op 20 maart 2001 door Burgemeester en Wethouders is vastgesteld. Het belang het ingesloten erf overeenkomstig de nu bestaande bestemming, maar daartoe ook beperkt, te kunnen exploiteren weegt zwaarder dan het belang van de bezwaarde erven de weg te moeten dulden. Aan de door [partij opgeroepen in conventie] BV verlangde beperking van het gebruik wordt daarom voorbijgegaan.
De in reconventie door de stichting verlangde noodweg zal op grond van het voorgaande worden aangewezen. Het gebruik van de weg zal slechts zijn toegestaan overeenkomstig de vigerende bestemming historisch museum (met atelierruimten en theetuin). In samenhang met de aanvraag van de stichting tot wijziging van de bestemming betekent dat dat andere horeca-activiteiten dan die samenhangen met een theetuin daaronder niet kunnen worden begrepen. Dat de boerderij (weer) als woning kan worden gebruikt is tussen de partijen niet in geschil. Terecht maken [eiser sub 1] en [eiser sub 2] bezwaar tegen een eventuele exploitatie van een pension, omdat daardoor afbreuk zou worden gedaan aan het uitgangspunt dat het moet gaan om kleinschalige bedrijfsvestiging die verenigbaar is met de hoofdfuncties en belangen van het agrarisch buitengebied. Dit uitgangspunt is neergelegd in de toelichting op de wijziging van het bestemmingsplan.
15. In conventie zal de gevorderde verklaring voor recht dat er geen erfdienstbaarheid is gevestigd worden toegewezen. Dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten is op zichzelf niet weersproken. Ambtshalve worden de daarmee gemoeide kosten gematigd tot € 904,-- overeenkomstig het daarvoor geldende adviestarief. De daarover gevorderde wettelijke rente is niet toewijsbaar, omdat niet is gesteld of gebleken wanneer de kosten zijn gemaakt of verschuldigd geworden.
16. De afloop van de procedures in conventie en in reconventie rechtvaardigt het ieder van de partijen als over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld te beschouwen. Daarom zal ieder de eigen kosten van de procedures moeten dragen.
De beslissing
de rechtbank,
in conventie
verklaart voor recht dat er geen erfdienstbaarheid van weg dan wel van uitweg is gevestigd om te komen en te gaan van en naar de openbare weg ten laste van de kadastrale percelen gemeente [woonplaats], sectie Q, nummers 120 en 414 en ten behoeve van het kadastrale perceel gemeente [woonplaats], sectie Q, nummer 392,
veroordeelt de stichting tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] te betalen € 904,-- wegens buitengerechtelijke kosten,
verklaart de veroordeling in de buitengerechtelijke kosten uitvoerbaar bij voorraad,
veroordeelt de partijen ieder in de eigen kosten van de procedure,
ontzegt het meer gevorderde,
in reconventie
wijst aan als noodweg ten dienste van de kadastrale percelen gemeente [woonplaats], sectie Q, nummers 392 en 395, plaatselijk bekend [adres] te [woonplaats], over de kadastrale percelen gemeente [woonplaats], sectie Q, nummers 120, 414 en 446 om te gaan naar en te komen van de openbare weg over het bestaande tracé, waarvan het gebruik dient te geschieden overeenkomstig met en beperkt tot de thans voor het adres [adres] en [ ] te [woonplaats] vigerende bestemming historisch museum (met atelierruimten en theetuin), het gebruik als (dienst)woning daaronder begrepen,
verklaart de aanwijzing tot noodweg uitvoerbaar bij voorraad,
verstaat dat het onderhoud van de betrokken weg evenredig wordt verdeeld over alle aanwonende gebruikers van de weg,
veroordeelt de partijen ieder in de eigen kosten van de procedure,
ontzegt het meer en anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Driel van Wageningen en is uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2008.
Coll.:
WA