ECLI:NL:RBARN:2008:BC6301

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900655-07
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
Parketnummer : 05/900655-07
Datum zitting : 12 februari 2008
Datum uitspraak : 26 februari 2008
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te Arnhem,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
Raadsman: mr. H. de Boer, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 16 juni 2007 op 17 juni 2007 in de gemeente
Tiel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in
een woning (gelegen aan de [adres]), met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (gouden) halsketting en/of
een of meer mobiele telefoon(s) en/of (een slof) shag en/of drie zakken chips,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan R.H.A. van
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde Van [slachtoffer], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s) naar de woning van die Van [slachtoffer] zijn gegaan en/of
aldaar heeft/hebben aangebeld en/of (nadat die Van [slachtoffer] de voordeur had
geopend) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/in
de richting van (het voorhoofd van) die Van [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of
tegen die Van [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "naar binnen" en/of (vervolgens)
"zitten", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of (nadat de
woning van die Van [slachtoffer] was doorzocht en/of de halsketting van die Van
[slachtoffer] was afgenomen), tegen die Van [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij naar
het toilet moest gaan en/of die Van [slachtoffer] aldaar heeft/hebben vastgebonden,
en/of (vervolgens) bij het verlaten van voornoemde woning (hoorbaar voor die
Van [slachtoffer]) heeft/hebben gezegd: "als hij binnen twee minuten los is, dan
schiet je hem neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte] en/of een of meer ander(en) in of omstreeks de nacht van 16 juni
2007 op 17 juni 2007 in de gemeente Tiel, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, in een woning (gelegen aan de [adres]), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(gouden) halsketting en/of een of meer mobiele telefoon(s) en/of (een slof)
shag en/of drie zakken chips, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan R.H.A. van [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
voornoemde Van [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat B. van
Kampen en/of zijn mededader(s) naar de woning van die Van [slachtoffer] zijn gegaan
en/of aldaar heeft/hebben aangebeld en/of (nadat die Van [slachtoffer] de voordeur
had geopend) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op/in de richting van (het voorhoofd van) die Van [slachtoffer] heeft/hebben gericht
en/of tegen die Van [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "naar binnen" en/of
(vervolgens) "zitten", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
(nadat de woning van die Van [slachtoffer] was doorzocht en/of de halsketting van
die Van [slachtoffer] was afgenomen), tegen die Van [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat
hij naar het toilet moest gaan en/of die Van [slachtoffer] aldaar heeft/hebben
vastgebonden, en/of (vervolgens) bij het verlaten van voornoemde woning
(hoorbaar voor die Van [slachtoffer]) heeft/hebben gezegd: "als hij binnen twee
minuten los is, dan schiet je hem neer", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking,
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot 16 juni
2007 te Tiel en/of elders in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door
giften, beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen, althans tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in
of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot 16 juni 2007 te Tiel en/of elders
in Nederland medeplichting is geweest door het opzettelijk verschaffen van
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen,
welke uitlokking, althans (opzettelijke) medeplichtingheid hierin heeft
bestaan dat verdachte die [medeverdachte] heeft medegedeeld dat R.H.A. van
[slachtoffer] in bezit was van een (kostbare) gouden ketting en/of (vervolgens) die
[medeverdachte] de woning van die [slachtoffer] heeft aangewezen;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 12 februari 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H. de Boer, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde feit deelnemingsvorm uitlokking zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De raadsman heeft bepleit dat het primair tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft de rechtbank gevorderd verdachte hiervoor vrij te spreken. De raadsman heeft bepleit dat er tussen verdachte en zijn medeverdachten geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking in de uitvoering. Daarnaast had verdachte geen enkel opzet op het geweld dat door zijn medeverdachten is toegepast.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit heeft de raadsman bepleit dat de deelnemingsvorm uitlokking niet bewezen kan worden. Verdachte had niet de opzet op de geweldscomponent. Daarnaast kan niet gesteld worden dat de gouden ketting een uitlokkingsmiddel is.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het primair ten lastegelegde vrij te spreken. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de subsidiair tenlastegelegde deelnemingsvorm uitlokking te veroordelen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de diefstal met geweldpleging tezamen en in vereniging heeft gepleegd. Tussen verdachte en zijn medeverdachten heeft niet een zodanige nauwe en bewuste samenwerking bestaan dat medeplegen kan worden bewezen. Verdachte is de tipgever geweest. Verdachte heeft niet met zijn medeverdachten gesproken over het daadwerkelijk uitvoeren van het plan. Verdachte heeft geen uitvoeringshandelingen verricht en heeft niet gedeeld in de opbrengst van de gestolen ketting. Niet wettig bewezen kan worden dat verdachte ten opzichte van zijn medeverdachten een zodanige rol had dat geoordeeld kan worden dat hij willens en wetens nauw met hen heeft samengewerkt tot het verrichten van de door hen gepleegde handelingen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte niet het (voorwaardelijk) opzet had op het geweld dat door zijn medeverdachten is toegepast. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte met zijn medeverdachten heeft gesproken over het wapen. Niet is komen vast te staan dat verdachte wist dat zijn medeverdachten in de tas een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en touw meebrachten. Het opzet van verdachte was gericht op de diefstal. Er zijn geen wettige bewijsmiddelen waaruit blijkt dat het opzet van verdachte was gericht op een gewapende overval. De rechtbank zal verdachte derhalve van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
In aanmerking nemende hetgeen hiervoor met betrekking tot het (voorwaardelijke) opzet gericht op het toepassen van geweld, kan niet gesteld worden dat bij de deelnemingsvorm uitlokking het daartoe vereiste (voorwaardelijke) opzet gericht op het toepassen van geweld in de vorm waarin dat is aangewend wel aanwezig was. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van de inzet van middelen door verdachte die erop waren gericht zijn medeverdachte over te halen de overval te plegen. De rechtbank zal verdachte derhalve van het subsidiair tenlastegelegde voor de deelnemingsvorm uitlokking partieel vrijspreken.
De rechtbank is daarentegen van oordeel dat verdachte opzettelijk inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van het misdrijf door zijn medeverdachten mede te delen dat het slachtoffer R.H.A. van [slachtoffer] in het bezit was van een (kostbare) gouden ketting en vervolgens zijn medeverdachten de woning van het slachtoffer aan te wijzen. Verdachte heeft hiermee inlichtingen verschaft voorafgaand aan het plegen van het misdrijf. Zijn medeverdachten hebben het uiteindelijke plan opgepakt en een rolverdeling afgesproken. De uitvoeringshandelingen zijn door de medeverdachten verricht. De rechtbank is van oordeel dat de medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld en acht met betrekking tot verdachte de ten laste gelegde medeplichtigheid daaraan wettig en overtuigend bewezen.
Mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, het proces-verbaal van aangifte en de verklaringen van medeverdachten acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
[medeverdachte] en ander(en) in de nacht van 16 juni 2007 op 17 juni 2007 in de gemeente Tiel, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning (gelegen aan de [adres]), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(gouden) halsketting en mobiele telefoons en (een slof)
shag en/of drie zakken chips, toebehorende aan R.H.A. van [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen
voornoemde Van [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en aan zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat [medeverdachte] en zijn mededaders naar de woning van die Van [slachtoffer] zijn gegaan en aldaar hebben aangebeld en (nadat die Van [slachtoffer] de voordeur had geopend) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
in de richting van het voorhoofd van die Van [slachtoffer] heeft/hebben gericht
en tegen die Van [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "naar binnen" en vervolgens "zitten", en
(nadat de woning van die Van [slachtoffer] was doorzocht en de halsketting van
die Van [slachtoffer] was afgenomen), tegen die Van [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat
hij naar het toilet moest gaan en die Van [slachtoffer] aldaar heeft/hebben
vastgebonden, en (vervolgens) bij het verlaten van voornoemde woning
(hoorbaar voor die Van [slachtoffer]) heeft/hebben gezegd: "als hij binnen twee
minuten los is, dan schiet je hem neer", tot het plegen van welk misdrijf verdachte in
de periode van 1 maart 2007 tot 16 juni 2007 te Tiel en elders in Nederland medeplichtig is geweest door het opzettelijk verschaffen van inlichtingen, welke medeplichtigheid hierin heeft bestaan dat verdachte die [medeverdachte] heeft medegedeeld dat R.H.A. van
[slachtoffer] in bezit was van een (kostbare) gouden ketting en vervolgens die [medeverdachte] de woning van die [slachtoffer] heeft aangewezen;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Subsidiair:
“medeplichtigheid aan medeplegen van diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren”
4b. De strafbaarheid van het/de feit(en)
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- de justitiële documentatie betreffende verdachte, d.d. 30 januari 2008; en
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, d.d. 31 januari 2008.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft aan zijn medeverdachten gedetailleerde inlichtingen verschaft tot het plegen van het misdrijf diefstal met geweldpleging. Verdachte was de tipgever en heeft zijn medeverdachten aangezet tot het stelen van de (kostbare) gouden ketting. Zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan een brutale en agressieve diefstal in de nachtelijke uren in de woning van het slachtoffer. Het is een zeer ernstig feit. Er is een zeer grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke en ook geestelijke integriteit van het slachtoffer, waardoor grote gevoelens van angst en onveiligheid zijn veroorzaakt. Soortgelijke onveiligheidsgevoelens ontstaan door dergelijke feiten bovendien in de samenleving in het algemeen.
Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake vermogensdelicten is veroordeeld.
Uit het voorlichtingsrapport van de Reclassering blijkt dat verdachte graag en veel werkt omdat hij verder weinig om handen heeft. Verdachte heeft een kwetsbare gezondheid.
De rechtbank legt de straf op terzake van datgene waarop het opzet van de medeplichtige was gericht. Niet is gebleken dat verdachtes opzet was gericht op de inzet van een wapen. Het opzet van de verdachte was alleen gericht op de diefstal. De rechtbank houdt bij de oplegging van de straf rekening met het feit dat verdachte het plan heeft bedacht en anderen bij het plan heeft betrokken. Hij is nog mee geweest tijdens een verkenningstocht waarbij de juistheid van die inlichtingen is geverifieerd. Op het moment dat de medeverdachten eraan twijfelden of zij het beraamde plan nog wel ten uitvoer wilden brengen, heeft de verdachte zijn medeverdachten aangemoedigd om toch de ketting te gaan stelen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenisstraf.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 48, 49, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A. Tegelaar, rechter, als voorzitter,
mr. J.H.M. Westenbroek, rechter,
mr. G. Noordraven, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. Bos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 februari 2008.