zaaknummer / rolnummer: 157270 / HA ZA 07-1034
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. R. Plieger,
advocaat mr. P.L. Hellinga te Zwolle,
de onderlinge waarborgmaatschappij
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ MENZIS ZORGVERZEKERAAR U.A.,
kantoorhoudende te Wageningen,
gedaagde,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. J.H. de Boer te Enschede.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Menzis genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 augustus 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 30 oktober 2007
- de akte van Menzis
- de akte van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] heeft bij Menzis een basiszorgverzekering (Menzis ZorgVerzorgd) en bij OWM Menzis u.a. een aanvullende verzekering (Menzis ExtraVerzorgd 1) afgesloten.
2.2. De Polisvoorwaarden Menzis ZorgVerzorgd luiden, voor zover van belang:
ARTIKEL 8 DE VERZEKERDE PRESTATIE (…)
Artikel 8.2
De inhoud en omvang van de zorgvormen ter zake waarvan recht op zorg bestaat, worden mede bepaald door de stand van de wetenschap en praktijk en, bij ontbreken van een zodanige maatstaf, door hetgeen in het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg en diensten.
Artikel 8.4 (…)
Voor de bovenstaande verzekerde prestatie: Zorg zoals medisch-specialisten die plegen te bieden, behoren tot het DBC segment B en niet van plastisch-chirurgische aard
Kan verzekerde zich wenden tot: Medisch specialist
Op voorwaarde van: Verwijzing door huisarts, medisch specialist of verloskundige (…)
ARTIKEL 10 INDICATIE VOOR DE AANSPRAAK OP ZORG
a Onverminderd hetgeen is bepaald in artikel 8 heeft verzekerde op een zorgvorm slechts recht voor zover hij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen.
b De vraag of een verzekerde behoefte heeft aan een bepaalde vorm van zorg of een bepaalde andere dienst wordt slechts op basis van zorginhoudelijke criteria beantwoord.
ARTIKEL 11 ZORG IN NATURA EN VERGOEDING VAN KOSTEN (…)
Vergoeding bij niet gecontracteerde aanbieder (…)
Zorgverzekeraar vergoedt de kosten van zorg die is verleend door een ter zake van die zorg niet gecontracteerde aanbieder overeenkomstig het WTG-tarief, en bij het ontbreken daarvan de kosten voor zover deze [in] de Nederlandse marktomstandigheden passend zijn te achten. Zorgverzekeraar betrekt in zijn vaststelling de gebruikelijke kosten zoals de betrokken aanbieder die in rekening brengt, de gangbare kosten die soortgelijke aanbieders in rekening brengen, en de redelijkheid gegeven de omstandigheden (…).
ARTIKEL 13 BUITENLAND
Ten aanzien van zorg in het buitenland wordt toepassing gegeven aan EG-Verordening 1408/71 en, buiten de EU, aan de daarvoor in aanmerking komende verdragsbepalingen.
a De verzekerde die woont in Nederland, heeft aanspraak op zorg te verlenen door een door zorgverzekeraar gecontracteerde aanbieder buiten Nederland.
b In het geval dat verzekerde de zorg inroept van een niet door zorgverzekeraar gecontracteerde aanbieder of instelling vindt vergoeding van kosten van zorg plaats conform het bepaalde in artikel 11.
2.3. De Polisvoorwaarden Menzis ExtraVerzorgd 1 luiden, voor zover van belang:
ARTIKEL 7 DE VERZEKERDE PRESTATIES
De verzekerde heeft recht op vergoeding van kosten van de prestaties zoals genoemd in de aanvullende verzekering(en) die op de zorgpolis is (zijn) vermeld.
2.4. Op de “vergoedingenlijst” bij de Polisvoorwaarden Menzis ExtraVerzorgd 1 staat onder meer vermeld:
4 Buitenland
A Kostenvergoeding ingeval van spoedeisende medische zorg
Vergoeding:
- De kosten van spoedeisende medische en farmaceutische zorg bij tijdelijk verblijf in het buitenland uitsluitend voor zover verzekeraar de kosten zou vergoeden als deze in Nederland zouden zijn gemaakt.
Voorwaarde(n):
- Verblijf buiten Nederland van maximaal 12 maanden aaneengesloten;
- Farmaceutische zorg wordt alleen vergoed op basis van een recept van de behandelend arts (…);
- Bij een ziekenhuisopname moet deze direct gemeld worden bij de Alarmcentrale van verzekeraar (…).
Uitsluiting(en):
- Ziekenhuisopnames die niet of niet direct bij de Alarmcentrale van verzekeraar zijn gemeld;
- Reddingskosten.
2.5. Onder de stukken bevindt zich de “Aanvullende circulaire inzake arrest Müller-Fauré en Van Riet (C-385/99)” van 4 februari 2004 van het CVZ (door Menzis bij akte overgelegd als productie 5). In deze circulaire staat onder meer het volgende vermeld:
Verwijzing
Uit het arrest blijkt dat ook bij extramurale zorg in een andere EU-lidstaat de voorwaarden die krachtens de ZFW en de AWBZ gelden de aanspraak van de verzekerde onverkort van toepassing blijven. Op grond van artikel 12, tweede lid, van het Verstrekkingenbesluit bestaat slechts aanspraak op de verstrekking [van] medisch-specialistische zorg, indien de verzekerde hiervoor een verwijzing van de huisarts (…) heeft of een verwijzing van de specialist naar wie hij eerder werd verwezen. In de uitvoeringspraktijk is al gebleken dat niet altijd duidelijk is wat onder een verwijzing moet worden verstaan.
Een verzoek van een huisarts namens zijn patiënt om naar een buitenlandse (EU) arts te gaan, kan slechts worden gehonoreerd indien hij de verzekerde voorziet van een verwijsbrief die aan onderstaande voorwaarden voldoet:
1. Zij moet afkomstig zijn van een huisarts of specialist die ingeschreven staat in het register van erkende huisartsen van de KNMG, respectievelijk in het specialistenregister van de KNMG (artikel 1 van het Verstrekkingenbesluit) of een vergelijkbaar register in een andere EU-lidstaat; en
2. Zij moet tenminste een specifieke vraagstelling inhouden aan een met name genoemde arts of ter beoordeling van een met name genoemd specialisme c.q. afdeling van een instelling (…).
Het CVZ heeft intramurale zorg gedefinieerd als: “de zorg die verblijf in een instelling omvat van tenminste één nacht”.
2.6. [eiseres] kampt sinds medio jaren tachtig met rugklachten en is daarvoor bij verschillende artsen en therapeuten in behandeling geweest.
2.7. Op 26 mei 2005 schrijft [ ] [betrokkene 1], orthopedisch chirurg in het Deventer Ziekenhuis, aan de huisarts van [eiseres]:
(…) Ik heb bovenstaande met patiënte besproken. Zij heeft al vele therapeuten geprobeerd en is teleurgesteld dat er geen afwijkingen zijn gevonden. Ik heb haar uitgelegd dat ik verder geen therapeutische opties heb voor haar. Zij zal opnieuw naar de manueel therapeut gaan.
2.8. Op 6 juni 2006 schrijft J[betrokkene 2], radioloog bij MRI-online te Delden, aan [betrokkene 3], orthomanueel arts in de Rugpoli Achterhoek, over [eiseres] onder meer:
Geringe scoliose.
In aanleg iets nauw wervelkanaal. Op het MR caudogram echter geen kanaalstenose (…).
Axiale opnames L3-L4 tot en met L5-S1 tonen geen kanaalstenose of HNP beeld (…).
2.9. Op 23 juni 2006 brengt [eiseres] in Noordwijk een bezoek aan het spreekuur van de heer [betrokkene] (hierna: [betrokkene]), als arts werkzaam bij de Alpha Klinik in München, Duitsland. [betrokkene] bekijkt dan een op 1 juni 2006 bij [eiseres] gemaakte MRI-scan. [betrokkene] legt zijn bevindingen schriftelijk vast, voor zover van belang als volgt:
Diagnose:
Spinalkanalstenose L3/L4
Relative Spinalkanalstenose L4/L5
Therapievorschlag:
Wir empfelen dem Patiënten unter Vorbehalt einer aktuellen MRT-Aufnahme in unserem Haus eine MIR®-minimalinvasive Rekonstruktion des Spinalkanals in den Segmenten L3/L5 und L4/L5.
2.10. Op 4 juli 2006 schrijft [betrokkene 4], neuroloog bij de Rugpoli in Delden, aan de huisarts van [eiseres] onder meer:
Conclusie:
Facetproblematiek L3-L4 of L4-L5?
Beleid:
Patiënte zelf wil naar de Alpha Klinik in Duitsland.
Er lijkt echter geen operatie-indicatie te bestaan.
Mogelijk neemt zij hierover contact met u op.
2.11. Op 3 augustus 2006 schrijft [betrokkene 5], neuroloog, aan de huisarts van [eiseres] onder meer:
Conclusie: dd 03-08-06: lumbagoklachten, die naar mijn mening niet in aanmerking komen voor operatieve behandeling aan de LWK, ook niet na bekijken van de MRI LWK van vorig jaar en nu.
Misschien kan ze nog eens het oordeel van coll [betrokkene 6] vragen of pijnbestrijding nog verder overwogen kan worden.
E.e.a. uitgelegd en [eiseres] werd naar de huisarts terugverwezen.
2.12. Op 11 juli 2006 dient [eiseres] bij Menzis een aanvraag in om vergoeding van de kosten van de behandeling in de Alpha Klinik, die worden begroot op € 24.309,19. Op 20 juli 2006 verzoekt Menzis aan [eiseres] om aanvullende gegevens, waaronder een verwijsbrief van de huisarts.
2.13. [eiseres] stuurt de gevraagde aanvullende gegevens, waaronder een brief van de huisarts van 24 juli 2006, op 26 juli 2006 naar Menzis. De brief van de huisarts luidt:
Bij deze laat ik U weten dat [eiseres] op haar verzoek ivm chronische rugklachten verwezen is naar de Alpha-Kliniek in Munchen.
2.14. Op 15 augustus 2006 schrijft Menzis aan [eiseres] onder meer:
Geneeskundige zorg komt volgens artikel 8.2 van uw polisvoorwaarden in aanmerking voor vergoeding als deze volgens de stand der wetenschap dan wel binnen de internationale kring der beroepsbeoefenaren als beproefd en deugdelijk wordt beschouwd. Uit de informatie die we hebben ontvangen, blijkt de voorgestelde behandeling in uw situatie niet aan deze criteria te voldoen. We vergoeden de kosten van de behandeling niet.
2.15. Bij brief van 6 september 2006 dient [betrokkene 7] van Stichting Univé Rechtshulp namens [eiseres] bij Menzis een klacht in tegen de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de kosten. Daarbij wordt Menzis verzocht haar standpunt te herzien en alsnog de kosten voor de behandeling in de Alpha Klinik te vergoeden.
2.16. Op 19 september 2006 laat [eiseres] zich in de Alpha Klinik nader onderzoeken. Er wordt een nieuwe MRI-scan gemaakt. Aan de hand daarvan wordt in de Alpha Klinik naast de stenoses een hernia geconstateerd.
2.17. [eiseres] reist na het onderzoek niet naar Nederland terug, maar wordt op 21 september 2006 in de Alpha Klinik door [betrokkene] geopereerd, zowel aan de stenoses als aan de hernia.
2.18. De totale medische kosten bedragen € 24.055,58 (Alpha Klinik € 23.903,62, internist € 52,26 en apotheek € 99,70).
2.19. Op 25 oktober 2006 schrijft Hans Geipert, “Fachartz für Orthopädie” bij de Alpha Klinik:
Attest
Frau [eiseres] wurde am 21.09.2006 wegen einer akut exacerbierten schweren Spinalkanalstenose in den Segmenten L3/4 und L4/5 notfallmäßig, mit einer MIR (minimalinvasiven Rekonstruktion des Spinalkanals) bei uns operativ versorgt.
2.20. Op 1 november 2006 schrijft [betrokkene 8], “Spine Specialist, Neurosurgeon” bij de Alpha Klinik:
Medical report
(…) Due to the dramatic increased symptomatic we did an MRI of the lumbar spine which revealed massive degenerative changes in whole lumbar spine. There was a marked spinal stenosis at L3/4 and L4/5 level together with a medially situated disc herniation at L4/5 level. The indication for surgery was clearly given. Due to the massive mobility we did the surgical procedure on September 21, 2006. A minimally invasive reconstruction of the spinal canal at L3/4 and L4/5 levels was performed together with foraminotomy and nucleotomy at L4/5 level where a disc herniation of 1.5 x 0.9 centimeter size could be removed. Postoperative course was uneventfull and patient could be discharged regularly.
2.21. Bij brief van 21 november 2006 bericht Menzis aan [eiseres] dat haar klacht van 6 september 2006 (zie r.o. 2.15) ongegrond wordt verklaard en dat de beslissing van 15 augustus 2006 wordt gehandhaafd. Ter toelichting daarop schrijft Menzis:
Menzis hecht er grote waarde aan dat de zorg die haar verzekerden ontvangen, verantwoord, adequaat en doelmatig is. Vanuit dit oogpunt, maar ook vanuit wet- en regelgeving gelden daarom een aantal voorwaarden voor (vergoeding van) behandelingen. Zo dient er voor niet-spoedeisende ziekenhuiszorg altijd een verwijzing van een (huis)arts te zijn en is voor een aantal behandelingen voorafgaande machtiging noodzakelijk. Ook dienen behandelingen te voldoen aan wetenschappelijk aanvaarde standaarden of aan hetgeen binnen de internationale kring van beroepsbeoefenaren als voldoende beproefd en deugdelijk is bevonden. Experimentele zorg wordt daarom bijvoorbeeld niet vergoed.
De bij u uitgevoerde behandeling is door ons en een medisch adviseur getoetst aan bovenstaande criteria en aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Op basis van de ons beschikbare informatie betreffende uw situatie zijn wij tot de conclusie gekomen dat de bij u uitgevoerde behandeling niet voldoet aan de criteria van verantwoorde, adequate en doelmatige zorg.
Reden hiervoor is ten eerste dat de Alpha Klinik buiten de reguliere gezondheidszorgstelsels valt. Daarnaast is bekend dat de Alpha Klinik behandelmethoden hanteert die niet altijd overeenkomen met hetgeen wetenschappelijk en/of binnen de beroepsgroep als gebruikelijke behandeling wordt beschouwd. Bevindingen vanuit de Alpha Klinik dienen daarom altijd ondersteund en bevestigd te worden door reguliere (Nederlandse) specialisten. In uw situatie ontbraken gegevens van Nederlandse specialisten aangaande een eventuele operatie-indicatie. De door u uitgevoerde behandeling komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking (…)
Uw redenen, waarvoor we begrip hebben, hebben we zorgvuldig overwogen maar geven geen aanleiding om onze beslissing te herzien.
2.22. Bij brief van 12 februari 2007 verzoekt [eiseres] aan Menzis om de door haar betaalde medische kosten van de operatie in de Alpha Klinik te vergoeden. Bij brief van 23 februari 2007 wijst Menzis het verzoek af, deels onder verwijzing naar de brief van 21 november 2006 (zie r.o. 2.21). Voorts schrijft Menzis:
Daarnaast wordt de bij u uitgevoerde behandeling (endoscopische decompressie bij spinaalstenose in het lumbaal-sacrale gedeelte van de wervelkolom) volgens de huidige stand van wetenschap en praktijk binnen de orthopedie beschouwd [wordt] als niet gebruikelijke zorg. Dit standpunt wordt bevestigd door een uitspraak hierover van het College voor zorgverzekeringen van 2 oktober 2006.
2.23. Bij brief van 16 maart 2007 reageert [eiseres] als volgt:
(…) Stenose is ontdekt door een nederlandse arts uit Nijmegen, maar wordt in nederland niet erkend.
De verzekering heeft mij tot nu toe alsmaar afwijzingen toegezonden, omdat ik niet aan jullie criteria zou voldoen, dit is volgens mij niet juist.
Ik ben met spoed opgenomen in het buitenland (Duitsland), in polis staat dat spoedgevallen in buitenland worden vergoed, zie polis buitenland (…).
Duitsland is een EU land en volgens Europese regelgeving zijn verzekeraars verplicht te betalen.
Ik verwacht dan nu ook van u als verzekeraar dat u tot betaling overgaat.
Als u niet tot betaling over wilt gaan, zal ik het verder uit laten zoeken, maar ik hoop dat het niet zo ver hoeft te komen (…).
2.24. Menzis schrijft op 29 maart 2007 terug dat de medisch adviseur de aanvraag opnieuw heeft beoordeeld en tot de conclusie is gekomen dat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Menzis gaat niet tot uitkering over.
2.25. [eiseres] heeft na de operatie geen pijnklachten meer.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert – samengevat – veroordeling van Menzis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan haar van € 24.055,58, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [eiseres] legt aan haar vordering – samengevat – ten grondslag dat zij op grond van de Zorgverzekeringswet en de polisvoorwaarden van de basisverzekering en de aanvullende verzekering recht heeft op nakoming van de verzekeringsovereenkomst en vergoeding van de door haar gemaakte kosten voor de operatie in de Alpha Klinik in München.
3.3. Menzis voert gemotiveerd verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
De bevoegdheid van de rechtbank
4.1. Aan het slot van de conclusie van antwoord concludeert Menzis – onder meer – dat de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren. De rechtbank passeert dit verweer, aangezien het op geen enkele wijze is onderbouwd. Zij acht zich bevoegd van het onderhavige geschil kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van [eiseres]
4.2. Menzis stelt zich voorts op het standpunt dat [eiseres] niet ontvankelijk is in haar vordering voor zover [eiseres] daaraan een beroep op de aanvullende verzekering ten grondslag heeft gelegd. Menzis voert daartoe aan dat [eiseres] de aanvullende verzekering niet bij haar (OWM Menzis Zorgverzekeraar u.a.) heeft afgesloten, maar bij OWM Menzis u.a., die in de onderhavige procedure geen partij is. Dit verweer slaagt. De rechtbank stelt dan ook vast dat het geschil zich beperkt tot de vermeende aanspraak van [eiseres] op vergoeding van haar medische kosten op grond van haar basisverzekering bij Menzis.
De vordering van [eiseres]
4.3. [eiseres] vordert vergoeding van de door haar gemaakte kosten voor de operatie in de Alpha Klinik. Menzis stelt zich – samengevat – op het standpunt dat verzekerden slechts onder de volgende voorwaarden in aanmerking komen voor een vergoeding, volgens een in Nederland passend tarief, voor een behandeling in het buitenland bij een niet-gecontracteerde zorgaanbieder.
De eerste voorwaarde is neergelegd in artikel 8.2 van de polisvoorwaarden van de basisverzekering (r.o. 2.2) en houdt in dat de inhoud en omvang van de zorg mede worden bepaald door “de stand van de wetenschap en de praktijk en, bij het ontbreken van een zodanige maatstaf, door hetgeen in het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg van diensten”. Dit criterium “stand van de wetenschap en de praktijk” is met de invoering van de Zorgverzekeringswet per 1 januari 2006 in de plaats gekomen van het eerder onder de Ziekenfondswet gehanteerde gebruikelijkheidscriterium. Bij de invulling van het criterium “de stand van wetenschap en praktijk” kan worden verwezen naar de jurisprudentie zoals die is ontwikkeld door de Centrale Raad van Beroep en in adviezen van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) in het kader van het gebruikelijkheidscriterium.
De tweede voorwaarde is opgenomen in artikel 8.4 van de polisvoorwaarden (eveneens r.o. 2.2) en houdt in dat een verwijzing door de huisarts of medisch specialist is vereist.
De derde voorwaarde houdt in dat de verzekerde naar inhoud, omvang en vanuit het oogpunt van doelmatigheid redelijkerwijs op de zorgvorm is aangewezen. Dit indicatievereiste is neergelegd in artikel 10 sub a van de polisvoorwaarden (r.o. 2.2). Volgens Menzis voldoet [eiseres] aan geen van de drie bovengenoemde voorwaarden en komt zij om die reden niet in aanmerking voor vergoeding van de door haar gemaakte kosten.
4.4. Ten aanzien van het vereiste van een verwijzing door een huisarts of medisch specialist overweegt de rechtbank het volgende.
4.5. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij aan het vereiste van een verwijzing voldoet, aangezien zij een brief heeft overgelegd van haar huisarts (r.o. 2.13).
Menzis stelt zich echter onder verwijzing naar de in r.o. 2.5 genoemde circulaire van het CVZ op het standpunt dat de brief van de huisarts niet voldoet aan de in die circulaire genoemde eisen waaraan een verwijzing moet voldoen. [eiseres] heeft hiertegen bij akte na comparitie aangevoerd dat de criteria voor een verwijzing die in de circulaire worden genoemd niet gelden voor de zorg waarvan [eiseres] vergoeding vordert. Daartoe stelt [eiseres] dat het onderdeel van de circulaire waarin de criteria voor een verwijzing zijn opgenomen betrekking heeft op extramurale zorg, terwijl de operatie die [eiseres] heeft ondergaan intramurale zorg betreft. Het CVZ definieert intramurale zorg immers als “de zorg die verblijf in een instelling omvat van tenminste één nacht” en [eiseres] heeft meer dan één nacht in de kliniek moeten verblijven, aldus [eiseres]. De rechtbank verwerpt deze stelling van [eiseres]. De betreffende passage in de circulaire, zoals weergegeven in r.o. 2.5, begint immers met de woorden “Uit het arrest blijkt dat ook [cursivering rechtbank] bij extramurale zorg (…)”. Hieruit concludeert de rechtbank dat de in de circulaire geformuleerde vereisten voor een verwijzing niet uitsluitend gelden in geval van extramurale zorg, althans dat [eiseres] onvoldoende heeft gesteld om van het tegendeel uit te gaan.
4.6. De rechtbank neemt tevens in aanmerking artikel 14 lid 2 van de op 1 januari 2006 in werking getreden Zorgverzekeringswet, dat inhoudt dat de zorgverzekeraar in zijn modelovereenkomst opneemt “dat geneeskundige zorg zoals medisch-specialisten die plegen te bieden, met uitzondering van acute zorg, slechts toegankelijk is na verwijzing door in die overeenkomst aangewezen categorieën zorgaanbieders, waaronder in ieder geval de huisarts.” In de Memorie van Toelichting bij de Zorgverzekeringswet is de rol van de huisarts als poortwachter voor de toegang tot tweedelijnszorg benadrukt. In de brief van de huisarts van [eiseres] aan Menzis staat echter slechts vermeld dat [eiseres] op eigen verzoek is verwezen naar de Alpha Klinik. Het dossier bevat geen verwijsbrief met een specifieke vraagstelling aan een met name genoemde arts of een met name genoemd specialisme of afdeling van een instelling. Gesteld noch gebleken is dat een dergelijke verwijsbrief bestaat. De brief van de huisarts aan Menzis is daarnaast van later datum dan het bezoek van [eiseres] aan [betrokkene] in Noordwijk. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de brief van de huisarts aan Menzis niet voldoet aan de vereisten waaraan een verwijsbrief moet voldoen. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste van een verwijzing door de huisarts of medisch specialist zoals neergelegd in artikel 8.4 van de polisvoorwaarden. De rechtbank neemt hierbij tevens in aanmerking dat geen van de andere artsen en specialisten van [eiseres] kennelijk aanleiding heeft gezien haar door te verwijzen naar de Alpha Klinik. Integendeel; de neuroloog bij de Rugpoli in Delden schrijft op 4 juli 2006 aan de huisarts van [eiseres] (r.o. 2.10) dat [eiseres] zelf naar de Alpha Klinik wil, maar dat er geen operatie-indicatie lijkt te bestaan. Voorts schrijft neuroloog [betrokkene] in zijn brief van 3 augustus 2006 aan de huisarts van [eiseres] (r.o. 2.11) dat de lumbagoklachten naar zijn mening “niet in aanmerking komen voor operatieve behandeling aan de LWK, ook niet na bekijken van de MRI LWK van vorig jaar en nu”. Reeds gelet op het voorgaande komt [eiseres] niet in aanmerking voor een vergoeding door Menzis van de in Duitsland gemaakte medische kosten. Haar vordering zal dan ook worden afgewezen. De overige voorwaarden om voor een vergoeding in aanmerking te komen, kunnen gezien het voorgaande buiten bespreking blijven.
4.7. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Menzis worden begroot op:
- vast recht € 565,00
- salaris procureur 1.447,50 (2,5 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 2.012,50
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Menzis tot op heden begroot op € 2.012,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Boon en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2008.