Parketnummer : 05/840144-06
Datum zitting : 10 maart 2008
Datum uitspraak : 21 maart 2008
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 juni 2006, te Zuidschermer, gemeente Schermer,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (Opel
Astra, personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Westdijk/N244, welke weg ter plaatse bestond uit twee rijstroken, elk bestemd voor een van de respectievelijke rijrichtingen, komende uit de richting Purmerend en gaande in de richting Alkmaar, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam naar links heeft gestuurd en/of naar links is uitgeweken teneinde één of meer voor hem uit over die weg rijdend(e) ander(e) motorrijtuig(en) (personenauto's) in
te halen en/of daarbij met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (Opel Astra) geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen terwijl een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander motorrijtuig (Volvo 740 personenauto) zeer dicht was genaderd en/of (vervolgens) tegen (de linker buitenspiegel van) die tegemoetrijdende personenauto (Volvo 740) is gebotst of aangereden,en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (M. [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 juni 2006 te Zuidschermer, gemeente Schermer, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
Westdijk/N244, welke weg ter plaatse bestond uit twee rijstroken, elk bestemd voor een van de respectievelijke rijrichtingen,komende uit de richting Purmerend en gaande in de richting Alkmaar,naar links heeft gestuurd en/of naar links is uitgeweken teneinde één of meer voor hem uit over die weg rijdend(e) ander(e) motorrijtuig(en) (personenauto's) in te halen en daarbij met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (Opel Astra) geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetrijdend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen terwijl een op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander motorrijtuig (Volvo 740 personenauto) zeer dicht was genaderd en/of (vervolgens) tegen die tegemoetrijdende personenauto (Volvo 740) is gebotst of aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 17 juni 2006, te Zuidschermer, gemeente Schermer, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op Westdijk, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten M. [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht, zonder dat de verdachte behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit en/of de identiteit van het door verdachte bestuurde motorrijtuig.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 10 maart 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot:
• ten aanzien van feiten 1 primair en 2:
een werkstraf voor de duur van 180 (éénhonderdtachtig) uren subsidiair 60 (zestig) dagen vervangende hechtenis; en,
• voorts, ten aanzien van feit 1 primair:
een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 (zes) maanden; en,
• ten aanzien van feit 2:
een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 (zes) maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing betreffende het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Ten aanzien van feit 1
Op 17 juni 2006 omstreeks 1200 uur reed de heer Marius [slachtoffer] in zijn witte Volvo 740 over de Westdijk, te Zuidschermer, gemeente Schermer , langs het Noord-Hollands kanaal, richting Purmerend. Uit tegengestelde richting haalde een donkerkleurige (zwarte) Opel Astra een andere Opel Astra in en kwam daarbij geheel of gedeeltelijk op de weghelft van het voor hem tegemoetkomende verkeer. De Volvo moest daarop uitwijken, maar kon een aanrijding niet voorkomen, de auto’s raakten elkaar met de linker zijspiegel.
De Volvo had aan de bestuurderkant het raam open. Hierdoor kon het gebeuren dat, door de aanrijding, een gedeelte van een linkerzijspiegel van één van de auto’s tegen het gezicht van de heer [slachtoffer] sloeg. Als gevolg hiervan liep de heer [slachtoffer] letstel aan zijn linkeroog op. Dit letsel bestond uit een scheur in het hoornvlies en in de oogrok van het linkeroog. Hij is hiervoor behandeld in het ziekenhuis te Alkmaar. Als gevolg van dit letsel moet het slachtoffer nog dagelijks zijn oog spoelen. Tevens ziet hij minder scherp met zijn linkeroog en kan hij minder goed focussen. De pupil blijft groot, waardoor het niet veel licht kan hebben. Daarom kan hij in het donker niet meer autorijden.
Ten aanzien van feit 2
Door het contact tussen de Volvo en de Opel Astra was een luide knal te horen. Ondanks deze knal is de Opel Astra doorgereden en niet meer teruggekeerd naar de plaats van het ongeval. Even later staat de Opel Astra, op een zijweg, voor een witte auto (een Mitsubishi Colt). Daar wordt verdachte aangesproken door getuige J.M. [getuige1]. Laatstgenoemde is de bestuurder van de ingehaalde auto. Voor hem reed de witte Mitsubishi Colt. Na de aanrijding tussen de Opel Astra en de Volvo heeft voornoemde getuige de witte Mitsubishi Colt niet meer uit het oog verloren.
Verdachte ontkent dat hij in de zwarte Opel Astra heeft gereden. Hij beweert dat een vriendin van hem, [naam vriendin], de bestuurder van de Opel Astra was ten tijde van de aanrijding. Verdachte voert aan dat hij de bestuurder van een witte Mitsubishi Colt was. Hij zou zonder problemen een inhaalmanoeuvre hebben ingezet en de Opel Astra zou achter hem aan gereden zijn en de Volvo hebben geraakt.
3.3 Beoordeling van het verweer
De bestuurder van de witte Mitsubishi Colt was een vrouw van ongeveer 25 jaar oud met zwart steil haar en een getinte huidskleur , een zekere [naam vriendin]. Immers de bestuurder, J.M. [getuige1], van de ingehaalde Opel Astra heeft, na de aanrijding, een vrouw, die voldeed aan het signalement van de door verdachte genoemde [naam vriendin], op de betreffende zijweg uit de witte Mitsubishi Colt zien stappen terwijl hij verdachte bij de Opel Astra zag staan.
In de Mitsubishi zaten tevens 2 honden. Getuige C. van [getuige2] heeft verklaard dat zij een vrouw met donker haar en een getinte huid in de deuropening van de Mitsubishi en twee honden op de achterbank heeft gezien.
De militaire kamer heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van deze getuigen en concludeert uit het vorenstaande dat verdachte ten tijde van het ongeval de bestuurder was van de Opel Astra en dat de door verdachte genoemde [naam vriendin] bestuurder was van de witte Mitsubishi Colt. De militaire kamer verwerpt het verweer. Door het vaststaande rijgedrag heeft verdachte zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam gehandeld.
De militaire kamer merkt het letsel van het slachtoffer aan als ‘zwaar lichamelijk letsel’, zulks mede gelet op de gevolgen voor het slachtoffer. In het bijzonder het onvermogen van het slachtoffer in het donker auto te rijden en het niet meer scherp kunnen zien. Tevens dient verdachte nagenoeg dagelijks zijn linkeroog ‘te spoelen’, omdat de lens van dat oog blijvend beschadigd is . Het letsel is ontegenzeggelijk het gevolg van het onder 1 aan verdachte tenlastegelegde.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair
en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 17 juni 2006, te Zuidschermer, gemeente Schermer,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (Opel
Astra, personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Westdijk, welke weg ter plaatse bestond uit twee rijstroken, elk bestemd voor een van de respectievelijke rijrichtingen, komende uit de richting Purmerend en gaande in de richting Alkmaar, zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam naar links heeft gestuurd en naar links is uitgeweken teneinde één voor hem uit over die weg rijdend ander motorrijtuig (personenauto) in te halen en daarbij met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (Opel Astra) geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen terwijl een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander motorrijtuig (Volvo 740 personenauto) zeer dicht was genaderd en vervolgens tegen (de linker buitenspiegel van) die tegemoetrijdende personenauto (Volvo 740) is aangereden,en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (M. [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
2.
hij op 17 juni 2006, te Zuidschermer, gemeente Schermer, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op Westdijk, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan een ander (te weten M. [slachtoffer]) letsel of schade was toegebracht, zonder dat de verdachte behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit en de identiteit van het door verdachte bestuurde motorrijtuig.
Wat verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
“overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht”
“overtreding van artikel 7 eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994”
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; en
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 16 november 2006.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft, door zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag, een aanrijding veroorzaakt waarbij een andere verkeersdeelnemer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Zijn handelwijze is hem te meer kwalijk te nemen, omdat hij na het horen van een knal en wetende dat hij een ander geraakt moet hebben, doorgereden is.
Dit zijn ernstige feiten waarop een forse werkstraf en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen een passende strafrechtelijke reactie is.
Het slachtoffer is een man op respectabele leeftijd en was voor het ongeval nog zeer mobiel, daar hij geen fysieke belemmeringen had om auto te rijden. Het oogletsel dat het slachtoffer heeft opgelopen bij de aanrijding heeft tot gevolg dat hij niet meer scherp kan zien en in het donker niet meer in staat is auto te rijden.
Alles overziende is de militaire kamer van oordeel dat de door de officier van justitie, gevorderde straf en bijkomende straffen recht doen aan alle omstandigheden van de zaak.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Straf¬recht en de artikelen 6, 7, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 180 (éénhonderdtachtig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen evenals met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 90 (negentig) dagen.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 primair voorts tot:
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De militaire kamer stelt een proeftijd vast van 2 (twee) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het eind van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
mr. E.A.A.M. Pfeil, vice-president, als voorzitter,
mr. M.F. Gielissen, rechter,
kolonel mr. B.F.M. Klappe, militair lid,
in tegenwoordigheid van J.L. de Vos, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2008.