ECLI:NL:RBARN:2008:BC7715

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
159530
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging van zaken in civiele procedure met betrekking tot paardentraining en -stalling

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Arnhem, is op 19 maart 2008 een vonnis gewezen in een incident betreffende de voeging van twee rechtszaken. De eiser in de hoofdzaak, vertegenwoordigd door mr. J.M. Bosnak en mr. J.A.M. Schoenmakers, heeft een geschil met de besloten vennootschap Heemskerk B.V., die in dit incident als gedaagde optreedt. Heemskerk vordert de voeging van de hoofdzaak met een andere aanhangige zaak, waarin hij [betrokkene in de gevoegde zaak] heeft gedagvaard. De achtergrond van het geschil betreft een overeenkomst tussen Heemskerk en [betrokkene in de gevoegde zaak] over de stalling en training van een paard, dat later aan de eisers in de hoofdzaak is verkocht. Na klachten over het paard hebben de eisers de koopovereenkomst ontbonden, maar Heemskerk weigert hieraan mee te werken en heeft [betrokkene in de gevoegde zaak] gedagvaard voor vrijwaring.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 222 Rv voeging kan worden gevorderd indien er sprake is van litispendentie of connexiteit. De rechtbank stelt vast dat beide zaken aanhangig zijn bij dezelfde rechter en dat er een zekere samenhang is tussen de geschilpunten, ondanks dat de juridische en feitelijke kwesties niet volledig overeenkomen. De rechtbank oordeelt dat de doelmatigheid van de rechtspleging gediend is met een gelijktijdige behandeling van beide zaken en wijst de incidentele vordering tot voeging toe. De beslissing over de kosten van het incident wordt aangehouden tot de uitspraak in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 159530 / HA ZA 07-1352
Vonnis in incident van 19 maart 2008
in de zaak van
1. [eisers in de hoofdzaak]
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. J.A.M. Schoenmakers te Breda,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEEMSKERK B.V.,
statutair gevestigd te Neerijnen,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. L.M. Schelstraete te Tilburg.
Partijen zullen hierna [eisers in de hoofdzaak] en Heemskerk genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 februari 2008
- de akte na tussenvonnis van [eisers in de hoofdzaak]
- de akte na tussenvonnis van Heemskerk
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. Heemskerk vordert dat de hoofdzaak ex artikel 222 Rv wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer 164346 / HA ZA 07-2020. Door Heemskerk is ter onderbouwing van zijn vordering het volgende aangevoerd. Tussen Heemskerk en [betrokkene in de gevoegde zaak] is op 26 maart 2006 een overeenkomst tot stand gekomen welke inhield dat [betrokkene in de gevoegde zaak] zijn paard, genaamd [naam van paard], voor diens rekening en risico ter training en stalling bij Heemskerk zou stallen. Daarbij hebben partijen afgesproken dat indien Heemskerk het paard aan een derde zou verkopen, hij hiervoor van [betrokkene in de gevoegde zaak] een vergoeding zou ontvangen. Op 21 april 2006 heeft Heemskerk het paard vervolgens aan [eisers in de hoofdzaak] verkocht. [eisers in de hoofdzaak] heeft Heemskerk op 19 oktober 2006 geïnformeerd over kennelijk bestaande klachten met betrekking tot het paard, waarna [eisers in de hoofdzaak] op 12 december 2006 bij brief de koopovereenkomst tussen Heemskerk en [eisers in de hoofdzaak] heeft ontbonden. Heemskerk wilde hier echter niet aan meewerken. Hierop heeft [eisers in de hoofdzaak] Heemskerk gedagvaard. Heemskerk heeft op zijn beurt [betrokkene in de gevoegde zaak] gedagvaard. Naar zijn mening is [betrokkene in de gevoegde zaak] verplicht om hem te vrijwaren voor eventuele aanspraken van [eisers in de hoofdzaak]. Heemskerk vordert nu voeging van beide zaken, aangezien sprake zou zijn van zowel litispendentie als connexiteit, alsmede ter vermijding van tegenstrijdige uitspraken.
2.2. [eisers in de hoofdzaak] vraagt zich af of voeging in de zin van artikel 222 Rv wel mogelijk is, nu de rechtsverhouding tussen Heemskerk en [eisers in de hoofdzaak] een geheel andere zou zijn dan die tussen Heemskerk en [betrokkene in de gevoegde zaak] en daarnaast de feiten wellicht heel anders kunnen liggen. [eisers in de hoofdzaak] stelt rolvoeging van de zaken voor om processuele complicaties en eventuele vertraging te voorkomen. Voor het overige refereert [eisers in de hoofdzaak] zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.3. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 222 Rv kan voeging worden gevorderd indien voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp (litispendentie) tegelijk zaken aanhangig zijn, of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Van verknochtheid (connexiteit) is sprake wanneer feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere dan wel daarmee zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken wenselijk is.
2.4. Zowel de zaak tussen [eisers in de hoofdzaak] en Heemskerk als die tussen Heemskerk en [betrokkene in de gevoegde zaak] zijn aanhangig bij de rechtbank Arnhem. Tot zover is aan het eerste lid van artikel 222 Rv voldaan. Hoewel de feiten in beide zaken dezelfde zijn, komen de feitelijke en juridische geschilpunten niet overeen. De vraag is dan of sprake is van zodanige samenhang tussen de zaken dat consistentie van de uitspraken wenselijk is. De rechtbank is van mening dat dit in casu het geval is. Heemskerk had in plaats van een aparte procedure tegen [betrokkene in de gevoegde zaak] te starten, [betrokkene in de gevoegde zaak] in de onderhavige hoofdzaak in vrijwaring kunnen oproepen. In dat geval zou er geen aparte procedure tussen Heemskerk en [betrokkene in de gevoegde zaak] lopen, maar [betrokkene in de gevoegde zaak] zou om dezelfde reden bij de onderhavige hoofdzaak betrokken kunnen worden als waarvoor hij nu in een andere procedure door Heemskerk is gedagvaard. Heemskerk heeft er echter voor gekozen een aparte procedure tegen [betrokkene in de gevoegde zaak] te starten en verzoekt deze nu te voegen bij de zaak tussen [eisers in de hoofdzaak] en Heemskerk. De rechtbank is van mening dat de afdoening van beide zaken en daarmee de doelmatigheid gediend is met een gelijktijdige behandeling. De rechtbank zal niet volstaan met het gelasten van rolvoeging, maar de zaken ex artikel 222 Rv voegen. De rechtbank is aldus van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen.
2.5. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. voegt de hoofdzaak met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met zaaknummer / rolnummer 164346 / HA ZA 07-2020,
3.2. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 mei 2008 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2008.
Coll: VL