ECLI:NL:RBARN:2008:BC8810

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
161089
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van eiseres wegens liquidatie en niet-bestaande rechtspersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 26 maart 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de vennootschap naar buitenlands recht UNA SERVICE LTD en de besloten vennootschap SCHEEPSSERVICE INSTALLATIETECHNIEK J. DE JONG B.V. UNA SERVICE LTD, eiseres in conventie, heeft betaling gevorderd van een bedrag van € 44.361,50 met rente en kosten, op basis van twee overeenkomsten van opdracht met betrekking tot werkzaamheden aan schepen. Echter, tijdens de procedure is gebleken dat UNA SERVICE LTD niet meer bestaat, aangezien zij op 30 oktober 2007 is opgeheven. Dit werd onderbouwd door een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en een uittreksel uit het register van Companies House in Engeland, waaruit blijkt dat UNA SERVICE LTD al op 17 oktober 2006 was geliquideerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat een niet-bestaande rechtspersoon geen vorderingsrechten kan uitoefenen. Daarom heeft de rechtbank UNA SERVICE LTD niet ontvankelijk verklaard in haar vorderingen. De procureur van UNA SERVICE LTD had zich onttrokken aan de zaak, en de rechtbank heeft de mogelijkheid besproken om de procureur te veroordelen in de proceskosten, aangezien UNA SERVICE LTD niet kan worden veroordeeld vanwege haar niet-bestaande status. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen om de procureur de gelegenheid te geven zich uit te laten over zijn mogelijke veroordeling in de proceskosten.

De rechtbank heeft ook de kosten aan de zijde van SCHEEPSSERVICE INSTALLATIETECHNIEK J. DE JONG B.V. begroot op € 2.943,00, en heeft geoordeeld dat de gewone wettelijke rente vanaf de achtste dag na betekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling kan worden toegewezen. De eis in reconventie van SCHEEPSSERVICE is voorwaardelijk ingesteld, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen beslissing hoeft te worden gegeven op deze vordering, gezien de niet-ontvankelijkheid van UNA SERVICE LTD. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 161089 / HA ZA 07-1576
Vonnis van 26 maart 2008
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht UNA SERVICE LTD,
(voorheen) gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J.F. Schouwenaar (onttrokken),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHEEPSSERVICE INSTALLATIETECHNIEK J. DE JONG B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. R.G.M. Sleutels,
advocaat mr. M.J.J. Nijenhof te Nijmegen.
Partijen zullen hierna Una Service Ltd en Scheepsservice genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 december 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 11 maart 2008, op welke comparitie Una Service Ltd niet is verschenen en aan haar procureur akte is verleend van onttrekking aan de zaak.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vorderingen en de beoordeling
in conventie
2.1. Una Service Ltd heeft op 7 september 2007 ten laste van Scheepsservice onder Scheepsreparatiebedrijf De Gerlien - van Tiem B.V. te Druten conservatoir derdenbeslag laten leggen en zij heeft vervolgens bij dagvaarding van 17 september 2007 van Scheepsservice betaling gevorderd van € 44.361,50 met rente en verschillende kosten. Una Service Ltd stelt dat zij met Scheepsservice een tweetal overeenkomsten van opdracht heeft gesloten met betrekking tot werkzaamheden aan twee schepen en dat zij nog aanspraak heeft op betaling van de laatste termijn(en) en meerwerk.
2.2. Scheepsservice heeft in haar conclusie van antwoord uitgebreid inhoudelijk verweer gevoerd, maar primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van Una Service Ltd in haar vorderingen, omdat Una Service Ltd niet zou bestaan. Scheepsservice heeft ter adstructie een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel te Rotterdam d.d. 1 november 2007 overgelegd, waarin staat dat op 30 oktober 2007 (dus na de dagvaarding) is geregistreerd dat de onderneming is opgeheven met ingang van 30 oktober 2007. Voorts heeft Scheepsservice een uittreksel overgelegd uit het register van de Companies House te Cardiff, Engeland, waarnaar het Nederlandse uittreksel verwijst. In dit Engelse uittreksel staat als status van Una Service Ltd vermeld: ‘dissolved 17/10/2006’. Dit was dus al lang vóór de beslaglegging en de dagvaarding.
2.3. Una Service Ltd is niet verschenen op de comparitie en haar procureur heeft zich aan de zaak onttrokken, omdat, zoals deze meedeelt, Una Service (Ltd, rechtbank) is uitgeschreven uit het handelsregister en contact met Una Service (Ltd) niet (meer) mogelijk is.
2.4. Op grond van het een en ander kan als niet weersproken worden aangenomen dat Una Service Ltd geliquideerd is en niet meer bestaat. Een niet bestaande (rechts)persoon kan geen vorderingsrechten uitoefenen en Una Service Ltd moet daarom niet ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen.
2.5. Wegens deze niet-ontvankelijkheid dient Una Service Ltd in de proceskosten te worden verwezen. Scheepsservice heeft daar geen baat bij, omdat een proceskostenveroordeling ten laste van Una Service Ltd niet geëxecuteerd zal kunnen worden. Daarom heeft Scheepsservice een hoofdelijke veroordeling gevorderd van de procureur dan wel de (proces) gemachtigde van Una Service Ltd naast Una Service Ltd zelf. Voor deze hoofdelijke veroordeling biedt de wet evenwel geen grondslag. Artikel 245 Rv bepaalt dat, indien blijkt dat een partij niet bestaat, de veroordeling in de kosten kan geschieden ten laste van de gemachtigde of procureur of van degene die opdracht heeft gegeven tot het voeren van het geding in plaats van ten laste van de partij in naam van wie in rechte is opgetreden.
2.6. Er zal dus een keuze moeten worden gemaakt voor hetzij de gemachtigde, hetzij de procureur, hetzij de feitelijke opdrachtgever. In deze zaak treedt geen gemachtigde op in de zin van deze bepaling. Daarmee is immers de gemachtigde in kantonzaken bedoeld. Wie de feitelijke opdrachtgever tot het voeren van de procedure op naam van Una Service Ltd is geweest, is niet duidelijk. In het kader van de planning van de comparitie heeft zich een advocaat aangediend, mr. G.J. Houweling te Bleiswijk, maar deze verwijst weer naar een andere correspondent, ene mr. Goossens te Rotterdam, terwijl de in het uittreksel genoemde bestuurder van Una Service Ltd een andere persoon lijkt te zijn dan de in de stukken genoemde Truideman. Zodoende resteert de procureur, mr. Schouwenaar. Deze kan uiteraard op zijn beurt verhaal proberen te zoeken op zijn opdrachtgever (laatste bijzin van lid 1 van art. 245 Rv). Scheepsservice heeft ter comparitie ook de voorkeur uitgesproken voor veroordeling van de procureur.
2.7. Het tweede lid van artikel 245 Rv schrijft voor dat de rechtbank de betrokkene in de gelegenheid moet stellen om zijn standpunt naar voren te brengen en toe te lichten. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen om hieraan te voldoen. De rechtbank zal mr. Schouwenaar de gelegenheid geven om zich bij akte uit te laten over zijn mogelijke veroordeling in de proceskosten. Het betreft een uitlating ter verdediging van zijn eigen belang en mr. Schouwenaar kan deze akte indienen, ondanks het feit dat hij zich inmiddels als procureur aan de zaak heeft onttrokken. Of Scheepsservice hierop wil en mag reageren bij antwoordakte, hangt af van het standpunt en de argumenten van mr. Schouwenaar.
2.8. Op voorhand overweegt de rechtbank dat de kosten aan de zijde van Scheepsservice tot op heden worden begroot op € 1.155,00 voor vast recht en € 1.788,00 voor salaris procureur (2,0 punten tarief € 894,00), mitsdien in totaal € 2.943,00. Scheepsservice vordert vergoeding van haar werkelijke kosten ‘uit hoofde van onrechtmatige daad’, maar hierin gaat de rechtbank niet mee. De veroordeling is gebaseerd op artikel 237 e.v. Rv en niet op artikel 6:162 BW. Voorts is geen plaats voor toewijzing van de gevorderde handelsrente ex artikel 6:119a BW over de proceskosten. Er is geen sprake van een handelsovereenkomst in de zin van de wet. In plaats daarvan kan de gewone wettelijke rente ex artikel 6:119 BW worden toegewezen en wel, overeenkomstig de vordering, vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
in reconventie
2.9. De eis in reconventie is voorwaardelijk ingesteld. Uit de beslissing in conventie vloeit voort dat de voorwaarde niet is vervuld, zodat op de vordering in reconventie geen beslissing hoeft te worden gegeven.
2.10. Het instellen van een voorwaardelijke eis in reconventie is onder de gegeven omstandigheden een redelijke vorm van verdediging voor Scheepsservice. Una Service Ltd wordt daarom ook met betrekking tot het geding in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de zin van art. 237 Rv beschouwd (zie HR 21 januari 1977, NJ 1977 nr. 487) en mr. Schouwenaar zal, onder verwijzing naar hetgeen te dien aanzien in conventie is overwogen, mogelijk ook in de kosten van het geding in reconventie kunnen worden veroordeeld. Mr. Schouwenaar kan zich ook hieromtrent uitlaten.
2.11. Op voorhand begroot de rechtbank de kosten aan de zijde van Scheepsservice tot op heden op € 894,00 voor salaris procureur (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 894,00). Ook hier kan slechts de gewone wettelijke rente worden toegewezen.
In reconventie zijn ook nakosten gevorderd en deze worden vooralsnog begroot op € 205,00 voor nasalaris procureur, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis plaats vindt en nodig is, met € 68,00 voor nasalaris procureur en de werkelijk te maken kosten voor het doen uitbrengen van een exploot van betekening, het een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 9 april 2008 voor het nemen van een akte door mr. J.F. Schouwenaar pro sé omtrent hetgeen is vermeld onder 2.7 en 2.10,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2008.