ECLI:NL:RBARN:2008:BC9993

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
502096 Cv Expl. 07-2385
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H. van Empel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en de toepassing van de kantonrechtersformule

In deze zaak, uitgesproken door de kantonrechter W.H. van Empel op 26 maart 2008, staat het kennelijk onredelijk ontslag van een werknemer centraal. De werknemer, hier aangeduid als [eisende partij], was sinds 1970 in dienst bij Van Spaendonck Management Consultants B.V. en bekleedde de functie van medewerkster financiële administratie. Na een ontslagvergunning, verleend op 19 april 2007, werd haar arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2007 beëindigd op basis van bedrijfseconomische redenen. De werknemer vorderde een schadevergoeding van € 166.844,00 bruto, inclusief kosten voor haar gemachtigde, en stelde dat het ontslag kennelijk onredelijk was.

De kantonrechter oordeelde dat de kantonrechtersformule, die normaal gesproken wordt toegepast bij ontbindingszaken, niet van toepassing was op deze zaak van kennelijk onredelijk ontslag. De rechter benadrukte dat de formule niet bedoeld is voor dergelijke gevallen, hoewel het wel als gezichtspunt kan dienen. De rechter concludeerde dat Van Spaendonck met het aanbod van € 81.600,00 bruto een redelijk voorstel had gedaan, rekening houdend met de financiële situatie van de werknemer en de uitkeringen waarop zij aanspraak kon maken.

Uiteindelijk werd de vordering van [eisende partij] afgewezen, met uitzondering van de veroordeling tot betaling van het aangeboden bedrag. De kantonrechter oordeelde dat [eisende partij] als de overwegend in het ongelijk gestelde partij moest worden aangemerkt en werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Van Spaendonck. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures en de beoordeling van de financiële situatie van werknemers.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Tiel
zaakgegevens 502096 \ CV EXPL 07-2385 \ 51 WHvE/Th
uitspraak van 26 maart 2008
Vonnis
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde Mr. M. de Jong
tegen
de besloten vennootschap Van Spaendonck Management Consultants BV
gevestigd te Zaltbommel
gedaagde partij
gemachtigde mr. I.M. van der Vorst
Partijen worden hierna [eisende partij] en Van Spaendonck genoemd.
1. De procedure
1.1. [eisende partij] heeft Van Spaendonck gedagvaard. Aan de dagvaarding zijn producties gehecht. Van Spaendonck heeft geantwoord onder overlegging van producties, waarna [eisende partij] heeft gerepliceerd. Daarbij zijn tevens producties in het geding gebracht. Van Spaendonck heeft gedupliceerd onder overlegging producties.
Tot slot heeft [eisende partij] zich nog bij akte uitgelaten over deze producties.
1.2. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil en de beoordeling daarvan
2.1. Uitgegaan wordt van de navolgende feiten als enerzijds gesteld en anderzijds niet, dan wel onvoldoende betwist, deels gestaafd met stukken.
a. [eisende partij] (geboren op [dag en maand] 1950) is op 14 december 1970 bij Van Spaendonck in dienst getreden. Zij heeft bij Van Spaendonck in de loop der tijd diverse administratieve functies uitgeoefend.
Laatstelijk bekleedde zij de functie van medewerkster financiële administratie en bedroeg haar salaris € 2.828,00 bruto per maand vermeerderd met 8% vakantietoeslag. Daarnaast kon [eisende partij] aanspraak maken op een jaarlijkse vaste toeslag van 5,25% van het jaarsalaris.
b. Van Spaendonck heeft ten behoeve van [eisende partij] en een aantal andere collega’s een ontslagvergunning aangevraagd. Op 19 april 2007 werd deze vergunning verleend, waarna Van Spaendonck de arbeidsovereenkomst met [eisende partij] heeft opgezegd tegen 1 augustus 2007. De ontslagvergunning is verleend op basis van de door Van Spaendonck gestelde bedrijfseconomische redenen, die aanleiding vormden voor een reorganisatie.
c. In overleg met de ondernemingsraad was er een sociaal plan opgesteld.
Van Spaendonck heeft [eisende partij] een vergoeding aangeboden van
€ 81.600,00 bruto, waarmee zij ten gunste van [eisende partij] is afgeweken van de afvloeiingsregeling volgens dit sociaal plan.
Van Spaendonck heeft voorgerekend dat [eisende partij], uitgaande van de aangeboden vergoeding van € 81.600,00 bruto, en rekening houdend met de uitkeringen waarop zij aanspraak zal kunnen maken, verzekerd is van een inkomen dat gelijk is aan 80% van het laatstverdiende loon tot de datum waarop zij de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken.
2.2. [eisende partij] vordert op in de inleidende dagvaarding vermelde gronden dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar verklaard bij voorraad, Van Spaendonck zal veroordelen tot betaling van € 166.844,00 bruto, waarin opgenomen een bedrag van € 1.425,-- aan BTW in verband met in deze vergoeding opgenomen kosten die [eisende partij] heeft moet maken voor het inschakelen van haar gemachtigde; subsidiair wordt gevorderd dat, indien de kantonrechter meent dat er geen reden is tot betaling van het onder a. van het petitum omschreven bedrag, de kantonrechter Van Spaendonck zal veroordelen tot herstel van de arbeidsovereenkomst met [eisende partij].
Meer subsidiair wordt de veroordeling van Van Spaendonck gevorderd tot betaling van een vergoeding die de kantonrechter onder de omstandigheden redelijk zal vinden, een en ander met veroordeling van Van Spaendonck tot betaling van de proceskosten.
Kern van de grondslag van de vordering is de stelling dat het aan haar gegeven ontslag kennelijk onredelijk is omdat Van Spaendonck een veel te somber beeld zou hebben geschetst van de financiële situatie waarin zij was komen te verkeren en een te gunstig beeld van de besparingen die zouden kunnen plaatsvinden door het ontslag van [eisende partij] en haar collega’s. Voorts heeft [eisende partij] gesteld dat de gevolgen van het ontslag voor haar te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Van Spaendonck, mede in aanmerking genomen de voor [eisende partij] getroffen voorziening.
2.3. Van Spaendonck heeft de vorderingen van [eisende partij] gemotiveerd betwist en concludeert tot afwijzing daarvan.
Met name wordt betwist dat het aan [eisende partij] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is geweest. Van Spaendonck wijst erop dat zij bereid was om aan [eisende partij] een bedrag van € 81.600,00 bruto bij wege van vergoeding te betalen en dat zij daarmee ten gunste van [eisende partij] was afgeweken van de afvloeiingsregeling zoals deze in overleg met de ondernemingsraad was opgesteld.
2.4. De kantonrechter stelt vast dat [eisende partij] in feite niet heeft gesteld dat de door
Van Spaendonck aangevoerde ontslagreden vals, dan wel voorgewend was, zoals omschreven in artikel 7:681 lid 2 BW. [eisende partij] stelt het genuanceerder. Zij stelt dat Van Spaendonck een veel te somber beeld heeft geschetst van de financiële situatie en een te gunstig beeld heeft geschetst van de besparingen die zouden kunnen plaatsvinden door het ontslag van [eisende partij] en haar collega’s.
Aldus geformuleerd ligt het eerder voor de hand de, overigens door Van Spaendonck betwiste stelling van [eisende partij], dat er een te somber beeld zou zijn geschetst van de financiële situatie waarin Van Spaendonck verkeerde etc. te betrekken bij de afweging van de belangen in het kader van de beoordeling van de tweede grondslag van de vordering van [eisende partij].
Voor zoveel nodig oordeelt de kantonrechter dat niet is komen vast te staan dat de door Van Spaendonck genoemde ontslagreden vals of voorgewend zou zijn.
Op grond van de aanhoudende verliezen en het negatieve eigen vermogen van de onderneming was er voor Van Spaendonck voldoende aanleiding om de onderneming te reorganiseren in het kader waarvan de functie van [eisende partij] is komen te vervallen. Van Spaendonck heeft als werkgever een ruime marge van beleidsvrijheid om tot deze beslissing te komen.
2.5. Met betrekking tot de tweede grondslag van de vordering van [eisende partij] oordeelt de kantonrechter dat [eisende partij] ten onrechte bij de berekening van de vergoeding ex artikel 7:681 BW aansluiting zoekt bij de landelijke kantonrechtersformule, zoals deze gehanteerd wordt bij ontbindingszaken ex artikel 7:685 BW. Deze formule is niet geschreven voor kennelijk onredelijk ontslagzaken, uitspraken van enkele andere rechters ten spijt. De formule leent zich ook niet voor een analoge toepassing in een zaak als de onderhavige, hetgeen niet uitsluit dat de formule voor de kantonrechter wel een gezichtspunt kan opleveren in zaken als deze.
2.6. De kantonrechter is van oordeel dat Van Spaendonck met haar aanbod (een vergoeding van € 81.600,00 bruto) een alleszins redelijk voorstel heeft gedaan.
Van Spaendonck is daarbij uitgegaan van het juiste loon en heeft verder onweersproken aangevoerd dat [eisende partij], rekening houdend met de uitkeringen waarop zij thans aanspraak kan maken, met deze vergoeding verzekerd is van een inkomen dat gelijk is aan 80% van het laatstgenoten loon.
2.7. De kantonrechter leest de conclusies die genomen zijn aan de zijde van Van Spaendonck aldus dat zij het eerder gedane aanbod nog steeds gestand doet.
Daar dit aanbod al eerder gedaan was, voor het uitbrengen van de inleidende dagvaarding, is er in strikt formele zin naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van een kennelijk onredelijk ontslag. Niettemin zal de kantonrechter op meer pragmatische gronden Van Spaendonck thans veroordelen tot betaling van het door haar aangeboden bedrag van € 81.600,00 bruto, aansluitend zoekend bij de meer subsidiaire vordering van [eisende partij].
2.8. In de lijn van voorgaande rechtsoverweging ligt de afwijzing van de primaire en de subsidiaire vordering van [eisende partij].
2.9. Er is aanleiding om [eisende partij] tot betaling van de proceskosten te veroordelen, omdat zij als de overwegend in het ongelijk gestelde procespartij moet worden aangemerkt. Met name met betrekking tot de kern van het onderhavige geschil – de vraag of het aan haar gegeven ontslag kennelijk onredelijk was – heeft [eisende partij] niet het gelijk aan haar zijde.
3. De beslissing
De kantonrechter,
3.1. veroordeelt de besloten vennootschap Van Spaendonck Management Consultants B.V. om aan [eisende partij] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de somma van € 81.600,00 bruto;
3.2. veroordeelt [eisende partij] tot betaling van de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Van Spaendonck Management Consultants B.V. begroot op
€ 1.400,00 (salaris gemachtigde);
3.3. verklaart tot zover dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. W.H. van Empel en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2008.