14 maart 2008: (…) [gedaagde partij] heeft de nodige goederen door zijn woning gegooid, dit werd door
de politie geconstateerd. (…)
Overige meldingen 2007:
In juli werd er melding gedaan dat er vanuit de woning van [gedaagde partij] geschoten werd op bomen. Later bleek dat er met paintballpistool uit de woning van [gedaagde partij] geschoten was. Tijdens de jaarwisseling 2007/2008 heeft [gedaagde partij] over een auto heen gelopen/gesprongen. (…)”
[gedaagde partij] ontkent dat hij vanuit de woning heeft geschoten, maar de politie schrijft ook niet dat hij vanuit de woning heeft geschoten. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat [gedaagde partij] op grond van art. 7:219 BW jegens Standvast aansprakelijk is voor gedragingen van zijn medebewoner(s) en bezoekers. De inhoud van voormelde brief voorzover aangehaald wordt als verder niet (voldoende) gemotiveerd betwist voorshands aannemelijk geacht.
- De vriendin van [gedaagde partij], die met hem in de woning samenwoont, heeft op 31 januari 2008 een ruit van de toegangsdeur ingetrapt. Volgens Standvast heeft zij dit expres gedaan. Volgens [gedaagde partij] is dit gebeurd, omdat hun grote en sterke hond erg uitgelaten is als hij naar buiten gaat, zodat zijn vriendin de hondenriem met twee handen moet vasthouden en de deur met de voet of knie moet openduwen. Hierbij is per ongeluk de deur gesneuveld, aldus [gedaagde partij]. Op de door Standvast overgelegde foto omtrent dit incident is echter geen hond waarneembaar, zodat voorshands de stelling van Standvast aannemelijk is.
- In de aangifte bij de politie van het hiervoor genoemd feit door een van de huismeesters van de flat waarin de woning is gelegen wordt vermeld, voor zover hier van belang:
“(…) Ik zag dat er een persoon agressief op mij af kwam lopen. Ik zag dat deze persoon de vriend was van de persoon die de ruit had ingetrapt. Ik weet dat deze vriend op hetzelfde adres woont en dat hij [voornaam gedaagde ] (fon.) heeft.
Ik zag aan het gezicht en de ogen van [voornaam gedaagde ] dat hij erg boos was op mij. Ik zag dat hij enigszins voorovergebogen stond en dat hij met zijn rechterwijsvinger naar mij wees. Ik hoorde dat hij zei: “Als ik een piek moet betalen dan zoek ik jou persoonlijk op”. Ik voelde mij op dit moment bedreigd omdat ik weet wat voor figuur het is en hoe hij bekend staat. (…)”
[gedaagde partij] werpt op dat er wel ruzie is geweest, maar dat hij de huismeester niet heeft bedriegd. Daarmee is voorshands aannemelijk dat door zijn toedoen “ruzie” met de huismeester van de flat is ontstaan.
- [gedaagde partij] heeft op 7 februari 2008 een ruit ingeslagen. Standvast heeft aangifte van vernieling gedaan. [gedaagde partij] is door de politie hiervoor aangehouden. Volgens [gedaagde partij] ging dat “per ongeluk”, maar dit verweer heeft hij niet feitelijk onderbouwd, waardoor voorshands aannemelijk is dat [gedaagde partij] opzettelijk de desbetreffende ruit heeft vernield.
- In de aangifte van een van de huismeesters van de flat waarin de woning is gelegen van een incident op 14 maart 2008 wordt vermeld, voor zover hier van belang:
“(…) Ik kreeg een melding dat de hele lift in de flat onder de verf zat. (…) Toen ik ging kijken was de verf nog nat. Ik had een vermoeden dat deze verf afkomstig was van [voornaam gedaagde ] [gedaagde partij]. Dit vermoeden had ik omdat er allemaal keurige mensen in de flat wonen. Sinds [voornaam gedaagde ] [gedaagde partij] in deze flat woont, hebben we eigenlijk alleen maar problemen met hem. Ik ben met de trap naar de verdieping gegaan waar [voornaam gedaagde ] [gedaagde partij] woont. Hij woont op de eerste verdieping. Op de brandtrap werd ik al opgewacht door [voornaam gedaagde ] [gedaagde partij]. Ik herkende hem omdat ik hem al vaker had gezien. Hij begon meteen te vloeken en te schelden dat ik daar niets te zoeken had en dat ik moest oprotten. Ik ben gewoon doorgelopen de hal op. Toen ik op de hal liep, voelde ik ineens een harde duw tegen mijn rug aan. Ik kon nog wel blijven staan. Ik draaide mij om en ik zag [voornaam gedaagde ] [gedaagde partij] achter mij staan. Er was verder niemand op die verdieping aanwezig. Meteen nadat ik die duw kreeg, trok [voornaam gedaagde ] Ants mijn bril van mijn gezicht, waardoor deze bril op de grond viel. Zonder bril zie ik niets dus dat vond ik erg beangstigend. Ik heb toen mijn bril opgeraapt en ben weggelopen om de confrontatie te vermijden. Tijdens het weglopen hoorde ik [voornaam gedaagde ] nog wel roepen dat ik moest oprotten en dat ik daar niets te zoeken had. Ik hoorde [voornaam gedaagde ] ook roepen dat ik daar niets te zoeken had. Ik horde [voornaam gedaagde ] ook roepen dat ik het nog wel zou merken. (…) Ik ben toen ook weer richting die lift gelopen, omdat ik bang was dat het uit de hand zou lopen. Ik hoorde [voornaam gedaagde ] nog steeds schelden en provoceren. Ik hoorde [voornaam gedaagde ] tegen mij zeggen: “Ik heb al 15 jaar gezeten en ik wil nog wel 5 jaar zitten voor jou.” Dit vond ik erg bedreigend.(…)”
[gedaagde partij] verweert zich als volgt: “Tussen [gedaagde partij] en de betrokken huismeester is inderdaad een felle woordenwisseling geweest. [gedaagde partij] is driftig geweest, omdat wederom door de huismeester met de beschuldigende vinger naar hem werd gewezen. Als de huismeester zich bedreigd heeft gevoeld, dan biedt [gedaagde partij] daarvoor echter zijn excuses aan. [gedaagde partij] heeft hem niet aangeraakt of geduwd of zijn bril van het hoofd gegrepen.”
Voorshands wordt aannemelijk geacht dat door toedoen van [gedaagde partij] een felle woordenwisseling is ontstaan, waarbij de huismeester zich bedreigd heeft gevoeld. De door [gedaagde partij] gestelde onterechte beschuldiging, wat hier verder ook van zij, kan zijn gedrag niet rechtvaardigen.
- Een dagrapportage van 2 april 2008 van het beveiligingsbedrijf Intelligent Security vermeldt, voor zover hier van belang:
“Omstreeks 2300 uur is een beveiliger van I-sec aangesproken door Dhr. [voornamen gedaagde ] [gedaagde partij]. Betrokkene liep samen met een vrouwspersoon en een grote hond. Het is niet tot een echt gesprek gekomen, maar het had meer het karakter van intimideren of sfeer kweken. Betrokkene sprak de beveiliger aan met de woorden: “Wat moet je hier?”Hier is een normaal antwoord op gegeven:”Beveiligen”. Hierop heeft hij gereageerd met de woorden: “Dat zal wel nodig zijn, je doet je best maar.”
Dit ging gepaard met een agressieve intimiderende houding. (…)”
De inhoud van deze rapportage voor zover hier aangehaald wordt als niet (voldoende) gemotiveerd betwist voorshands aannemelijk geacht.