ECLI:NL:RBARN:2008:BD1568

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
16 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
152187
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar de echtheid van de handtekening op de verklaring van finale kwijting in faillissementszaak Neerlandia Uitzendbureaus B.V.

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 16 april 2008 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen de curator van de failliete vennootschap Neerlandia Uitzendbureaus B.V. en de besloten vennootschap De Overkant. De curator, mr. [eiser], heeft verzocht om een deskundige te benoemen om vast te stellen of de handtekening op de verklaring van finale kwijting afkomstig is van de heer [X]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er twijfels bestaan over de authenticiteit van de handtekening, vooral omdat de heer [X] heeft verklaard dat hij niets met de zaken van Neerlandia te maken heeft en dat hij de verklaring niet heeft ondertekend. De Overkant heeft betoogd dat de handtekening wel degelijk van [X] afkomstig kan zijn en dat het deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de waarheid te achterhalen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat de inschrijving van [X] als gevolmachtigd directeur van Neerlandia in het Handelsregister op het moment van de betaling op 5 april 2007 geldig was. Dit betekent dat De Overkant er op mocht vertrouwen dat [X] bevoegd was om de betaling te incasseren. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat, indien de handtekening op de verklaring van finale kwijting overeenkomt met die op andere documenten, dit dwingend bewijs kan opleveren van de ontvangst van de betaling door [X].

De rechtbank heeft de deskundige [Z] benoemd om het onderzoek uit te voeren en heeft bepaald dat De Overkant een voorschot van € 1.100,- moet deponeren voor de kosten van de deskundige. De rechtbank heeft verder aangegeven dat de deskundige de partijen in de gelegenheid moet stellen om opmerkingen te maken en verzoeken te doen tijdens het onderzoek. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting van 20 augustus 2008 voor verdere behandeling na het deskundigenbericht.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 152187 / HA ZA 07-266
Vonnis van 16 april 2008
in de zaak van
MR. [eiser]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEERLANDIA UITZENDBUREAUS B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiser,
procureur mr. T.J. van Veen,
advocaat mr. M.J. Oosterhuis te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE OVERKANT B.V.,
gevestigd te Beneden-Leeuwen, gemeente West Maas en Waal,
gedaagde,
advocaat en procureur mr. O.N.J. Maatje.
Partijen zullen hierna enerzijds de curator dan wel Neerlandia en anderzijds De Overkant genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 november 2007
- de akte uitlating deskundigenbericht van de curator d.d. 19 december 2007
- de akte van De Overkant d.d. 19 december 2007
- de akte overlegging producties van de curator d.d. 23 januari 2008
- de nadere akte van De Overkant d.d. 20 februari 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Bij akte van 23 januari 2008 heeft de curator een beschikking van de kantonrechter te Amsterdam d.d. 26 juni 2007 overgelegd. Hieruit blijkt dat de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam (hierna: de Kamer van Koophandel) op 14 mei 2007 een verzoek tot wijziging van de registratie van een aantal inschrijvingen in het handelsregister ex artikel 23 Handelsregisterwet heeft ingediend, onder meer ter zake van de inschrijving van Neerlandia. Het verzoek is ter terechtzitting van 25 juni 2007 behandeld. Daarbij was ook de heer[X] (hierna: [X]) aanwezig.
De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen en de doorhaling in het handelsregister gelast van de inschrijving van [X] als bestuurder dan wel gevolmachtigde van, onder meer, Neerlandia, met terugwerkende kracht tot de datum van inschrijving. Daartoe heeft de kantonrechter - samengevat - overwogen dat op grond van de aanwezige stukken, waaronder een aangifte van [X] d.d. 15 november 2003 van verlies van zijn identiteitskaart en een aangifte van hem d.d. 16 april 2007 van valsheid in geschrifte, genoegzaam is gebleken dat [X] slachtoffer is geworden van fraude dan wel valsheid in geschrifte, zodat de registratie van de desbetreffende ondernemingen in het handelsregister onjuist is.
De curator heeft tevens een kopie overgelegd van de genoemde aangifte van 16 april 2007.
2.2. De curator heeft aangevoerd dat de hiervoor genoemde documenten een ander licht werpen op het bestuurderschap van [X] bij Neerlandia en dat een deskundigenonderzoek naar de echtheid van de handtekening op de verklaring van finale kwijting niet zinvol zal zijn, nu [X] heeft verklaard dat hij niets met de zaken van Neerlandia te maken heeft of wil hebben en hij de verklaring niet heeft ondertekend. Volgens de curator levert de verklaring derhalve geen bewijs op. De curator herroept verder zijn mededeling zoals gedaan ter comparitie over de bevoegdheid van [X] en stelt dat [X] niet de juiste en bevoegde persoon was om de betaling van De Overkant in ontvangst te nemen.
2.3. De Overkant heeft daartegen aangevoerd dat het haar ongeloofwaardig voorkomt dat [X] nimmer bestuurder is geweest van Neerlandia. Zij heeft er op gewezen dat:
- Neerlandia eerder (bij akte van 4 juli 2007) heeft erkend dat zij, in de persoon van haar statutair bestuurder de heer [X], overleg heeft gevoerd met de statutair directeur van
De Overkant en dat partijen daarbij zijn overeengekomen dat De Overkant € 7.812,74 zou voldoen tegen finale kwijting,
- [X] in zijn email van 1 juli 2007[Y] schrijft dat de handtekening op de verklaring niet dezelfde is als op zijn identiteitskaart, maar dat hij níet aangeeft dat hij geen bemoeienis heeft met Neerlandia en dat hij reeds om doorhaling in het handelsregister heeft verzocht en aangifte heeft gedaan van oplichting en valsheid in geschrifte,
- de curator ter comparitie heeft verklaard dat hij[Y] heeft vernomen dat [X] de opdracht tot incasso heeft gegeven en dat [X] ook op kantoor is geweest bij [Y].
De Overkant betoogt dat de doorhaling in het register en de aangifte geen ander licht op de zaak werpen, maar dat [X] slechts zijn persoonlijke aansprakelijkheid poogt te beperken en dat zij er belang bij heeft dat het deskundigenonderzoek toch doorgang vindt.
2.4. Tussen partijen staat vast dat [X] ten tijde van de gestelde betaling op 5 april 2007 in het Handelsregister stond ingeschreven als gevolmachtigd directeur van Neerlandia.
Dat deze vermelding mogelijk niet in overeenstemming was met de werkelijke situatie en naderhand is gewijzigd als gevolg van de beschikking van de kantonrechter, kan ingevolge artikel 18 lid 3 Handelsregisterwet niet aan De Overkant worden tegengeworpen. Neerlandia is immers verantwoordelijk voor een juiste inschrijving in het Handelsregister en De Overkant mocht van de juistheid van de daarin vermelde gegevens uitgaan. Dit volgt tevens uit artikel 2:6 lid 3 BW. Dit brengt mee dat De Overkant er ten tijde van de betaling vanuit mocht gaan dat [X] bevoegd was deze namens Neerlandia te incasseren.
2.5. Neerlandia stelt dat uit de door haar overgelegde stukken volgt dat [X] geen bemoeienis heeft gehad met Neerlandia en dat er sprake is van fraude. De Overkant heeft dit gemotiveerd betwist. Het staat vast dat iemand onder de naam[X] heeft geopereerd namens Neerlandia. Of dat [X] is geweest of iemand anders valt niet genoegzaam vast te stellen op grond van de stukken. Het deskundigenbericht moet daarom toch doorgang vinden. Indien [X] daadwerkelijk het slachtoffer is van fraude zal zijn handtekening, zo mag worden verondersteld, niet overeenstemmen met die op de verklaring van finale kwijting. Die verklaring levert dan geen bewijs op dat De Overkant heeft betaald aan iemand die zij bevoegd mocht achten.
Indien de handtekening wel overeenstemt met die op de verklaring levert deze verklaring, zoals reeds eerder is overwogen, op grond van artikel 157 lid 2 Rv in beginsel dwingend bewijs op van de juistheid van de inhoud van de verklaring, namelijk dat [X], die als statutair directeur van Neerlandia stond geregistreerd, betaling heeft ontvangen van De Overkant. In dat geval dient de vordering te worden afgewezen.
2.6. Gelet op het voorgaande blijft de rechtbank bij haar eerdere beslissing en zal zij een deskundige benoemen om vast te stellen of de handtekening op de verklaring van finale kwijting afkomstig is van [X] en met welke mate van waarschijnlijkheid.
2.7. Partijen hebben bij akte aangegeven in te kunnen stemmen met de benoeming van [Z] als deskundige. Zij hebben voorts een aantal vragen geformuleerd die door de deskundige beantwoord dienen te worden.
2.8. Aan de hand van de opgave van de deskundige wordt het voorschot op haar loon en kosten, inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting, bepaald op € 1.100,-.
Dit bedrag dient, zoals reeds in r.o. 4.4 van het tussenvonnis van 28 november 2007 is overwogen, ter griffie te worden gedeponeerd door De Overkant.
2.9. De deskundige heeft aangegeven dat zij voor het onderzoek onder meer de beschikking dient te hebben over de originele verklaring van finale kwijting en over andere documenten met een handtekening van [X] uit dezelfde periode (rond april 2007).
De Overkant wordt verzocht deze stukken, met medewerking van Neerlandia, aan de deskundige te doen toekomen. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat nu Neerlandia heeft aangegeven dat zij inmiddels contact heeft met [X], het mogelijk is om over zijn originele handtekening te beschikken.
2.10. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Kunt u vaststellen of de handtekening op de “Verklaring van finale kwijting” afkomstig is van de heer[X]?
2. Zo ja, met welke mate van waarschijnlijkheid kunt u deze vaststelling doen?
3. Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
[Z]
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
bepaalt dat De Overkant voor 14 mei 2008 (kopieën van) de overige processtukken en
- voor zover mogelijk - de andere door de deskundige noodzakelijk geachte stukken
(zie r.o. 2.9) aan de deskundige zal doen toekomen,
bepaalt dat De Overkant voor 14 mei 2008 als voorschot op de kosten inclusief omzet-belasting van de deskundige € 1.100,- ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door dit bedrag over te maken op rekening nummer 19.23.25.752 ten name van Arrondissement 533 Arnhem onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen,
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. M.C. Verra,
bepaalt dat de plaats en de tijd waar en wanneer de deskundige tot het onderzoek zal overgaan, zullen worden vastgesteld door de deskundige in overleg met de raadslieden van de partijen,
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend bericht zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 9 juli 2008,
bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit schriftelijk bericht haar declaratie ter griffie zal indienen onder vermelding van het zaak- en rolnummer,
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
verwijst de zaak naar de rolzitting van 20 augustus 2008 voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van De Overkant of voor bepaling datum vonnis,
verstaat dat hoger beroep van dit vonnis (behoudens het provisioneel deel ervan) alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Verra en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2008.