zaaknummer / rolnummer: 162105 / HA ZA 07-1715
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
T.A. WILLEMSEN B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. N.P. Scholte te Enter,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. W.D. Huizinga,
advocaat mr. P.J.A.M. Lodestijn te Plasmolen.
Partijen zullen hierna Willemsen en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 januari 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 16 april 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Willemsen treedt op als assurantietussenpersoon voor [gedaagde]. [gedaagde] had met tussenkomst van Willemsen bij verzekeraars inboedel-, ziektekosten-, aansprakelijkheid-, opstal-, levens-, toercaravan-, glas- en kostbaarhedenverzekeringen afgesloten.
Tussen Willemsen en [gedaagde] bestond een rekening-courantverhouding. De premies die [gedaagde] voor de verzekeringen aan de verzekeraars verschuldigd was, werden door de verzekeraars bij Willemsen geïncasseerd. [gedaagde] deed (termijn)betalingen aan Willemsen.
ten aanzien van de rekening-courantoverzichten
2.2. Willemsen heeft een overzicht opgesteld van de rekening-courantverhouding tussen partijen, gedateerd 7 januari 2002. Daarin staat als eindsaldo een tegoed van Willemsen van € 2.841,16 vermeld.
Willemsen heeft een overzicht opgesteld van de rekening-courantverhouding tussen partijen, gedateerd 17 december 2002. Daarin is de post opgenomen: “Saldo facturen t/m 01-01-2002” ten bedrage van € 8.982,58. Als eindsaldo staat vermeld een tegoed van Willemsen van € 2.216,72.
Willemsen heeft een overzicht opgesteld van de rekening-courantverhouding tussen partijen, gedateerd 16 december 2004. Daarin staat als eindsaldo een tegoed van Willemsen van € 12.386,95 vermeld.
2.3. Op 29 januari 2007 heeft [gedaagde] aan Willemsen een brief geschreven, met, daarin onder meer de volgende passages:
[…] Ik mag u er op wijzen dat de premie van de ziektekostenverzekering deel uitmaakt van een rekening-courant regeling […] Ik heb op die rekening-courant echter geen enkel zicht. Alhoewel met de heer [betrokkene] in maart 2004 uitdrukkelijk afgesproken is dat we de rekening-courant regeling in ere zouden herstellen, is er tot op heden geen sprake van het toesturen van de periodieke nota’s alsmede een jaarlijks rekening-courant overzicht met bijbehorende afrekening en een eventuele verhoging van het termijn bedrag. […]
[…] Ten aanzien van de rekening-courant situatie vanaf 1 januari 2004 tot heden voel ik mij uiteraard wèl verantwoordelijk. Echter, zoals ik al eerder schreef, ik heb daar door het ontbreken van de desbetreffende stukken geen enkel zicht op. Als uw kantoor nu eens zou beginnen met mij alle periodieke nota’s over de jaren 2004 tot heden toe te zenden met een jaarlijks overzicht van de rekening-courant situatie , zult u mij bereid vinden tot een voorstel voor het aanvullen van een eventueel negatief saldo. […]
2.4. Willemsen heeft een overzicht opgesteld van de rekening-courantverhouding tussen partijen, gedateerd 24 mei 2007. Daarin staat als eindsaldo een tegoed van Willemsen van € 20.216,82 vermeld.
2.5. In het overzicht van 24 mei 2007 staan onder “betalingen” ondermeer de volgende negatieve posten:
[betrokkene] VERZ 2002-03-04 20-01-2005 448,80 -
[betrokkene] 2005 15-02-2007 149,60 -
[betrokkene] 2006 15-02-2007 150,19 -
2.6. Willemsen heeft [gedaagde] aangeschreven en gesommeerd het negatieve saldo aan te zuiveren. Willemsen heeft haar vordering aan het incassobureau Juresta Creditmanagement uit handen gegeven.
2.7. Op 19 juni 2007 heeft [gedaagde] een brief geschreven aan het incassobureau waarin hij schrijft dat zijn reactie op de laatste brief van Willemsen door het overlijden van zijn moeder vertraging op heeft gelopen, en dat zijn reactie “in ieder geval deze maand” verzonden zal worden en waarin hij verzoekt verdere actie op te schorten.
2.8. Op 24 juli 2007 heeft [gedaagde] aan Willemsen een brief geschreven, met, daarin onder meer de volgende passages:
[…] Mijn vorige brief van 29 januari jongstleden maakt onlosmakelijk deel uit van deze reactie, reden waarom ik een kopie van dit schrijven als bijlage bijvoeg.
[…] Ik heb u in mijn brief van 29 januari jongstleden de problematiek uitgelegd met de betrekking tot de zogenaamde “rekening-courant” situatie. […] De rekening-courant situatie dateert al van 1988 met jaarlijkse vaststelling van het termijn bedrag en na afloop van ieder jaar een afrekening. Omstreeks het jaar 2000 is dit systeem eenzijdig door u doorbroken, waarbij ik geen periodieke nota’s en overzichten meer heb ontvangen. Wel heb ik, op mijn verzoek, in de loop der jaren enkele debiteuren overzichten gekregen. Waar uw incasso¬gemachtigde spreekt over openstaande nota’s, wel nu die heb ik dus niet gekregen.
Ten einde de patstelling te doorbreken heb ik aan de hand van de in de loop der jaren verzamelde debiteuren overzichten zelf een rekening-courant opgemaakt mt betrekking tot de jaren 2004 tot heden. Deze overzichten treft u in de bijlage aan. Deze zijn als volgt samen te vatten.
[…]
Achterstand termijn bedragen t/m juli 2007 Euro 2.420,00.
2.9. [gedaagde] heeft na 24 mei 2007 de volgende betalingen verricht:
6 augustus 2007 € 1230,00;
7 augustus 2007 € 410,00;
9 augustus 2007 € 1.190,00;
19 september 2007 € 1.286,54;
1 oktober 2007 € 410,00;
totaal € 4.526,54.
ten aanzien van de ziektekosten
2.10. De ziektekosten van [gedaagde] en van zijn familieleden [betrokkene], [betrokkene], [betrokkene], [betrokkene], [betrokkene] en [betrokkene] waren via Willemsen bij een ziektekostenverzekering (de Zwolsche Algemene) verzekerd. De volgende familieleden zijn vanaf de volgende data verplicht opgenomen in het Ziekenfonds:
[betrokkene] 01-09-1998
[betrokkene] 03-04-2000
[betrokkene] 01-07-2000
[betrokkene] 19-04-2001
2.11. Bij faxbericht van 6 januari 2003 heeft [gedaagde] aan Willemsen over de ziektekostenverzekering - voor zover hier van belang - het volgende geschreven:
Inzake de hierboven omschreven verzekering kan ik u melden dat in de loop van de afgelopen jaren diverse gezinsleden zijn opgenomen in het verplichte Ziekenfonds.
Thans dienen alleen nog op deze polis verzekerd te zijn:
[betrokkene] (M) […]
[betrokkene] (V) […]
2.12. Vanaf 4 mei 2003 is ook [betrokkene] verplicht opgenomen in het ziekenfonds.
2.13. Bij brief van 5 maart 2004 heeft Willemsen - voor zover hier van belang - het volgende aan de ziektekostenverzekeraar geschreven:
Wij vernamen van verzekerde op 5 maart jl., dat deze zijn kinderen reeds een aantal jaren op zijn polis heeft meeverzekerd, terwijl deze inmiddels verplicht verzekerd waren.
Hij reageert hierover, wegens zijn zakelijke omstandigheden, nu pas.
Wij verzoeken u derhalve alsnog de bijgesloten inschrijvingen van verzekerde te behandelen en over de afgelopen verzekeringsperioden te crediteren.
Onderstaand volgen de verzekerde welke inmiddels elders zijn verzekerd. […]
2.14. Bij brief van 7 juni 2004 schrijft Willemsen aan [gedaagde], voor zover hier van belang, het volgende over de ziektekostenverzekering:
In verband met het wijzigen van bovengenoemde polis doen wij u bijgaand de gewijzigde polis toekomen. Zoals u uit de polis kunt opmaken heeft de maatschappij de overige verzekerden van de polis afgevoerd en hebben zij de premie verrekend.
Wij zullen de premie in mindering brengen op uw saldo en wij verzoeken u omtrent de incasso hiervan contact met ons op te nemen […].
Tevens treft u in verband met de teruggave van de ziektekostenpremies diverse aanhangsels van de Zwolsche Algemene aan. Wij verzoeken u deze in te dienen bij de ziekenfondsverzekeraars zodat deze de door u teveel betaalde premies kunnen restitueren.
2.15. Bij brief van 20 augustus 2004 schrijft Willemsen aan [gedaagde], voor zover hier van belang, het volgende:
Onder verwijzing naar ons telefonisch onderhoud delen wij u mede dat de door ons gezonden aanhangsels inderdaad aan het ziekenfonds overlegd dienen te worden.
De maatschappij heeft risico gelopen tot aan het moment dat zij bewijs hebben ontvangen dat er dekking elders gold.
De teveel betaalde premie dient dus gerestitueerd te worden door het ziekenfonds omdat de verzekeringsmaatschappij dekking heeft gelopen en de ziekenfondspremie dus onterecht betaald was.
De oudste verzekeraar gaat altijd voor.
3. Het geschil
3.1. Willemsen vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 17.013,16, vermeerderd met wettelijke rente over € 15.721,19 vanaf 15 juni 2007 en proceskosten.
3.2. Willemsen voert - kort weergegeven - aan dat [gedaagde] haar het op het rekening-courantoverzicht van 24 mei 2007 (r.ov. 2.4.) vermelde saldo dient te betalen, verminderd met de in r.ov. 2.9. weergegeven betalingen, en vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 mei 2007 (tot 15 juni € 133,97) en € 1.158,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Willemsen voert daarbij aan dat het rekening-courant overzicht van 25 mei 2007 het saldo is van de door haar voorgeschoten premiebetalingen die ten laste komen van [gedaagde] verminderd met zijn betalingen tot die datum. [gedaagde] heeft, aldus Willemsen, niet tegen de hem verstrekte overzichten en de daarin genoemde saldi geprotesteerd.
3.3. [gedaagde] voert - kort weergegeven - het volgende verweer. Hij betwist de juistheid van de door Willemsen opgestelde rekening-courantoverzichten. Er staan daarin posten opgenomen die niet hem maar zijn moeder betreffen en een premie die hij zelf al rechtstreeks aan de desbetreffende verzekeraar heeft voldaan. Ook de hoogte van de in de overzichten genoemde premiebetalingen worden door [gedaagde] betwist. Hij heeft van Willemsen geen jaarlijkse overzichten als bedoeld in het tweede lid van artikel 6:140 BW ontvangen, zodat de in de overzichten weergegeven saldi niet als tussen partijen vastgesteld kunnen gelden. Pas op zijn aandringen heeft hij overzichten ontvangen, echter pas lange tijd na de data waarop zij zagen. Na ontvangst heeft hij steeds meteen kenbaar gemaakt dat hij niet met de in de overzichten opgenomen saldi instemde. Nu Willemsen geen jaarlijkse rekening-courant¬overzichten heeft verstrekt heeft Willemsen “de aanspraak op haar vermeende vordering verloren c.q. verwerkt”.
3.4. Voorts is [gedaagde], zo voert hij aan, te veel premie in rekening gebracht voor de ziekte¬kos¬ten¬verzekeringen van zijn familieleden, over de periodes dat deze tevens verplicht waren opgenomen in het ziekenfonds. Het gaat om een totaalbedrag van ongeveer € 14.000,00. Willemsen heeft toegezegd dat dit bedrag zou worden gecrediteerd in de rekening-courant¬verhouding. Aan deze toezegging is zij gebonden. Ook zonder die toezeg¬ging is Willemsen gebonden de voornoemde premie voor haar rekening te nemen. Dit is, aldus [gedaagde], namelijk de schade die voortvloeit uit de toere¬kenbare tekortkoming van Willemsen in haar verplichting om te handelen als een redelijk bekwaam en redelijk handelend tussen¬persoon. Willemsen heeft namelijk onvoldoen¬de contact met [gedaagde] gehouden, waardoor de dubbele verzekering niet eerder aan het licht is gekomen. Voorts had Willemsen na het fax¬bericht van [gedaagde] van 6 januari 2003 eerder in actie moeten komen om te bewerk¬stelligen dat de uitschrijving bij de ziektekostenverzekeraar sneller zou plaatsvinden. Nu zij op voor¬noemde punten is tekortgeschoten mocht [gedaagde] zijn betalingsverplichtingen opschorten, kennelijk, zo begrijpt de rechtbank zijn stellingen, vooruitlopend op verrekening van het schadebedrag met het totale nog openstaande saldo.
4. De beoordeling
ten aanzien van de rekening-courantverhouding
4.1. [gedaagde] betwist de hoogte van het door Willemsen gestelde saldo van de tussen hen bestaande rekening-courantverhouding per 24 mei 2007. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv, rust de bewijslast van het door Willemsen genoemde saldo op die datum op Willemsen.
4.2. Voor de bewijslevering op voornoemd onderdeel is van belang dat [gedaagde] het in het rekening-courant¬overzicht van 7 januari 2002 genoemde eindsaldo van € 2.841,16 ten gunste van Willemsen erkent. Voorts betwist [gedaagde] niet dat de in de overzichten van 17 december 2002, 16 de¬cem¬ber 2004 en 24 mei 2007 genoemde inboedel-, ziektekosten-, aansprakelijkheid-, opstal , levens-, toercaravan-, glas- en kostbaarhedenverzekeringen verzekerings¬over¬een¬komsten zijn waarbij hij partij was en die “via Willemsen liepen”. Evenmin betwist hij gemoti¬veerd dat Willemsen de premie’s van die verzekeringen voor hem heeft voorgeschoten, behoudens het in het overzicht van 24 mei 2007 opgenomen premiebedrag voor een kapitaalverzekering van € 524,38 met boekdatum 1 mei 2007. Hij stelt dat hij dit premiebedrag zelf rechtstreeks aan de des¬betref¬fende verzekeraar heeft voldaan. Wel betwist [gedaagde] de hoogte van de in de overzich¬ten opgenomen premies. Hij ontkent daarvan ooit achterliggende stukken te hebben ontvangen. [gedaagde] betwist niet de in de overzichten opgenomen door hem verrichte betalingen. Hij betwist weer wel dat de in het overzicht van 24 mei 2007 opgenomen negatieve posten (als genoemd in r.ov. 2.5.) onder “betalingen” die op naam staan van zijn moeder, mevrouw [betrokkene], voor zijn rekening komen. Willemsen heeft geen feiten of omstan¬digheden aangevoerd op grond waarvan deze, op naam van de moeder van [gedaagde] geboekte, posten van de betalingen door [gedaagde] afgetrokken zouden moeten worden. De vordering van Willemsen komt daarom voor het totaal van deze posten (€ 748,59) niet voor toewijzing in aanmerking.
4.3. Voor zover Willemsen stelt dat de saldi van de genoemde rekening-courant¬overzichten op grond van het derde lid van artikel 6:140 BW gelden als tussen partijen vast¬gesteld, zodat deze bij de bewijslevering omtrent het saldo per 24 mei 2007 als uitgangs¬punt mag nemen, overweegt de rechtbank als volgt. In het tweede lid van artikel 6:140 BW is bepaald dat de partij die de rekening van de rekening-courantverhouding bijhoudt, deze jaarlijks afsluit en het op dat tijdstip verschuldigde saldo mededeelt aan de wederpartij, met opgave van de aan deze nog niet eerder medegedeelde posten. In het derde lid is, kort gezegd, bepaald dat indien de wederpartij niet binnen redelijke tijd tegen het ingevolge het tweede lid medegedeelde saldo protesteert, dit als tussen partijen vastgesteld geldt.
4.4. Ten aanzien van het rekening-courant overzicht van 24 mei 2007 is de rechtbank van oordeel dat de in r.ov. 2.8. aangehaalde brief van [gedaagde] van 24 juli 2007 niet anders gezien kan worden als (mede inhoudende) een protest tegen het saldo in het overzicht van 24 mei 2007. Mede gelet op het al eerdere protest in de brief van 29 januari 2007 (zie r.ov. 2.3.) en de aankondiging van een reactie op 19 juni 2007 (r.ov. 2.7) is dit protest naar het oordeel van de rechtbank binnen een redelijke termijn gedaan, zodat van een erkenning van dat saldo als bedoeld in 6:140 lid 3 BW geen sprake is. Dit saldo kan dus niet als tussen partijen vastgesteld gelden.
4.5. Ten aanzien van de overzichten van 17 december 2002 en 16 december 2004 betwist [gedaagde] dat hij deze destijds van Willemsen heeft ontvangen. Hij heeft ook overigens sinds 2000 nooit meer een jaarlijkse afsluiting ontvangen met mededeling van het saldo. Er is, zo begrijpt de rechtbank zijn stellingen, daarom geen sprake van een ingevolge het tweede lid van artikel 6:140 BW medegedeeld saldo. [gedaagde] voert voorts aan dat hij, toen hij op zijn aandringen uiteindelijk geruime tijd later de overzichten van 17 december 2002 en 16 december 2004 heeft ontvangen, daartegen direct bezwaar heeft gemaakt.
Gelet op deze betwistingen van [gedaagde] kunnen de saldi in de overzichten van 17 december 2002 en 16 december 2004 niet als vastgesteld tussen partijen gelden, tenzij Willemsen bewijst dat hij ingevolge 6:140 lid 2 BW mededelingen over die saldi heeft gedaan aan [gedaagde] en dat [gedaagde] daar niet tijdig tegen heeft geprotesteerd. Willemsen kan - slechts - in dat geval die saldi betrekken in de in r.ov. 4.1. reeds aangekondigde en hierna in r.ov. 4.6. nader omschreven bewijsopdracht.
4.6. De rechtbank zal Willemsen opdragen om met in achtneming van het overwogene in r.ov 4.2.-4.5. bewijs te leveren van het door hem gesteld saldo van de rekening-courant verhouding per 24 mei 2007. Daarbij zal ook het verschil tussen het eindsaldo in het overzicht van 7 januari 2002 van € 2.841,16 en het in het overzicht van 17 december 2002 geboekte “Saldo facturen t/m 01-01-2002” ten bedrage van € 8.982,58, aan de orde moeten komen.
4.7. De stelling van [gedaagde] dat Willemsen, omdat hij zich niet zou hebben gehouden aan de in 6:140 lid 2 BW vastgelegde verplichting om de rekening-courant jaarlijks af te slui¬ten en het saldo mede te delen , “de aanspraak op haar vermeende vordering heeft ver¬loren c.q. ver¬werkt”, wordt verworpen. Uit 6:140 lid 2 BW noch uit enige andere wettelijke bepaling volgt dat aan het gestelde niet voldoen aan voor¬noemde verplichting een dergelijke ver¬gaande consequentie zou moeten worden verbonden. Evenmin kan worden geoordeeld dat Willemsen door (volgens [gedaagde]) niet jaarlijks aan de verplichting van 6:140 lid 2 BW te voldoen, bij [gedaagde] een gerechtvaardigd vertrouwen heeft opgewekt dat Willemsen een voor haar positief saldo niet meer zou opeisen, noch zijn feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de positie van [gedaagde] onredelijk wordt benadeeld of verzwaard doordat Willemsen zich tus¬sen¬tijds niet aan de verplichtingen van 6:140 lid 2 heeft gehouden. Ook van rechtsverwer¬king is daarom geen sprake. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit kan volgen dat Willemsen zijn aanspraken op het saldo uit de rekening-courant¬verhouding, voor zover dat saldo komt vast te staan, heeft verloren.
ten aanzien van de premies van de ziektekostenverzekering
4.8. [gedaagde] stelt dat Willemsen hem heeft toegezegd dat zij teveel betaalde premies in verband met dubbele verzekering (bij ziekenfonds en ziektekosten¬verzekeraar) zou vergoeden en dat dit bedrag in mindering zou worden gebracht op het Willemsen toekomende saldo uit de rekening-courantverhouding. Willemsen betwist dat zij een dergelijke toezegging heeft ge¬daan. De rechtbank zal [gedaagde] daarom, comform de hoofdregel van artikel 150 Rv, opdragen bewijs te leveren van zijn stelling dat Willemsen hem dit wel uitdrukkelijk heeft toegezegd.
De rechtbank overweegt dat, anders dan [gedaagde] stelt, uit de brief van 7 juni 2004 en met name de pasage “wij zullen de premie in mindering brengen op uw saldo […]” niet kan worden afgeleid dat Willemsen een dergelijke toezegging heeft gedaan. In dezelfde brief staat immers ook vermeld “Tevens treft u in verband met de teruggave van de ziektekostenpremies diverse aanhangsels van de Zwolsche Algemene aan. Wij verzoeken u deze in te dienen bij de ziekenfonds¬verzekeraars zodat deze de door u teveel betaalde premies kunnen restitueren”. Daaruit volgt dat [gedaagde] er niet zonder meer van mocht uitgaan dat naast de reeds betaalde premies over de rest van het lopende jaar ook de premies over de voor¬gaande jaren zouden worden gerestitu¬eerd. Voorts blijkt uit de brief niet dat Willemsen heeft toegezegd dat zij indien de ten behoeve van [gedaagde] betaalde ziektekostenpremies niet door de ziektekosten¬verzekeraars zouden worden gerestitueerd, de desbetreffende premies toch in mindering zou brengen op het rekening-courantsaldo.
4.9. Ten aanzien van de stelling van [gedaagde] dat Willemsen hem vanwege wan¬presteren ook zonder de voormelde toezegging een bedrag van € 14.000,00 aan onnodig betaalde premie verschuldigd is (wat hem, volgens zijn stellingen, het recht zou geven zijn betalings¬ver¬plich¬tingen op te schorten, vooruitlopend op verrekening van het voornoemde schadebedrag met het openstaande saldo) overweegt de rechtbank als volgt. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat niet in geding is dat Willemsen voor het faxbericht van 6 januari 2003 (zie r.ov. 2.11) door [gedaagde] niet op de hoogte is gebracht van de inschrijving van diens familieleden in het ziekenfonds.
4.10. Een assurantiëntussenpersoon dient te handelen als een redelijk bekwam en redelijk handelend beroepsgenoot. Het is daarbij zijn taak te waken over de belangen van de verzeke¬ringsnemers die tot zijn portefeuille behoren (HR 10 januari 2003; NJ 2003, 375). Tot deze taak behoort in beginsel ook dat hij, indien hem bekend geworden feiten met zich brengen dat het nut van bepaalde verzekeringen is komen te vervallen, de verzekeringsnemers op de consequenties daarvan wijst. Indien een tussenpersoon verneemt dat een aantal gezinsleden van de verzekeringsnemer verplicht ingeschreven zijn bij het ziekenfonds, zal hij verzekering¬nemer er daarom op moeten wijzen dat dit met zich zou kunnen brengen dat de op de desbetreffende personen ziende ziektekostenverzekeringen overbodig zijn geworden.
4.11. De zorgplicht van de tussenpersoon gaat echter niet zo ver dat in zijn algemeenheid gezegd kan worden dat hij daarin tekortschiet indien hij niet periodiek bij de verzekerings¬nemer informeert of zich dergelijke feiten hebben voorgedaan. Evenmin kan in zijn alge¬meen¬heid gezegd worden dat een tussenpersoon jaarlijks - op zijn initiatief - met al zijn klanten persoonlijk contact moet onderhouden om de kans te vergroten dat hem van belang zijnde informatie bereikt. Ten slotte brengt de zorgplicht van de tussenpersoon in zijn algemeenheid ook niet met zich dat hij jaarlijks met iedere verzekeringsnemer de samenstelling van het verzekeringspakket moet bespreken en evalueren.
Door [gedaagde] zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan voornoemde verplichtingen wel op Willemsen rustten. De stelling dat Willemsen tekort is geschoten in zijn verplichtingen jegens [gedaagde] omdat zij niet jaarlijks het initiatief heeft genomen om met [gedaagde] de samenstelling van zijn verzekeringspakket te bespreken en ook overigens te weinig persoonlijk contact met hem heeft gehad, wordt dan ook verworpen. Voor zover de stelling van [gedaagde] al juist is, dat de overlap tussen de dekking van de ziektekosten¬verzeke¬rin¬gen en de ziekenfonds¬in¬schrij¬vin¬gen eerder aan het licht zouden zijn gekomen indien Willemsen vaker contact met hem had opgenomen, betekent dit naar het oordeel van de recht¬bank daarom niet dat Willemsen de premies van de overbodige ziektekosten¬verzekeringen voor zijn rekening dient te nemen.
4.12. [gedaagde] voert voorts aan dat Willemsen te weinig actie heeft ondernomen toen
[gedaagde] haar bij het faxbericht van 6 januari 2003 ervan op de hoogte heeft gesteld dat een aantal van zijn familieleden verplicht verzekerd waren via een ziekenfonds.
De rechtbank overweegt dat de in de eerste twee regels van r.ov. 4.10 weergegeven normen met zich brengen dat van Willemsen verwacht mag worden dat zij na ontvangst van dit faxbericht binnen redelijke grenzen de benodigde stappen neemt teneinde onnodige premielasten als gevolg van dubbele dekking bij [gedaagde] te voorkomen. Voor zover daarvoor nadere actie van [gedaagde] vereist is, zal Willemsen [gedaagde] daarvan op de hoogte moeten stellen en zich er zonodig - opnieuw binnen redelijke grenzen - van moeten vergewissen dat [gedaagde] weet welke activiteiten hij moet ondernemen. Willemsen betwist de stelling van [gedaagde] dat zij deze stappen niet heeft genomen. Willemsen stelt dat zij [gedaagde], in antwoord op voornoemd faxbericht, op 15 januari 2003 een brief heeft gestuurd met, voor zover hiervan belang de volgende inhoud:
Onder verwijzing naar uw faxbericht van 6 januari delen wij u mede dat verzekerden pas door de maatschappij mogen worden uitgeschreven na ontvangst van kopieën van inschrijving van het ziekenfonds.
Omdat dit pas gebeurt na ontvangst van de formulieren dient u e.e.a. zo spoedig mogelijk te verzorgen omdat anders de premie blijft doorlopen.
Willemsen stelt dat zij [gedaagde] daarna ook nog telefonisch hierop heeft aangesproken.
[gedaagde] ontkent de brief te hebben ontvangen en betwist telefonisch iets van Willemsen te hebben vernomen.
4.13. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv ligt de bewijslast van de stelling van [gedaagde] dat Willemsen niet adequaat heeft gereageerd op zijn brief van 6 januari 2003 - en daarmee haar zorgplicht heeft verzaakt - in beginsel bij hem. Nu echter vast staat dat de voormelde brief pas op 5 maart 2004 is gevolgd door de in r.ov. 2.14 aangehaalde brief van Willemsen aan de ziektekostenverzekeraar waarin hij die verzekeraar van de inschrijvingen in het ziekenfonds kennis stelt, is de rechtbank van oordeel dat behoudens tegenbewijs vast is komen te staan dat Willemsen inderdaad op de brief van 6 januari 2003 niet de stappen heeft ondernomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon mogen worden verwacht. De rechtbank overweegt daarbij dat het eenmalig sturen van de brief van 15 januari 2003 - vooralsnog in het middengelaten of die [gedaagde] heeft bereikt - zonder nogmaals te rappeleren in dat kader onvoldoende is, terwijl de gestelde telefonische contacten onvoldoende zijn geconcretiseerd.
Willemsen zal daarom worden toegelaten tot het tegenbewijs van het behoudens dit tegenbewijs vaststaande feit dat zij niet adequaat heeft gereageerd op de brief van [gedaagde] van 6 januari 2003, en daarmee tekort is geschoten in haar verplichting te handelen als een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon.
4.14. Willemsen heeft nog betwist, althans zo begrijpt de rechtbank haar stellingen, dat [gedaagde] schade heeft geleden ten gevolge van de dubbele dekking en de daarmee samenhangende dubbele premies, omdat de aan het ziekenfonds betaalde premies gerestitueerd kunnen worden. De bewijslast van de door [gedaagde] gestelde schade ligt in beginsel bij hem. De rechtbank overweegt daarbij dat de door Willemsen te vergoeden schade - afhankelijk van het resultaat van de in 4.13 gegeven tegenbewijsopdracht - hooguit kan zien op dubbele premie¬betaling tussen het verzenden van de fax van 6 januari 2003, althans het uitblijven van een rappel, en het uitschrijven bij de ziektekostenverzekeraar. In afwachting van de bewijslevering op de in r.ov. 4.6, 4.8 en 4.13 genoemde punten houdt de rechtbank de beslissingen over het vaststellen van de hoogte van de schade aan.
4.15. Ook alle overige beslissingen worden aangehouden.
4.16. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt Willemsen op bewijs te leveren van het door hem gesteld saldo van de rekening-courant verhouding per 24 mei 2007,
5.2. laat Willemsen toe tot het tegenbewijs van het behoudens dit tegenbewijs vaststaande feit dat zij niet adequaat heeft gereageerd op de brief van [gedaagde] van 6 januari 2003,
5.3. draagt [gedaagde] op te bewijzen dat Willemsen hem heeft toegezegd dat zij teveel betaalde premies in verband met dubbele verzekering (bij ziekenfonds en ziektekosten¬verzekeraar) zou vergoeden en dat dit bedrag in mindering zou worden gebracht op het Willemsen toekomende saldo uit de rekening-courantverhouding,
5.4. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 18 juni 2008 voor uitlating door Willemsen en door [gedaagde] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.5. bepaalt dat Willemsen en [gedaagde], indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel bewijsstukken willen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.6. bepaalt dat Willemsen en [gedaagde], indien zij getuigen willen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op woensdagen in de maanden juli tot en met oktober 2008 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald,
5.7. bepaalt dat de getuigenverhoren zullen plaatsvinden op de terechtzitting van mr. T.P.E.E van Groeningen in het paleis van justitie te [woonplaats] aan de Walburgstraat 2-4,
5.8. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.9. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2008.