ECLI:NL:RBARN:2008:BD4215

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/511717-07
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Prisse
  • mr. Van de Wetering
  • mr. Morsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bedrijf wegens overtredingen van de Wet milieubeheer

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 9 juni 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [bedrijf verdachten A en B] B.V. De rechtbank heeft het bedrijf veroordeeld tot een geldboete van € 7.500,- wegens het overtreden van de Wet milieubeheer. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de afgifte van gevaarlijke afvalstoffen, waaronder koolstoffilters en asbesthoudend materiaal, door het bedrijf in de periode van januari 2005 tot en met 23 januari 2007. De rechtbank oordeelde dat het bedrijf niet de vereiste meldingen had gedaan aan de bevoegde instanties, wat in strijd was met de wet.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het bedrijf zich meermalen niet heeft gehouden aan de voorschriften verbonden aan de vergunning die was verleend door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland. Dit betrof onder andere het niet vrijhouden van de openbare weg tijdens de aanvoer en afvoer van afval, het overschrijden van de maximaal vergunde hoeveelheid te verwerken puingranulaat, en het onjuist omgaan met asbest. De officier van justitie had een hogere geldboete van € 50.000,- geëist, maar de rechtbank achtte een boete van € 7.500,- passend, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

De rechtbank heeft de vrijspraak uitgesproken voor een aantal andere tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat het bedrijf deze had begaan. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten, evenals de relevante artikelen van de Wet milieubeheer. De rechtbank benadrukte het belang van een juiste normhandhaving en het voorkomen van milieuschade.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
zittinghoudende te Zutphen
Meervoudige economische strafkamer
Parketnummer: 05/511717-07
Uitspraak d.d.: 9 juni 2008
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[bedrijf verdachten A en B] B.V.,
gevestigd te: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 26 mei 2008.
Nietigheid van de dagvaarding
Door de raadsman is ter terechtzitting betoogd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard, nu – wegens het ontbreken van de toevoeging B.V. in de kop van de tenlastelegging – niet duidelijk is wie in deze zaak gedagvaard is.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt dat uit de dagvaarding, waaraan een uittreksel van de Kamer van Koophandel is bevestigd, alsmede uit de aanwezigheid ter terechtzitting van [verdachte A] als vertegenwoordiger van de rechtspersoon, geen twijfel kan bestaan wie als verdachte in de onderhavige zaak terecht moet staan.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 november 2005 tot en met 5 december 2005 te Uden en/of Velddriel en/of Maasdriel, al dan niet opzettelijk, zich door afgifte aan een ander van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, te weten een grote partij (vier keer, althans 1 keer 45 kubieke meter) geschilderd hout, althans vervuild hout, heeft ontdaan;
(ZD 3.2)
art 10.37 lid 1 Wet milieubeheer
2.
hij/ [bedrijf verdachten A en B] te Velddriel en/of Kerkdriel als een persoon, als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a of b van de Wet milieubeheer, aan wie in of omstreeks de periode van januari 2005 tot en met 23 januari 2007 meermalen bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, te weten koolstoffilters en/of sloopafval van [bedrijf 2 verdachten A en B] BV afkomstig en/of asfalt(houdend materiaal) en/of asbest (houdend) materiaal, werden afgegeven, (telkens) al dan niet
opzettelijk, niet met betrekking tot voornoemde afgifte, aan een door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen instantie, de naam en/of het adres van degene van wie de afvalstoffen afkomstig waren en/of de datum van afgifte en/of de gebruikelijke benaming en hoeveelheid van de afvalstoffen en/of de plaats en de wijze waarop de afvalstoffen werden afgegeven en/of de wijze waarop de afvalstoffen werden verwijderd, heeft vermeld, immers had hij/[bedrijf verdachten A en B] op of omstreeks 23 januari 2007
die melding nog niet gedaan;
(zd 3.1 hoofdstuk 2)
art 10.40 lid 1 ahf/ond b Wet milieubeheer
3.
hij/de rechtspersoon [bedrijf verdachten A en B] in of omstreeks de periode van 01 september 2005 tot en met 22 januari 2007 te Maasdriel en/of Velddriel, tezamen en in vereniging met een ander, terwijl aan verdachte door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland bij besluit van 7 maart 2000 een vergunning, nummer [nummer] krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente oprichten en in werking hebben van een inrichting bestemd voor een transportbedrijf, aannemingsbedrijf voor grond weg en waterbouw, grond, zand en grindhandel, op en overslag van bouw- en sloopafval, puinbreken en een gemeentelijke milieustraat, zijnde in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I en/of III van Inrichtingen en vergunningenbesluit Milieubeheer, zich, meermalen, al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning en/of de bij betreffende vergunning behorende veranderingsvergunning gedateerd, beschikking dd 24 november 2005, immers
- heeft de rechtspersoon/verdachte meermalen containers op de openbare weg gehad, en daarmee de openbare weg niet zo veel mogelijk tijden het bevoorraden van de inrichting en/of de aanvoer en afvoer van afval vrijgehouden (voorwaarde 1.12 vergunning);
- heeft de rechtspersoon/verdachte de maximaal vergunde hoeveelheid te verwerken puingranolaat in het jaar 2005 en 2006 overschreden (voorwaarde 8.1 vergunning);
- heeft de rechtspersoon/verdachte meermalen de afvalstof asfalt ingenomen (voorwaarde 6.2 vergunning);
- heeft de rechtspersoon/verdachte meermalen asbest op het terrein gehad dat niet stofdicht was aangeleverd en/of verpakt (voorwaarde 6.2vergunning);
- heeft de rechtspersoon/verdachte meermalen asbest geaccepteerd van anderen dan particulieren en/of buiten de openingstijden van de milieustraat om (voorwaarde 6.2 vergunning)
- heeft de rechtspersoon/verdachte een of meer (deels) gevulde containers opgeslagen gehad op het 'buiten opslagterrein' aan [adres] (voorschrift 1.1 van de veranderingsvergunning)
art 18.18 Wet milieubeheer
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, aangezien uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte enige betrokkenheid bij dit feit heeft gehad.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
[bedrijf verdachten A en B] te Velddriel en/of Kerkdriel als een persoon, als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a of b van de Wet milieubeheer, aan wie omstreeks de periode van januari 2005 tot en met 23 januari 2007 meermalen bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, te weten koolstoffilters en sloopafval van [bedrijf 2 verdachten A en B] BV afkomstig en asfalt(houdend) materiaal en asbest(houdend) materiaal, werden afgegeven, telkens opzettelijk, niet met betrekking tot voornoemde afgifte, aan een door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen instantie, de naam en het adres van degene van wie de afvalstoffen afkomstig waren en de datum van afgifte en de gebruikelijke benaming en hoeveelheid van de afvalstoffen en de plaats en de wijze waarop de afvalstoffen werden afgegeven en de wijze waarop de afvalstoffen werden verwijderd, heeft vermeld, immers had [bedrijf verdachten A en B] op 23 januari 2007 die melding nog niet gedaan;
3.
hij/de rechtspersoon [bedrijf verdachten A en B] omstreeks de periode van 1 september 2005 tot en met
22 januari 2007 te Maasdriel en/of Velddriel, terwijl aan verdachte door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland bij besluit van 7 maart 2000 een vergunning, nummer [nummer] krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente oprichten en in werking hebben van een inrichting bestemd voor een transportbedrijf, aannemingsbedrijf voor grond weg en waterbouw, grond, zand en grindhandel, op en overslag van bouw- en sloopafval, puinbreken en een gemeentelijke milieustraat, zich meermalen, opzettelijk, heeft gedragen in strijd met voorschriften verbonden aan voormelde vergunning en/of de bij betreffende vergunning behorende veranderingsvergunning gedateerd, beschikking d.d. 24 november 2005, immers
- heeft de rechtspersoon meermalen containers op de openbare weg gehad, en daarmee de openbare weg niet zo veel mogelijk tijdens het bevoorraden van de inrichting en/of de aanvoer en afvoer van afval vrijgehouden (voorwaarde 1.12 vergunning);
- heeft de rechtspersoon de maximaal vergunde hoeveelheid te verwerken puingranulaat in het jaar 2005 en 2006 overschreden (voorwaarde 8.1 vergunning);
- heeft de rechtspersoon meermalen de afvalstof asfalt ingenomen (voorwaarde 6.2 vergunning);
- heeft de rechtspersoon meermalen asbest geaccepteerd van anderen dan particulieren en/of buiten de openingstijden van de milieustraat om (voorwaarde 6.2 vergunning)
- heeft de rechtspersoon (deels) gevulde containers opgeslagen gehad op het 'buiten opslagterrein' aan [adres] (voorschrift 1.1 van de veranderingsvergunning).
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders onder 2 en 3 is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 2: Overtreding van voorschriften gesteld krachtens artikel 10.40 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
Feit 3: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete
van € 50.000,-.
2. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, waarbij zij in het bijzonder rekening heeft gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving. Het is van belang dat op een juiste manier met afvalstoffen wordt omgegaan om eventuele schade aan het milieu te voorkomen. In dit verband is tevens van belang om inzicht te geven in de afvalstromen. Daarnaast is met de aan de rechtspersoon opgelegde vergunningsvoorwaarden tevens beoogd dat andere verkeersdeelnemers zo min mogelijk hinder ondervinden van werkzaamheden van het bedrijf.
3. De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat zij niet eerder veroordeeld is voor soortgelijke feiten.
4. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van na te melden hoogte passend is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op:
- de artikelen 23, 24, 51, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- de artikelen 10.37, 10.40 en 18.18 van de Wet milieubeheer.
Beslissing
De meervoudige economische strafkamer in deze rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder 2 en 3 is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 7.500,-- (zevenduizendvijfhonderd euro).
Aldus gewezen door mr. Prisse, voorzitter, mrs. Van de Wetering en Morsink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juni 2008.