ECLI:NL:RBARN:2008:BD5244

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
523330 - CV EXPL 07-9119
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenzijdige wijziging van reiskostenregeling door werkgever in strijd met arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 28 april 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eisende partij], en zijn werkgever, Hago Nederland B.V. De werknemer vorderde een verklaring voor recht dat hij recht had op de in november 2004 overeengekomen reiskostenvergoeding van € 0,14 per kilometer voor zijn woon-werkverkeer. De werkgever had de reiskostenregeling eenzijdig gewijzigd om deze in overeenstemming te brengen met de CAO, waarbij een afbouwregeling werd aangeboden. De werknemer betwistte de rechtmatigheid van deze wijziging, aangezien er geen eenzijdig wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomst was opgenomen.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet gerechtigd was om de reiskostenregeling eenzijdig te wijzigen. De rechter stelde vast dat de arbeidsovereenkomst geen bepalingen bevatte die een eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden mogelijk maakten. De kantonrechter wees erop dat de instemming van de vakbond met de wijziging niet betekende dat de werknemer ook gebonden was aan deze wijziging. De rechter concludeerde dat de werkgever onvoldoende grond had om de wijziging door te voeren en dat de werknemer recht had op de oorspronkelijke reiskostenvergoeding.

De vordering van de werknemer werd toegewezen, met uitzondering van het reeds betaalde afbouwbedrag van € 196,69. De kantonrechter wees ook de proceskosten toe aan de werknemer en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken in arbeidsovereenkomsten en de bescherming van werknemers tegen eenzijdige wijzigingen door werkgevers zonder voldoende juridische basis.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 523330 \ CV EXPL 07-9119 \ 343shb
uitspraak van 28 april 2008
Vonnis
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te Oldenzaal
eisende partij
gemachtigde mr. C.M.J. Ruijters
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hago Nederland B.V.
gevestigd te Arnhem
gedaagde partij
gemachtigde mr. B.P.H. Hautvast
Partijen worden hierna [eisende partij] en Hago genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het tussenvonnis van 18 februari 2008
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 18 maart 2008.
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
[eisende partij] is sinds 1 december 2001 in dienst bij Hago, laatstelijk in de functie van medewerker modulair en keerpunt reiniger, tegen een salaris van €2.078,16 bruto per vier weken. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf van toepassing.
Bij brief van 17 november 2004 heeft Hago [eisende partij] medegedeeld dat hij met ingang van periode 6 van 2004 recht heeft op een reiskostenvergoeding van huis naar zijn werkplek in Hengelo of Enschede. Deze vergoeding bedraagt € 0,14 per kilometer per gewerkte dag.
Bij brief van 16 januari 2007 heeft Hago [eisende partij] medegedeeld dat de reiskostenvergoeding zou worden gewijzigd en dat [eisende partij] aanspraak kon maken op een afbouwregeling van een bedrag ineens ad € 196,69. In de brief staat vermeld dat Hago de reiskostenvergoeding wijzigt in het kader van een transparant en eenduidig personeelsbeleid, waarbij de vergoeding in overeenstemming wordt gebracht met de CAO die ook van toepassing is op collega’s van [eisende partij]. Het bedrag van € 196,69 is in februari 2007 aan [eisende partij] betaald, onder inhouding van loonheffing. Hago past sindsdien de in de CAO opgenomen reiskostenregeling toe.
De vordering en het verweer
[eisende partij] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bijvoorraad, te verklaren voor recht dat hij recht heeft op de in november 2004 overeengekomen reiskostenvergoeding en voorts Hago te veroordelen tot betaling aan [eisende partij] van de vergoeding van € 0,14 per kilometer per gewerkte dag van de door [eisende partij] na februari 2007 afgelegde kilometers van zijn huis naar zijn werkplek in Hengelo of Enschede, zulks onder aftrek van het aan eiser in februari 2007 betaalde bedrag van € 196,69, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat de bedragen zijn verschuldigd, kosten rechtens.
[eisende partij] legt aan zijn vordering ten grondslag dat het Hago niet vrijstond de arbeidsovereenkomst eenzijdig te wijzen, omdat de arbeidsovereenkomst in een dergelijke mogelijkheid niet voorziet. De arbeidsovereenkomst bevat geen eenzijdig wijzigingsbeding, als bedoeld in artikel 7:613 BW.
Hago voert gemotiveerd verweer tegen deze vordering, waarop hieronder zonodig zal worden ingegaan.
De beoordeling
Partijen zijn het erover eens dat de overeengekomen reiskostenvergoeding als een aanvulling op de arbeidsovereenkomst moet worden beschouwd. De kantonrechter stelt bij zijn beoordeling voorop dat de hoofdregel van het overeenkomstenrecht is dat eenzijdige wijziging van een overeenkomst niet mogelijk is.
Hago heeft primair als verweer aangevoerd dat, hoewel geen eenzijdig wijzigingsbeding is overeengekomen, het voor haar toch mogelijk was de arbeidsovereenkomst eenzijdig te wijzigen. Zij beroept zich primair op artikel 7:611 BW, onder verwijzing naar het Taxi Hofman arrest. De Hoge Raad heeft in dat arrest overwogen dat uit art. 7:611 BW volgt dat een werknemer op redelijke voorstellen van de werkgever, verband houdende met gewijzigde omstandigheden op het werk, in het algemeen positief behoort in te gaan en dergelijke voorstellen alleen mag afwijzen wanneer aanvaarding niet van hem kan worden gevergd. Hago heeft ter onderbouwing van dit primaire verweer gesteld dat haar belang bij de eenzijdige wijziging bestaat uit een helder en eenduidig personeelsbeleid, waarbij zij het van belang acht dat de reiskostenregelingen binnen haar bedrijf in overeenstemming worden gebracht met de CAO. De kantonrechter is van oordeel dat de wens van Hago om de arbeidsvoorwaarden in overeenstemming te brengen met de (minimum)voorwaarden uit de CAO, ook gelet op het hiervoor aangehaalde arrest, op zichzelf onvoldoende reden is om een eenzijdige wijziging te rechtvaardigen.
Hago heeft verder, ter onderbouwing van dit primaire verweer, gesteld dat sprake is van gewijzigde omstandigheden op het werk, bestaande uit een wijziging van de werklocatie van [eisende partij] van Hengelo naar Enschede. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat deze wijziging van werklocatie al was voorzien in de overeengekomen reiskostenregeling (‘Hengelo of Enschede’), zodat deze wijziging redelijkerwijs niet kan leiden tot wijziging van de reiskostenregeling. Nu andere gewijzigde omstandigheden niet gesteld of gebleken zijn, kan het primaire verweer van Hago niet slagen.
Het subsidiaire verweer van Hago betreft de toepassing van art. 6:248 BW. Hago stelt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eisende partij] ongewijzigde instandhouding van zijn arbeidsvoorwaarden verlangt. Hago acht het onwenselijk dat van de CAO afwijkende individuele afspraken bestaan, mede omdat dit een ongelijke behandeling van [eisende partij] ten opzichte van andere werknemers tot gevolg heeft.
De kantonrechter overweegt ten aanzien van dit subsidiaire verweer als volgt. Op grond van vaste rechtspraak (HR 30 januari 2004, JAR 2004, 68) kan, ook in geval werknemers gelijke arbeid in gelijke omstandigheden verrichten, zonder dat voor een verschil in beloning een objectieve rechtvaardigingsgrond valt aan te wijzen, dit niet zonder meer tot de slotsom leiden dat zij een gelijke beloning behoren te krijgen. Hago heeft haar subsidiaire verweer niet nader onderbouwd, zodat de kantonrechter niet is gebleken dat sprake is van ongelijke beloning, en evenmin van de noodzaak deze op te heffen door een eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden. De kantonrechter is ook overigens niet gebleken dat instandhouding van de arbeidsvoorwaarde van [eisende partij] onaanvaardbaar zou zijn in de zin van art.6:248 lid 2 BW. Hago heeft die stelling niet nader onderbouwd met feiten, waaruit dat zou kunnen blijken.
Meer subsidiair heeft Hago aangevoerd dat de reiskostenregeling is komen te vervallen omdat [eisende partij] is overgeplaatst van Hengelo naar Enschede en de regeling in 2004 is aangegaan omdat [eisende partij] naar Hengelo werd overgeplaatst. Dit standpunt stemt naar het oordeel van de kantonrechter echter niet overeen met hetgeen in de regeling is bepaald. In de regeling staat immers dat de reiskostenvergoeding wordt betaald bij plaatsing in Enschede of Hengelo. Dat [eisende partij] in de dagvaarding opmerkt dat hij de reiskostenregeling indertijd aangeboden heeft gekregen omdat hij naar Hengelo werd overgeplaatst (en daar weinig gegadigden voor waren) doet daar niet aan af.
Hago heeft verder nog gesteld dat zowel het FNV als de Ondernemingsraad akkoord zijn gegaan met de eenzijdige wijziging van de reiskostenregeling. Hago heeft niet gesteld welke consequentie dit zou moeten hebben. Voor zover Hago daarmee bedoelt te zeggen dat [eisende partij] geacht wordt gebonden te zijn aan de door FNV en OR aanvaarde wijziging van de reiskostenregeling, faalt dit verweer. Tenzij sprake is van een collectieve arbeidsovereenkomst waaraan [eisende partij], door hetzij een vakbondslidmaatschap hetzij een algemeen verbindend verklaring, gebonden zou zijn, neemt de instemming van een vakbond of OR niet weg dat [eisende partij] ook zelf nog moet instemmen met het eenzijdig wijzigen van zijn arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter gaat, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, aan het door Hago gedane bewijsaanbod voorbij.
De kantonrechter is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat de vordering aan [eisende partij] dient te worden toegewezen, evenwel onder verrekening met het betaalde afbouwbedrag van € 196,69 bruto, zoals door [eisende partij] ook is voorgesteld.
Hago heeft verzocht om matiging van de wettelijke rente, omdat zij gerechtvaardigd heeft kunnen en mogen vertrouwen op de verklaring van de vakbond dat deze instemde met de wijziging van de regeling en namens haar leden geen vordering zou instellen, althans haar leden hierover negatief zou adviseren. Dat de vakbond heeft ingestemd met de eenzijdige wijziging van de regeling en haar leden daarover positief zou adviseren is naar het oordeel van de kantonrechter niet vast komen te staan. De wettelijke rente zal dan ook worden toegewezen.
Hago wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
De beslissing
De kantonrechter
verklaart voor recht dat eiser recht heeft op de in november 2004 overeengekomen reiskostenvergoeding;
veroordeelt Hago tot betaling aan [eisende partij] van:
a. de vergoeding van € 0,14 per kilometer per gewerkte dag van de door [eisende partij] na februari 2007 afgelegde kilometers van zijn huis naar zijn werkplek in Hengelo of Enschede, onder aftrek van het aan [eisende partij] betaalde bedrag van € 196,69 bruto;
b. de wettelijke rente over de onder a. verschuldigde bedragen vanaf de data van opeisbaarheid van die bedragen tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Hago in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eisende partij] begroot op € 84,31 aan dagvaardingskosten, € 106,00 aan vastrecht en € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2008.