ECLI:NL:RBARN:2008:BD5450

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
164100
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsprocedure tegen rechter in civiele zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 7 april 2008 uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoekster, wonende te Nijmegen, heeft wraking verzocht van de rechter in een civiele procedure met zaaknummer 164100 / KV RK 07-1417. De wrakingsgrond was dat de rechter de zitting van 18 maart 2008 niet heeft willen uitstellen, terwijl verzoekster wegens een medische opname niet zelf kon verschijnen. Verzoekster stelde dat de rechter de belangen van haar broer zwaarder liet wegen dan die van haar, wat de schijn van partijdigheid zou wekken. De rechtbank heeft de procedure en de eerdere zittingen in de zaak in overweging genomen, waaronder de zittingen van 18 december 2007 en 30 januari 2008, waar de rechter uitvoerig met beide partijen had gesproken. De rechter heeft in zijn verweer aangegeven dat de persoonlijke aanwezigheid van verzoekster niet noodzakelijk was en dat de zaak al lange tijd liep, waardoor een spoedige voortgang van belang was. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat verzoekster geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maken. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij de beslissing is gemotiveerd en vastgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 164100 / KV RK 07-1417
Beschikking van 7 april 2008
inzake
[verzoekster]
wonende te Nijmegen,
verzoekster tot wraking,
(hi[verzoekster]verzoekster])
procureur mr. E.C.N. Amory,
en
[de rechter],
in zijn hoedanigheid van rechter in de zaak tussen verzoekster en haar [broer] (hi[(naam)][haar broer]) met zaak- / rekestnummer 164100 / KV RK 07-1417.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van behandeling van een verzoekschrift in genoemde zaak met zaak- / rekestnummer 164100 / KV RK 07-1417, gehouden op 18 maart 2008, met daaraan gehecht het wrakingsverzoek
- het verweerschrift van 20 maart 2008 van [de rechter]
- de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 7 april 2008
- de pleitnota van mr. Amory
- de pleitnota van mr. C.W. Reintjes, raadsma[(naam)][haar broer] in de procedure met zaak- /rekestnummer KV RK 07-1417.
1.2. De rechtbank heeft aan het einde van de zitting op 7 april 2008 mondeling uitspraak gedaan en het verzoek tot wraking afgewezen. De motivering waarop die beslissing steunt, wordt hierna vastgelegd.
2. De feiten
2.1. In de verzoekschriftprocedure met zaak- / rekestnummer 164100 / KV RK 07-1417 vo[(naam)][haar broer] op grond van artikel 2:298 BW het ontsla[verzoekster]verzoekster] als bestuurster van de Stichting Kleinschalige Werkgelegenheid (SKW). Tevens heeft hij in die procedure bij wijze van voorlopige voorziening de schorsing gevorder[verzoekster]verzoekster] als bestuurster van SKW. De rechtbank heeft het verzoekschrift
op 12 december 2007 ontvangen. Op 13 december 2008 is vervolgens aan de procureurs van
[(naam[verzoekster]verzoekster] bericht dat de behandeling van het verzoekschrift zou plaatsvinden op 18 december 2007. De raadsma[verzoekster]verzoekster] heeft bezwaar gemaakt tegen behandeling van het verzoekschrift op die korte termijn. [de rechter] heeft vervolgens beslist dat op 18 december 2007 de gevraagde voorlopige voorziening tot schorsin[verzoekster]verzoekster] als bestuurster van SKW zou worden behandeld en dat de behandeling van het verzoek tot ontsla[verzoekster]verzoekster] (de hoofdzaak) zou worden uitgesteld tot in januari 2008. Vervolgens is ter zitting op 18 december 2007 het schorsingsverzoe[(naam)][haar broer] behandeld als ook het verzoe[verzoekster]verzoekster] tot schorsin[(naam)][haar broer] als bestuurder van SKW. Zowel [(naam)[verzoekster]verzoekster] zijn op 18 december 2007 ter zitting verschenen, vergezeld van hun raadslieden. Bij beschikking van 21 december 2007 zijn de over en weer gevorderde schorsingsverzoeken afgewezen.
2.2. Ter zitting van 30 januari 2008 is de hoofdzaak behandeld. Tijdens die zitting hebben de raadslieden van [(naam[verzoekster]verzoekster] in eerste termijn de zaak bepleit. [(naam[verzoekster]verzoekster] zijn daarbij ook zelf aan het woord geweest. Ter zitting is vervolgens afgesproken dat ter beëindiging van de geschillen mediation zou worden beproefd. [de rechter] heeft in dat verband ter zitting medegedeeld dat de raadslieden van [(naam[verzoekster]verzoekster] de zaak in tweede termijn zouden kunnen bepleiten, als mediation niet zou slagen, tijdens een (dan) te bepalen voortzetting van de mondelinge behandeling.
2.3. Met inachtneming van de door mr. Reintjes en de vervolgens ook door mr. Amory opgegeven verhinderdata is de zitting van 18 maart 2008 gepland. Bij brieven van 27 februari 2008 van de rechtbank is de zittingsdag aan partijen medegedeeld.
2.4. Mr. Amory heeft bij faxbrief van 13 maart 2008 de rechtbank geschreve[verzoekster]verzoekster] als gevolg van een medische operatie niet op 18 maart 2008 ter zitting kan verschijnen. Om die reden heeft hij om uitstel van de zitting gevraagd.
2.5. Mr. Reintjes heeft bij faxbrief van 14 maart 2008 aan de rechtbank bericht dat de zitting van 18 maart 2008 door dient te gaan - onder meer - omdat mr. Amory over voldoende informatie beschikt om n[verzoekster]verzoekster] het woord te kunnen voeren.
2.6. Bij faxbrief van 17 maart 2008 heeft mr. Amory een verklaring van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) aan de rechtbank gestuurd. Daarin staa[verzoekster]verzoekster] van 13 tot 19 maart 2008 opgenomen is in het UZA. De rechtbank had mr. Amory naar aanleiding van de faxbrief van 13 maart 2008 om een medische verklaring gevraagd.
2.7. [de rechter] heeft besloten de zitting van 18 maart 2008 doorgang te laten vinden. Op 17 maart 2008 is dat medegedeeld aan mr. Amory en mr. Reintjes.
2.8. Mr. Reintjes heeft bij faxbrief van 17 maart 2008 in de hoofdzaak nog vier producties aan de rechtbank en aan mr. Amory gestuurd.
2.9. Bij aanvang van de zitting op 18 maart 2008 heeft mr. Amory n[verzoekster]verzoekster] het wrakingsverzoek tegen [de rechter] ingediend.
3. Het verzoek en het verweer[verzoekster]verzoekster] verzoekt wraking van [de rechter] omdat [de rechter]
de zitting van 18 maart 2008 niet heeft willen uitstellen. Daar kon zij niet zelf verschijnen, omdat zij op 18 maart 2008 nog was opgenomen in het UZA. Bovendien had zij hierdoor onvoldoende tijd om een reactie voor te bereiden op de stukke[(naam)][haar broer] één dag voor de geplande zitting nog had toegestuurd, [verzoekster]verzoekster]. Zij stelt dat zij door gebeurtenissen rondom en tijdens eerdere zittingen voordien ook al het gevoel had dat [de rechter] de belange[(naam)][haar broer] zwaarder liet wegen dan die van haar. Het niet uitstellen van de zitting van 18 maart 2008, ondanks de overgelegde medische verklaring van het UZA waar door de griffier om was gevraagd en ondanks de late toezending van diverse producties[(naam)][haar broer], heeft de doorslag gegeven voor de indiening van het verzoek tot wraking van [de rechter]. Vo[verzoekster]verzoekster] heeft [de rechter] met zijn handelwijze de grondbeginselen van een eerlijk proces geschonden, te weten het beginsel van de “equality of arms” en het daartoe behorende beginsel van hoor en wederhoor. Daardoor is naar haar mening op zijn minst genomen de schijn van partijdigheid gewekt.
3.2 [de rechter] berust niet in de wraking. Bij zijn brief van 20 maart 2008 voert
[de rechter] als verweer dat hij niet vooringenomen is jegens [verzoekste[(naam)][haar broer] en dat de schijn van het tegendeel niet kan zijn gewekt door afwijzing van het verzoe[verzoekster]verzoekster] om de zitting van 18 maart 2008 uit te stellen. [de rechter] stelt daartoe dat de persoonlijke aanwezigheid van [verzoekste[(naam)][haar broer] ter zitting van 18 maart 2008 niet noodzakelijk was omdat hij hen al uitvoerig had gesproken ter zitting van 30 januari 2008 (en ook op de zitting van 18 december 2007). Tegen zijn voorstel
op 30 januari 2008 om een korte zitting te plannen waarop de advocaten in tweede termijn op elkaars standpunten zouden kunnen reageren als mediation niet zou slagen, is dan ook niet geprotesteerd, aldus [de rechter]. Hij stelt voorts dat de late toezending van nog enkele stukken ook geen aanleiding vormde voor uitstel, omdat mr. Amory zich naar zijn verwachting met die stukken wel zou redden, nu mr. Amory goed bekend is met de zaak. Volgens [de rechter] diende, gelet op het voorgaande en omdat de zaak al loopt vanaf 12 december 2007, een spoedige voortgang van de zaak te prevaleren boven het belan[verzoekster]verzoekster] bij uitstel van de zitting van 18 maart 2008. Om die reden heeft hij haar verzoek tot uitstel dan ook niet gehonoreerd.
4. De motivering van de beslissing
4.1. Gelet op artikel 36 Rv dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. In het kader van het onderhavige wrakingsverzoek moet de wrakingskamer beoordelen of dergelijke feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan.
4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM (en artikel 14 lid 1 IVBPR) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. [verzoekster]verzoekster] heeft haar verzoek tot wraking ingediend omdat
[de rechter] haar verzoek om de zitting van 18 maart 2008 uit te stellen niet heeft gehonoreerd. Opgeteld bij haar eerdere ervaring met - voor haar negatieve - regiebeslissingen van [de rechter] op en tijdens eerdere zittingen in deze kwestie ziet zij hierin grond tot wraking. Die eerdere ervaringe[verzoekster]verzoekster] zullen, hoewel zij reeds gelet op de inmiddels sedertdien verstreken tijd geen zelfstandige gronden voor wraking meer kunnen opleveren, als achtergrondinformatie worden betrokken bij de beoordeling van het verzoek.
[verzoekster]verzoekster] heeft niet weersproken dat [de rechter] uitgebreid met ha[(naam)][haar broer] heeft gesproken op de zittingen van 18 december 2007 en 30 januari 2008. Ook heeft zij niet weersproken dat partijen niet hebben geprotesteerd tegen het voorstel van [de rechter] ter zitting van 30 januari 2008 om een korte zitting te plannen voor de tweede termijn van de advocaten, als mediation niet zou slagen. Juist omdat
[de rechter] de zaak met [verzoekste[(naam)][haar broer] al uitvoerig had besproken en de zitting van 18 maart 2008 slechts bedoeld was voor re- en dupliek van de advocaten, maakt de verhinderin[verzoekster]verzoekster] ook zelf de zitting bij te wonen op zichzelf nog niet dat bij het door laten gaan van die zitting het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden. In de gegeven omstandigheden was door de aanwezigheid ter zitting van haar advocaat op adequate wijze voorzien in de behartiging van haar belangen en de mogelijkheid nog in tweede termijn te worden gehoord.
4.5. Aan het voorgaande doet niet af dat n[(naam)][haar broer] op 17 maart 2008 nog een viertal producties ten behoeve van de zitting waren toegezonden en dat mr. Amory niet in de gelegenheid was deze nog vóór de zittin[verzoekster]verzoekster] te bespreken. Deze situatie - dat kort vóór een zitting nog stukken door een partij worden toegezonden - doet zich vaak voor en is op zichzelf geen reden tot uitstel van een zitting. De rechter in een civiele procedure mag slechts beslissen aan de hand van stukken tot kennisneming waarvan en uitlating waarover aan partijen voldoende gelegenheid is gegeven. Als het gaat om bescheiden waarvan reeds de aard en omvang, gelet op het tijdstip waarop zij zijn overgelegd, het vermoeden wettigen dat tot de betrokken terechtzitting de tijd en gelegenheid voor een behoorlijke kennisneming ervan en een deugdelijke voorbereiding van verweer ertegen hebben ontbroken, dient de rechter - ook ambtshalve - erop te letten dat aan voormelde eis is voldaan en dient de rechter een daarmee in overeenstemming zijnde beslissing te geven waarvan, met het oog op de controle door de hogere rechter van de naleving van dit fundamentele beginsel, uit het vonnis of arrest of uit het proces-verbaal van de zitting dient te blijken (HR 29 november 2002, NJ 2004, 172). Dit geldt ook voor verzoekschriftprocedures (HR 17 februari 2006, NJ 2006, 156). [de rechter] zou zich tijdens de zitting van het voorgaande rekenschap hebben moeten geven en daarnaar hebben moeten handelen. De enkele inschatting van [de rechter] voorafgaand aan de zitting dat
mr. Amory zich wel zou redden met de op 17 maart 2008 nog toegezonden, hoofdzakelijk al bij beide partijen bekende stukken maakt niet dat hij in strijd met het voorgaande heeft beslist of dreigde te beslissen. Ter zitting zou hebben moeten blijken in hoeverre die verwachting van [de rechter] zou uitkomen en op welke wijze hij daarover zou beslissen, maar door de onmiddellijke wraking is het daarvan niet gekomen. In het licht van het voorgaande kan niet worden gezegd dat het beginsel van hoor en wederhoor en het beginsel van equality of arms ten nadel[verzoekster]verzoekster] is geschonden of dreigde te worden geschonden. Ook bezien tegen de achtergrond van de handelwijze van [de rechter] rondom de planning van en tijdens eerdere zittingen is daarvan geen sprake. Een objectief bestaande vrees voor partijdigheid is, dit alles overziend, niet gerechtvaardigd.
4.6. [de rechter] heeft verklaard dat hij op basis van een belangenafweging tot de beslissing is gekomen om de zitting van 18 maart 2008 door te laten gaan. Aan de zijd[(naam)][haar broer] heeft hij het beginsel in artikel 6 EVRM dat een ieder recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn meegewogen; aan de zijd[verzoekster]verzoekster] haar belang bij het persoonlijk bijwonen van de voortgezette mondelinge behandeling. In het licht van hetgeen hiervóór is overwogen kon [de rechter] in redelijkheid op 17 maart 2008 besluiten om een spoedige behandeling van de zaak zwaarder te laten wegen dan het belan[verzoekster]verzoekster] bij uitstel van de zitting,
nu het verzoekschrift al op 12 december 2007 was binnengekomen. Overigens [verzoekster]verzoekster] niet gevolgd in haar betoog dat met het opvragen door de rechtbank van een medische verklaring ter onderbouwing van haar uitstelverzoek logischerwijze is gegeven dat het verzoek zal worden ingewilligd. In het algemeen behoren verzoeken als het onderhavige met stukken te worden onderbouwd, zodat bij gebreke daarvan om nadere onderbouwing wordt verzocht. Op enige beslissing wordt daarmee niet vooruitgelopen.
Los daarvan wordt namelijk tegelijkertijd het standpunt van de andere partij ten aanzien van het uitstelverzoek ingewonnen. Op basis van al deze gegevens wordt uiteindelijk, na afweging van de aan beide zijden betrokken belangen, beslist.
4.7. De conclusie uit het vorenstaande i[verzoekster]verzoekster] geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit opgemaakt kan worden dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou hebben kunnen lijden. Het verzoek tot wraking moet dan ook worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E.G. Smedema (voorzitter), P.A. Huidekoper en C.M.E. Lagarde en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde uitgesproken op 7 april 2008. De motivering waarop deze beslissing steunt, is vastgelegd op 21 april 2008.
de griffier de voorzitter