ECLI:NL:RBARN:2008:BD6849

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
16 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
169301
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.L.J.C. van Emden-Geenen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een concurrentiebeding in kort geding tussen Weiss Enet en [gedaagde]

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Arnhem op 16 juni 2008 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Weiss Enet Industrietechniek B.V. en [gedaagde]. De hoofdvraag was of [gedaagde] gehouden kon worden aan het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding. Weiss Enet vorderde dat [gedaagde] zich gedurende een jaar na het vonnis zou houden aan dit beding, dat hem verbood om concurrerende activiteiten te ontplooien. De voorzieningenrechter oordeelde dat Weiss Enet voldoende aannemelijk had gemaakt dat er gegronde redenen waren om te vrezen voor een overtreding van het concurrentiebeding. De voorzieningenrechter wees de vordering van Weiss Enet toe, waarbij [gedaagde] werd geboden zich aan het concurrentiebeding te houden. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een voorschot op verbeurde boetes aan Weiss Enet.

De procedure begon met de dagvaarding van [gedaagde] en de eis in reconventie. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 mei 2008 werd duidelijk dat [gedaagde] zijn arbeidsovereenkomst met Weiss Enet had opgezegd en dat hij inmiddels in dienst was bij Airtemp, een directe concurrent van Weiss Enet. Weiss Enet stelde dat [gedaagde] zich niet aan het concurrentiebeding hield door klanten van Weiss Enet te benaderen. [gedaagde] voerde aan dat hij niet in overtreding was en dat het concurrentiebeding niet meer geldig was door wijzigingen in zijn functie en de rechtsvorm van Weiss Enet.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het concurrentiebeding van kracht bleef en dat Weiss Enet een legitiem belang had bij handhaving ervan. De voorzieningenrechter verwierp de argumenten van [gedaagde] en concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren dat hij het concurrentiebeding mogelijk had overtreden. De vordering van Weiss Enet werd toegewezen, en [gedaagde] werd verplicht om een maandelijkse vergoeding aan Weiss Enet te betalen gedurende de looptijd van het concurrentiebeding. De proceskosten werden gecompenseerd, en de vordering tegen de tweede gedaagde werd ingetrokken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 169301 / KG ZA 08-273
Vonnis in kort geding van 16 juni 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEISS ENET INDUSTRIETECHNIEK B.V.,
gevestigd te Tiel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur en advocaat mr. J.L.J.J. Nelissen te Tiel,
tegen
1. [gedaagde]
wonende te Weert,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.K.M. van Meer te ‘s-Hertogenbosch,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AIRTEMP TESTTECHNOLOGY B.V.,
gevestigd te Malden, gemeente Heumen,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Weiss Enet, [gedaagde] en Airtemp genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van respectievelijk 6 en 7 mei 2008
- de eis in reconventie
- de mondelinge behandeling op 21 mei 2008
- de verstekverlening tegen de niet verschenen gedaagde Airtemp
- de pleitnota van Weiss Enet
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald op 4 juni 2008. Na de zitting heeft de advocaat van [gedaagde] de voorzieningenrechter per fax verzocht om het verleende verstek te zuiveren. De voorzieningenrechter heeft partijen vervolgens bij brief van 26 mei 2008 medegedeeld dat het verzoek tot verstekzuivering is toegestaan. Voorts heeft zij een nieuwe datum, te weten 4 juni 2008, bepaald om de zaak tegen Airtemp te behandelen. Het vonnis in de zaak tegen [gedaagde] is vervolgens aangehouden. Bij faxbericht van 2 juni 2008 heeft de advocaat van Weiss Enet de voorzieningenrechter bericht dat de zaak tegen Airtemp is ingetrokken. Airtemp heeft bij faxbericht van 3 juni 2008 hiermee ingestemd. Desgevraagd is vervolgens vonnis in de zaak tegen [gedaagde] bepaald.
2. De feiten
2.1. Weiss Enet is een onderneming die zich bezig houdt met advies, levering en onderhoud van klimaattestsystemen (klimaatkasten) en ovens, die worden gebruikt door de farmaceutische en elektronica industrie en door onderzoeks- en keuringsinstanties.
2.2. Airtemp is een onderneming die ovens en klimaatkasten levert. Airtemp is een directe concurrent van Weiss Enet zoals ook [betrokkene 2] Testequipment B.V. en Klima- Testtechniek B.V.
2.3. [gedaagde] is met ingang van 1 september 1992 als commercieel medewerker buitendienst in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Weiss Enet. In de arbeidsovereenkomst die partijen zijn aangegaan is het volgende – voor zover hier relevant – opgenomen:
Artikel 8
Het is U op straffe van een onmiddellijk opeisbare boete van fl. 2.000,00 per dag gedurende welke U in overtreding bent, welke boete uitdrukkelijk ten behoeve van de vennootschap wordt bedongen, verboden om binnen een tijdvak van één jaar na beëindiging van de dienstbetrekking zaken als de vennootschap ten tijde van die beëindiging drijft op het gebied van temperatuur- en klimaatkasten/kamers te drijven of te doen drijven, daarin of daarvoor al dan niet in dienstbetrekking werkzaam te zijn, of daarbij financieel of anderszins, hetzij rechtstreeks hetzij zijdelings, betrokken te zijn. Van dit verbod is uitgezonderd het houden van ter beurse genoteerde effecten.
De vennootschap zal van bovenstaand beding geen gebruik maken indien de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever wordt beëindigd en/of medewerker zijn positie in belangrijke mate kan verbeteren.
2.4. [gedaagde] heeft vanaf de datum van zijn aanstelling als verkoper klimaatkasten verkocht in Zuid-Nederland (Limburg, Brabant en Zeeland). Vanaf 21 juli 1997 is [gedaagde] industrie- en laboratoriumovens in geheel Nederland gaan verkopen. Tevens bleef hij klimaatkasten verkopen in Zuid-Nederland. In 2006 is [gedaagde] naast ovens in geheel Nederland, klimaatkasten gaan verkopen in Limburg.
2.5. [gedaagde] heeft bij brief van 29 januari 2008 zijn arbeidsovereenkomst met Weiss Enet opgezegd tegen 1 maart 2008.
2.6. Weiss Enet heeft in haar e-mailbericht van 19 februari 2008 het door [gedaagde] ingediende ontslag bevestigd en [gedaagde] per 19 februari 2008 vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. Tevens heeft Weiss Enet [gedaagde] gewezen op het concurrentiebeding, zoals opgenomen in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst. Feitelijk verrichtte [gedaagde] na zijn opzegging op 29 januari 2008 al (bijna) geen werkzaamheden meer voor Weiss Enet.
2.7. Bij brief van 17 maart 2008 heeft Weiss Enet [gedaagde] gesommeerd om alle contacten met klanten/relaties van haar direct te verbreken en tevens om zijn contractuele (arbeids)relatie met Airtemp te beëindigen.
3. Het geschil in conventie
3.1. Weiss Enet vordert in conventie dat de voorzieningenrechter
I. [gedaagde] gebiedt op straffe van verbeurte van een dwangsom zich gedurende een periode van één jaar na het wijzen van dit vonnis onverkort te houden aan het met Weiss Enet overeengekomen concurrentiebeding zoals neergelegd in artikel 8 van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst,
II. [gedaagde] veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Weiss Enet te betalen een bedrag van € 15.000,-, zijnde een voorschot op de door [gedaagde] inmiddels verbeurde boetes, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.2. Weiss Enet legt aan haar vorderingen in conventie ten grondslag dat, [gedaagde] zich niet houdt aan het door partijen overeengekomen concurrentiebeding. [gedaagde] zou kort na het eindigen van zijn dienstverband enkele klanten van Weiss Enet hebben bezocht. Tevens zou [gedaagde] zich verbonden hebben aan Airtemp, een directe concurrent van Weiss Enet, om ten behoeve van haar ovens van het merk Eliog en klimaatkasten te gaan verkopen. Op deze wijze is [gedaagde] in directe concurrentie met Weiss Enet getreden, hetgeen gelet op het bepaalde in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst niet toegestaan is. Om die reden is [gedaagde] reeds een boete verschuldigd aan Weiss Enet.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [gedaagde] vordert in reconventie dat de voorzieningenrechter
primair:
het tussen Weiss Enet en [gedaagde] schriftelijk overeengekomen concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk matigt of schorst ingaande 1 februari 2008, althans tegen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen datum, totdat bij een eventuele uitvoerbaar verklaarde rechterlijke uitspraak ten gronde anders zal zijn beslist,
subsidiair:
Weiss Enet veroordeelt, zulks voor het geval de voorzieningenrechter oordeelt dat het concurrentiebeding in stand blijft, aan [gedaagde] per maand te voldoen, zulks voor de werking van het concurrentiebeding, een naar billijkheid vast te stellen vergoeding ter hoogte van het laatstgenoten bruto maandsalaris van € 4.328,-.
4.2. [gedaagde] legt het volgende aan zijn reconventionele vorderingen ten grondslag. In 1997 is de functie van [gedaagde] gewijzigd. [gedaagde] is in een ander, groter verkoopgebied andere producten gaan verkopen. De bedrijfsactiviteiten zijn eveneens gewijzigd. Bovendien is de juridische structuur van de onderneming veranderd. Op grond van deze omstandigheden heeft het concurrentiebeding zijn werking verloren; het beding is immers zwaarder gaan
drukken. Een nieuw concurrentiebeding is niet is overeengekomen.
[gedaagde] voert verder aan dat zich onder de concurrenten van Weiss Enet ex-werknemers van Weiss Enet bevinden. Weiss Enet heeft hen niet gebonden gehouden aan het concurrentiebeding. Met een beroep op het beginsel van gelijke behandeling van gelijke gevallen betoogt [gedaagde] dat Weiss Enet zich ook tegenover hem niet op het beding mag beroepen.
[gedaagde] heeft verder gesteld dat hij door de handelwijze van Weiss Enett feitelijk gedwongen werd om zijn arbeidsovereenkomst te beëindigen. Hij voelt zich ‘weggepest’ door de heer Zijlstra, directeur van Weiss Enet, omdat deze hem zijn bonus ontnam, althans deze aan banden legde, en hem verbood om thuis te werken.
Ten slotte voert [gedaagde] het verweer dat hij het concurrentiebeding niet heeft overtreden en ook thans niet overtreedt. Hij is niet in dienst bij Airtemp en werkt ook niet op zakelijk gebied met Airtemp samen.
4.3. Weiss Enet voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie en in reconventie
5.1. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak en is, met uitzondering van de gevorderde boete, ook niet door [gedaagde] weersproken.
6. De beoordeling in conventie
6.1. De (hoofd)vraag die in deze procedure beantwoord moet worden is of [gedaagde] gehouden kan worden aan het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding. Vaststaat dat het beding uitsluitend ziet op het drijven van zaken op het gebied van klimaatkasten en dat het beperkt is tot de duur van één jaar na beëindiging van de dienstbetrekking, zodat het in beginsel vanaf 1 maart 2008 tot 1 maart 2009 geldt.
[gedaagde] heeft niet betwist dat de markt waarop Weiss Enet opereert zich beperkt tot de hiervoor onder 2.2. vermelde ondernemingen alsmede enkele kleine ondernemingen. Tussen partijen is in confesso dat [gedaagde] tijdens zijn dienstverband inzage gehad heeft in de bedrijfsgegevens van Weiss Enet en op de hoogte was van het complete klantenbestand en de handelwijze ten aanzien van het uitbrengen van offertes. Tevens heeft hij in zijn functie van commercieel medewerker buitendienst veelvuldig contact gehad met klanten van Weiss Enet.
Dit alles in aanmerking nemende kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geoordeeld worden dat Weiss Enet enerzijds een te respecteren belang heeft bij het handhaven van het concurrentiebeding, terwijl het beding gezien de duur en omvang niet onredelijk zwaar is.
6.2. Het meest verstrekkende verweer dat [gedaagde] heeft gevoerd is dat vanwege een wijziging van functie het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken, zodat hernieuwde schriftelijke vastlegging en ondertekening nodig zou zijn geweest om te bewerkstelligen dat het beding zijn gelding bleef behouden. Nu dit laatste niet is gebeurd, is het concurrentiebeding komen te vervallen.
6.3. De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer. Vanaf het moment dat [gedaagde] in dienst is getreden bij Weiss Enet verkocht hij klimaatkasten in Zuid-Nederland, maar ook (enkele) ovens. In 1997 is zijn werkterrein verlegd naar het verkopen van ovens in geheel Nederland. Tevens diende hij nog enkele klimaatkastprojecten af te handelen in Zuid-Nederland. Van belang is dat [gedaagde] vanaf het moment van indiensttreding werkzaam is geweest als algemeen commercieel medewerker buitendienst. Noch in zijn arbeidsovereenkomst, noch in de brief van 4 juni 1992 die was gevoegd bij de concept-arbeidsovereenkomst is aangegeven dat hij alleen klimaatkasten zou gaan verkopen. Evenmin is [gedaagde] aangenomen voor werkzaamheden in slechts een deel van Nederland. Daar komt bij dat [gedaagde] in 2006, naast ovens in geheel Nederland, weer klimaatkasten is gaan verkopen in Limburg.
Dit alles betekent dat van een functieverandering van [gedaagde] geen sprake is geweest. Evenmin is zijn werkterrein vergroot; [gedaagde] trad immers als algemeen commercieel medewerker in dienst. Hij is geen andere producten gaan verkopen dan die waarin Weiss Enet vanaf de aanvang van de arbeidsovereenkomst handel gedreven heeft.
Het voorgaande brengt derhalve mee dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende is aangetoond dat het terrein en/of het afzetgebied van Weiss Enet dusdanig is veranderd en evenmin dat de functie van [gedaagde] een wijziging heeft ondergaan, die van zo’n ingrijpende aard is dat er sprake was van een wijziging in de arbeidsverhouding. Het concurrentiebeding zoals opgenomen in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst is derhalve van kracht gebleven.
6.4. Voorts heeft [gedaagde] aangevoerd dat de rechtspersoon van Weiss Enet is gewijzigd waardoor het concurrentiebeding zou zijn komen te vervallen. Bij aanvang van indiensttreding was de naam van de werkgever van [gedaagde] Enet Equipment B.V. In oktober 1993 is Enet verkocht aan de firma Heraeus in Balingen (Duitsland) en is de naam veranderd in Heraeus Enet B.V., waarna in oktober 1994 Heraeus is verkocht aan Weiss Enet. Sindsdien luidt de naam van de werkgever van [gedaagde] Weiss Enet.
6.5. De voorzieningenrechter overweegt dat de aandelen van de besloten vennootschap weliswaar in andere handen zijn gekomen en dat de naam van de onderneming is gewijzigd, maar dat dat er niet toe leidt dat [gedaagde] in dienst is gekomen/geweest van een andere rechtspersoon. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog op dat bij een overgang van een onderneming in de zin van artikel 7:662 BW – voor zover hiervan in dit geval al sprake is – een met de vervreemder gesloten concurrentiebeding van rechtswege overgaat gaat op de verkrijger.
6.6. [gedaagde] heeft verder het verweer gevoerd dat Weiss Enet gelijke gevallen niet gelijk behandelt, aangezien drie andere ex-werknemers van Weiss Enet allen een concurrerende onderneming zijn gestart dan wel daarbij betrokken zijn, terwijl zij door Weiss Enet van hun concurrentiebeding zijn ontheven. Dat [gedaagde] daarentegen wel worden gehouden aan het concurrentiebeding acht hij niet rechtvaardig en onjuist, omdat hij niet gelijk als zijn vroegere collegae wordt behandeld.
6.7. Ten aanzien van dit verweer overweegt de voorzieningenrechter dat Weiss Enet gemotiveerd heeft aangetoond dat ten aanzien van haar ex-werknemers andere omstandigheden een rol speelden. Met een werknemer, de heer B. Hagenbeek van Airtemp werd geen concurrentiebeding overeengekomen, terwijl met de heer J. de Groot van Klima-Testtechniek in het kader van een ontslagprocedure afspraken zijn gemaakt; het vertrek van de heer [betro[betrokkene 2] ([betrokkene 2] Test Equipment B.V.) vond lang geleden onder andere omstandigheden plaats. [gedaagde] heeft het door Weiss Enet gestelde niet althans onvoldoende weersproken, zodat de voorzieningenrechter zijn verweer van ongelijke behandeling, wat daarvan verder zij, verwerpt.
6.8. Vervolgens heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij door het gedrag van zijn voormalig directeur (wegpesten) gedwongen werd ontslag te nemen zodat niet van een ontslagname mag worden uitgegaan en de arbeidsovereenkomst feitelijk door toedoen van Weiss Enet beëindigd is, waardoor Weiss Enet geen aanspraak kan maken op het nakomen van het concurrentiebeding door [gedaagde].
6.9. Vooropgesteld wordt dat voornoemde feiten - zo al juist – er in beginsel niet aan in de weg staan dat het concurrentiebeding zijn geldigheid blijft behouden. Doch zelfs al zou worden aangenomen dat deze feiten aan een beroep op het beding in de weg staan, dan staat de toedracht van de feiten niet althans onvoldoende vast.
Uit de in deze procedure overgelegde stukken blijkt dat partijen van inzicht verschilden over onder meer een thuiswerk- en bonusregeling en dat partijen daarover vanaf medio 2007 meningsverschillen over hadden. De directeur van Weiss Enet heeft, zo blijkt uit de stukken, tevens zijn ontevredenheid over het functioneren van [gedaagde] geuit. Echter, hij heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter alleszins redelijke voorstellen gedaan ten einde te bewerkstelligen dat partijen op een prettige en juiste wijze invulling konden geven aan hun arbeidsrelatie. Aan [gedaagde] is in alle redelijkheid de mogelijkheid geboden om zijn arbeidsprestaties te verbeteren. Bovendien waren voornoemde problemen, die voor [gedaagde] kennelijk aanleiding zijn geweest om zijn arbeidsovereenkomst op te zeggen, mogelijk op te lossen geweest door middel van overleg en/of door het aanhangig maken van een procedure.
Gezien het karakter van een procedure als de onderhavige waarin een meer diepgaand onderzoek niet tot de mogelijkheden behoort, kan dan ook niet worden beslist dat de handelwijze van Weiss Enet zodanig is geweest dat zij zich niet op het concurrentiebeding mag beroepen.
6.10. Ten slotte heeft [gedaagde] het verweer gevoerd dat hij het concurrentiebeding niet overtreedt.
Te dien aanzien overweegt de voorzieningenrechter dat de vraag of er van feitelijke overtreding van het concurrentiebeding sprake is (geweest) een diepgaand onderzoek vergt van feitelijke aard. Daarvoor is in het bestek van dit kort geding geen plaats.
Voorshands geoordeeld is de voorzieningenrechter van oordeel dat Weiss Enet in elk geval voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er gegronde redenen bestaan om overtreding van het concurrentiebeding te veronderstellen. c.q. te vrezen. De voorzieningenrechter wijst in dit verband op het volgende. Uit een door Weiss Enet overgelegde productie blijkt dat op
2 april 2008 op de website van Eliog, de (grootste) vaste leverancier van Airtemp, per land ondernemingen zijn vermeld waar ovens/klimaatkasten van het merk Eliog kunnen worden aangekocht. Bij de firma Airtemp staat/ stond de naam van [gedaagde] vermeld als contactpersoon. Voorts blijkt uit een door Weiss Enet overgelegde brief van 4 maart 2008 van Eliog aan [betrokkene 1] de directeur van Klima-Testtechniek, een concurrent van Weiss Enet en voormalig leverancier van Eliog, dat zij de overeenkomst met Klima-Testtechniek hebben opgezegd en dat zij met Airtemp een overeenkomst zijn aangegaan. [gedaagde] wordt ook hierin genoemd als contactpersoon namens Airtemp. Voornoemde stukken zijn door [gedaagde] weerlegd met onder meer een schrijven van Airtemp waarin wordt aangegeven dat er geen zakelijke samenwerking tussen [gedaagde] en Airtemp bestaat. Deze brief legt naar het oordeel van de voorzieningenrechter tegenover de feiten waarop Weiss Enet zich beroepen heeft onvoldoende gewicht in de schaal, dit zeker wanneer in aanmerking wordt genomen dat Airtemp een eigen belang bij haar verklaring kan hebben.
Verder is van belang dat [gedaagde] volgens de stellingen van Weiss Enet enkele relaties van Weiss Enet, waaronder DSM, zou hebben bezocht en (schaduw)aanbiedingen zou hebben gedaan dan wel toegezegd zou hebben dat hij in de toekomst een aanbieding zou kunnen doen via Airtemp dan wel zijn nieuwe firma PCE Holding B.V. [gedaagde] heeft deze verklaringen betwist, door onder meer een verklaring van de heer P. Douven, medewerker bij DSM, over te leggen. Uit de verklaring van Douven blijkt echter dat [gedaagde] inderdaad een bezoek heeft afgelegd aan DSM en dat er gesproken is over een project, waar Airtemp later een offerte voor heeft gestuurd. Derhalve valt niet uit te sluiten dat [gedaagde] hierover contact heeft gehad met Airtemp.
Al deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien leiden tot het voorlopig oordeel dat Weiss Enet voldoende heeft gesteld om aan te kunnen nemen dat [gedaagde] op enig moment mogelijk het concurrentiebeding heeft overtreden althans dat geronde vrees bestaat dat hij dit zou kunnen gaan doen. Om deze reden heeft Weiss Enet voldoende belang bij een toewijzing van het gevorderde verbod. De vordering tot het zich houden aan het concurrentiebeding zal dan ook vanaf 1 maart 2008 tot 1 maart 2009 worden toegewezen. De dwangsom zal worden vastgesteld op de wijze als hierna bepaald.
6.11. Ten aanzien van het gevorderde voorschot op de beweerdelijk verbeurde boetes wordt overwogen dat deze voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij afweging van de belangen van partijen - aan toewijzing niet in de weg staat. [gedaagde] heeft ten aanzien van dit punt aangevoerd dat het spoedeisend belang bij deze vordering ontbreekt, terwijl van overtreding van het concurrentiebeding geen sprake is geweest.
6.12. De voorzieningenrechter overweegt dat zoals hiervoor onder 6.10. reeds is overwogen dat niet met zekerheid is vast te stellen of het verbod overtreden is. Derhalve kan er niet van worden uitgegaan dat de vordering tot het betalen van de gevorderde boete in een bodemprocedure toegewezen zal worden. Nu in het kader van een kort geding geen nadere bewijslevering mogelijk is en bovendien het spoedeisend belang gesteld noch gebleken is, zal de vordering tot het betalen van een voorschot op de beweerdelijke verbeurde boetes worden afgewezen.
6.13. Aangezien elk van partijen in conventie als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten in conventie worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
7. De beoordeling in reconventie
7.1. [gedaagde] heeft in reconventie primair om matiging dan wel schorsing van het concurrentiebeding verzocht. Weiss Enet heeft zich hiertegen verzet. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat deze vordering niet kan worden toegewezen. In conventie is beslist dat het concurrentie beding gezien duur, omvang en beperkte werking voorshands niet als onredelijk kan worden aangemerkt. Nog daargelaten dat matiging van een concurrentie beding bij wege van voorlopige voorziening niet in de rede ligt, komt de vordering tot schorsing van het beding evenmin voor toewijzing in aanmerking. Zoals hiervoor onder 6.1. al overwogen werd, is het concurrentiebeding beperkt is qua tijd/duur (één jaar) en eveneens is beperkt tot het drijven van zaken op het gebied van klimaatkasten. Evenmin is aangetoond dat zich de situatie als bedoeld in artikel 8 van het concurrentiebeding voordoet. Een belangrijke verbetering van de positie van [gedaagde] is gesteld noch gebleken.
7.2. [gedaagde] heeft subsidiair een vergoeding als bedoeld in artikel 7:653 lid 4 BW gevorderd.
7.3. Vastgesteld moet worden dat het concurrentiebeding [gedaagde] belemmert in de uitoefening van zijn werkzaamheden als specialist op het gebied van klimaatkasten. Het is hem immers gedurende één jaar verboden om zich met het drijven van zaken op het gebied van deze klimaatkasten bezig te houden. Weiss Enet heeft weliswaar aangevoerd dat voor [gedaagde] talloze mogelijkheden bestaan om te werken, bijvoorbeeld bij technische groothandels en toeleveranciers. Tevens zou hij volgens Weiss Enet gezien zijn technisch-commerciële achtergrond op vele gebieden aan de slag kunnen zoals het verkopen van meet- en regelapparatuur, industriële computers, besturingssystemen en technische installaties. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat –nog daargelaten het antwoord op de vraag of [gedaagde] daadwerkelijk zo snel werk vindt, [gedaagde] in elk geval niet kan werken op het terrein waarop hij in de afgelopen zestien jaar een specialisme heeft opgebouwd. (klimaatkasten (en ovens)). Indien hij zich in de nabije toekomst op een ander terrein moet bekwamen, zal dit naar met redelijke mate van zekerheid mag worden aangenomen, een achteruitgang in functie en/of salaris betekenen. Daarom bestaat aanleiding de gevorderde vergoeding in beperkte mate toe te wijzen en wel tot een bedrag van € 2.000,- bruto per maand. Dit bedrag dient Weiss Enet aan [gedaagde] te betalen gedurende de tijd dat het concurrentiebeding geldt, althans totdat in een bodemprocedure een beslissing is gegeven over de gelding van het beding.
7.4 Aangezien elk van partijen in reconventie als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
8. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
8.1. gebiedt [gedaagde] zich na betekening van dit vonnis gedurende een periode van één jaar na 1 maart 2008 onverkort te houden aan het met Weiss Enet overeengekomen concurrentiebeding zoals neergelegd in artikel 8 van de tussen Weiss Enet en [gedaagde] gesloten arbeidsovereenkomst,
8.2. veroordeelt [gedaagde] om ingeval hij na betekening van dit vonnis in gebreke mocht blijven aan bovenstaand gebod te voldoen aan Weiss Enet een dwangsom te betalen van € 2.000,- per keer, alsmede een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt, echter tot een maximum van € 100.000,-,
8.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
8.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
8.6. verstaat dat de vordering tegen gedaagde sub 2 is ingetrokken.
in reconventie
8.7. veroordeelt Weiss Enet om na betekening van dit vonnis aan [gedaagde] maandelijks een bedrag van € 2.000,- (tweeduizend euro) bruto te betalen, gedurende de duur van het concurrentiebeding, althans totdat in een bodemprocedure een beslissing is gegeven over de gelding van het beding,
8.8. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.9. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
8.10. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J.C van Emden-Geenen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 16 juni 2008.