ECLI:NL:RBARN:2008:BD9719

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
31 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
173057/JE RK 08-16446 en 172556 /JE RK 08-16370
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voogdij en ondertoezichtstelling van een minderjarige met betrekking tot ouderlijk gezag

Op 30 juli 2008 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders, vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland aanwezig waren. De vader verzocht om met het ouderlijk gezag belast te worden, nadat eerder gezamenlijk gezag was aangetekend, maar dit bleek nietig te zijn vanwege de onbevoegdheid van de moeder. De Raad voor de Kinderbescherming steunde het verzoek van de vader, maar stelde dat er een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing nodig was om de belangen van de minderjarige te waarborgen.

De kinderrechter oordeelde dat, gezien de omstandigheden, het noodzakelijk was om de vader met het ouderlijk gezag te belasten, mits de minderjarige voorlopig onder toezicht werd gesteld en uithuisgeplaatst. De ouders maakten geen bezwaar tegen de ondertoezichtstelling, en de kinderrechter besloot dat de voorlopige voogdij van de stichting BJZ Gelderland kwam te vervallen. De beslissing werd genomen in het belang van de minderjarige, die voorlopig bij een pleeggezin zou blijven totdat het onderzoek naar de situatie was afgerond.

De kinderrechter heeft de beschikking op 31 juli 2008 uitgesproken, waarbij de vader met het ouderlijk gezag werd belast en de minderjarige voorlopig onder toezicht werd gesteld voor een termijn van drie maanden. De machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend, en de ouders en betrokken instanties werden opgeroepen voor de behandeling van de definitieve ondertoezichtstelling en eventuele uithuisplaatsing.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: 173057 / JE RK 08-16446 en 172556 JE RK 08-16370
Datum uitspraak:
beschikking van de kinderrechter van 31 juli 2008
inzake
het op 18 juli 2008 ingediende verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming te Arnhem tot voorlopige voogdij (172556 JE RK 08-16370)
en
het op 30 juli 2008 ingediende tot -voorlopige- ondertoezichtstelling alsmede tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing (173057 / JE RK 08-16446)
van:
de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige als belanghebbenden aan:
de vader en de moeder
Het procesverloop
Bij beschikking van 18 juli 2008 is de minderjarige onder voorlopige voogdij van stichting BJZ Gelderland geplaatst, omdat zijn moeder vanwege psychiatrische problematiek onbevoegd is om het ouderlijk gezag uit te oefenen (172556 JE RK 08-16370).
Op 30 juli 2008 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Bij de behandeling zijn verschenen:
- de ouders, die worden bijgestaan door mr. E.A.A.W. van Luijtelaar, advocaat te Nijmegen,
- een vertegenwoordig(st)er van de Raad voor de Kinderbescherming,
- een vertegenwoordig(st)er van de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland, locatie Gelderland.
Mr. van Luijtelaar heeft een afschrift van het uittreksel van het gezagsregister overgelegd, waarin is opgenomen dat ouders op 24 juli 2008 hebben verzocht om aantekening in het gezagsregister van gezamenlijk gezag over de minderjarige en dit is aangetekend.
Het standpunt van de ouders
De advocaat geeft namens de ouders aan dat er wel degelijk in het gezag voorzien is. De vader heeft stappen ondernomen en met de moeder het gezamenlijk gezag laten aantekenen.
Voorzover dit nietig is, dan verzoekt de vader thans met het gezag belast te worden. De ouders hebben geen bezwaar tegen een ondertoezichtstelling. De conceptrapportage van de Raad bevat echter op diverse punten onjuistheden en de ouders willen graag in de gelegenheid gesteld worden om aan de hand van stukken in gesprek te gaan met de raadsonderzoeker.
Hoewel sprake is van BOPZ-maatregel, wordt de moeder voorbereid voor ontslag uit de instelling. Ze neemt trouw haar medicatie.
Het standpunt van de Raad
De Raad heeft geen bezwaar tegen het verzoek van de vader om met het gezag belast te worden. De zorgen over de situatie en opvoedingskwaliteiten van de ouders zijn echter dermate groot, dat bij toewijzing van het verzoek de Raad een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing zal vragen. Dit om te waarborgen dat de minderjarige voorlopig bij het huidige pleeggezin kan blijven en het onderzoek afgerond kan worden.
Ter zitting en vervolgens schriftelijk op 30 juli 2008 heeft de Raad voor de Kinderbescherming te Arnhem een verzoekschrift ingediend, daartoe strekkende dat de voorlopige ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige wordt uitgesproken, alsmede dat voornoemde minderjarige met spoed wordt uithuisgeplaatst.
De beoordeling
Het gezag over de minderjarige
Om geen verwarring te laten bestaan over degene die belast is met het gezag, zal de kinderrechter zich eerst uitlaten over deze kwestie. Gelet op de gegeven beschikking van 18 juli 2008, waarin de stichting BJZ Gelderland is belast met de voorlopige voogdij over de minderjarige, was de moeder onbevoegd om samen met de vader op 24 juli 2007 het gezamenlijk gezag te laten aantekenen in het gezagsregisters. Aangezien er een kort tijdsbestek was tussen de datum beschikking en het verzoek van de ouders, was de voorlopige voogdij nog niet verwerkt in het gezagsregister, zodat dit gezamenlijk verzoek om met het gezamenlijk ouderlijk gezag te worden belast, is aangetekend. De kinderrechter acht deze aantekening echter nietig, omdat sprake was van een moeder die op dat moment onbevoegd was om het ouderlijk gezag uit te oefenen.
Ter zitting heeft de vader van de minderjarige aangegeven te willen verzoeken met het gezag belast te worden. De Raad heeft hiertegen geen zwaarwegende bezwaren gezien, mits de minderjarige onmiddellijk voorlopig ondertoezicht gesteld zou worden en uithuis geplaatst.
De kinderrechter oordeelt dat onder die voorwaarde geen sprake is van gegronde vrees dat de belangen van de minderjarige worden verwaarloosd, zodat de vader met het ouderlijk gezag zal worden belast. Nu sprake is van een definitieve gezagsvoorziening komt de voorlopige voogdij hiermee te vervallen.
De voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
De ouders maken geen bezwaar tegen het verzoek van de Raad, mede gelet op het feit dat het onderzoek binnen korte tijd afgerond zal zijn en de definitieve ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing binnen twee maanden besproken kan worden ter zitting.
Op grond van de informatie en de behandeling ter zitting komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is - hangende een nader af te ronden onderzoek naar de vraag of een ondertoezichtstelling noodzakelijk is - de minderjarige(n) voorlopig onder toezicht te stellen voor een termijn van ten hoogste drie maanden alsmede de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
BESLISSING
De kinderrechter:
In de zaak: 172556 JE RK 08-16370
- belast de vader met het ouderlijk gezag over de minderjarig;
- verstaat dat de voorlopige voogdij uitgesproken bij beschikking van 18 juli 2008, is komen te vervallen;
In de zaak: 173057 / JE RK 08-16446
- stelt, hangende het onderzoek de minderjarige voorlopig onder toezicht, voor de termijn van drie maanden van de stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland, locatie Arnhem;
- verleent machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 31 juli 2008, voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling;
- roept op de ouders en hun advocaat, de Raad en de stichting om te verschijnen voor de behandeling van de definitieve ondertoezichtstelling en eventuele uithuisplaatsing op … in het Paleis van Justitie, Walburgstraat 2-4 te Arnhem;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, kinderrechter, en ter openbare terechtzitting van 31 juli 2008 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kan inzake de uithuisplaatsing beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te Arnhem door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.
-