ECLI:NL:RBARN:2008:BD9719
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voorlopige voogdij en ondertoezichtstelling van een minderjarige met betrekking tot ouderlijk gezag
Op 30 juli 2008 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders, vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland aanwezig waren. De vader verzocht om met het ouderlijk gezag belast te worden, nadat eerder gezamenlijk gezag was aangetekend, maar dit bleek nietig te zijn vanwege de onbevoegdheid van de moeder. De Raad voor de Kinderbescherming steunde het verzoek van de vader, maar stelde dat er een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing nodig was om de belangen van de minderjarige te waarborgen.
De kinderrechter oordeelde dat, gezien de omstandigheden, het noodzakelijk was om de vader met het ouderlijk gezag te belasten, mits de minderjarige voorlopig onder toezicht werd gesteld en uithuisgeplaatst. De ouders maakten geen bezwaar tegen de ondertoezichtstelling, en de kinderrechter besloot dat de voorlopige voogdij van de stichting BJZ Gelderland kwam te vervallen. De beslissing werd genomen in het belang van de minderjarige, die voorlopig bij een pleeggezin zou blijven totdat het onderzoek naar de situatie was afgerond.
De kinderrechter heeft de beschikking op 31 juli 2008 uitgesproken, waarbij de vader met het ouderlijk gezag werd belast en de minderjarige voorlopig onder toezicht werd gesteld voor een termijn van drie maanden. De machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend, en de ouders en betrokken instanties werden opgeroepen voor de behandeling van de definitieve ondertoezichtstelling en eventuele uithuisplaatsing.