ECLI:NL:RBARN:2008:BF7295

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
6 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/800311-08
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door gebruik van een bankpas zonder toestemming

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Arnhem op 6 oktober 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een soldaat 1e klasse, die werd beschuldigd van diefstal. De verdachte had zonder toestemming geld opgenomen van de rekening van een slachtoffer door gebruik te maken van diens bankpas. De feiten vonden plaats in de periode van 25 juli 2007 tot en met 31 juli 2007, waarbij de verdachte in totaal € 3.255,93 heeft weggenomen. De officier van justitie eiste een werkstraf van 50 uur, maar de rechtbank legde uiteindelijk een werkstraf van 40 uur op, met de overweging dat de verdachte de diefstal niet pleegde om er beter van te worden, maar om een openstaande schuld te vereffenen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen rechtmatige gronden had om de bankpas te gebruiken, ook al was hij in de veronderstelling dat hij toestemming had van een medeverdachte. De militaire kamer achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij, K.A., vorderde een schadevergoeding van € 11.096,19, maar de rechtbank verklaarde deze vordering niet-ontvankelijk wegens onvoldoende onderbouwing. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 27, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire kamer
Parketnummer : 05/800311-08
Datum zitting : 22 september 2008
Datum uitspraak : 6 oktober 2008
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
rang/rnr. : soldaat 1 / [nummer]
ingedeeld bij : [indeling].
Raadsman : mr J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem.
Officier – raadsman : majoor M.J. Wemes
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 juli 2007 tot en met 31 juli 2007 te Heinenoord en/of Harderwijk en/of Ermelo, in ieder geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) aantal) geldbedrag(en), tot een totaalbedrag van 3255,93 euro,in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan K. [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het bankpasje van de aangeefster [slachtoffer] en de daarbij behorende pincode;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 22 september 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem en majoor M.J. Wemes,
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen:
• K.A. [slachtoffer]
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren subsidiair 25 (vijfentwintig) dagen vervangende hechtenis (met aftrek).
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij K.A. [slachtoffer] tot een bedrag van € 780,97 wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadslieden hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte redelijkerwijs ervan uit mocht gaan dat hij rechtmatig gebruikt maakte van de pas van [slachtoffer]. Immers, hij kreeg de pas van [medeverdachte] en zij maakte rechtmatig gebruik van de pas en hij (verdachte) kreeg nog geld van zowel [slachtoffer] als [medeverdachte].
De militaire kamer verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe het volgende:
Verdachte heeft verklaard dat hij nog geld tegoed had van [medeverdachte], omdat hij de kosten van de keuken en de vloer van haar woning voor zijn rekening heeft genomen toen hij met haar samenwoonde. Naar de militaire kamer begrijpt stelt verdachte zich op het standpunt dat hij – mede daarom – gerechtigd was gebruik te maken van de door [medeverdachte] aan hem overhandigde pinpas, ook al behoorde deze toe aan [slachtoffer].
Niet in geschil is dat verdachte geen toestemming had van [slachtoffer] om gebruik te maken van haar pinpas en pincode en daarmee geld van haar rekening op te nemen. De militaire kamer is dan ook van oordeel dat verdachte geen rechtmatige gronden had geld van [slachtoffer] haar rekening te halen. Dat verdachte mogelijk in de veronderstelling verkeerde dat de toestemming van [medeverdachte] voor het gebruik van de pas van [slachtoffer] afdoende was, doet daaraan niet af.
Naar het oordeel van de militaire kamer is ook de veronderstelling van verdachte dat hij geld van [slachtoffer] tegoed had en daarom van haar pinpas gebruik mocht maken nergens op gebaseerd, nu verdachte ook ter terechtzitting nog heeft verklaard dat hij het geld niet van [slachtoffer] maar van [medeverdachte] terug zou krijgen.
De militaire kamer is op basis van de aangifte en hetgeen verdachte bij de Koninklijke Marechaussee en ter terechtzitting heeft verklaard tot de overtuiging gekomen dat verdachte geen toestemming had van [slachtoffer] om van haar pinpas gebruik te maken.
De militaire kamer acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 25 juli 2007 tot en met 31 juli 2007 in Nederland, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal geldbedrag(en), tot een totaalbedrag van 2800,00 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan K. [slachtoffer], waarbij verdachte het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het bankpasje van de aangeefster [slachtoffer] en de daarbij behorende pincode;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
‘diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd’
4b. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij ondermeer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 09 september 2008.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een aanzienlijk bedrag, namelijk € 2.800,00, van de rekening van [slachtoffer]
opgenomen zonder toestemming. Verdachte heeft zich er niet van vergewist of hij toestemming had om de bankpas te gebruiken, maar is er gemakshalve vanuit gegaan dat hij die bankpas mocht gebruiken. De militaire kamer verwijt verdachte dat hij met zijn handelen een ander, op voor haar grote schaal, benadeeld heeft.
In het voordeel van verdachte weegt dat hij het geld niet wegnam om er beter van te worden, maar om een openstaande schuld te vereffenen. Bovendien heeft verdachte het grootste gedeelte van het opgenomen geld via de Koninklijke Marechaussee aan [slachtoffer] geretourneerd. Voorts heeft verdachte geen relevante documentatie.
Gezien het bovenstaande is de militaire kamer van oordeel dat een werkstraf van na te melden duur een gepaste strafrechtelijke reactie is.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij K.A. [slachtoffer] vordert een bedrag van € 11.096,19.
De militaire kamer acht de vordering van de benadeelde partij K.A. [slachtoffer] niet van eenvoudige aard, nu deze onvoldoende is gemotiveerd en er geen specificaties zijn overgelegd, zodat de benadeelde partij in het onderhavige strafgeding in de vordering niet-ontvankelijk is. Mogelijk kan de benadeelde partij de schade verhalen via de burgerlijke rechter.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Het verrichten van een werkstraf gedurende 40 (veertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 20 (twintig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij K.A. [slachtoffer], wonende te [adres].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. G. Noordraven, rechter als voorzitter,
mr. M.F. Gielissen, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. H.T. Wagenaar, als militair lid,
in tegenwoordigheid van S.P. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 oktober 2008.