Parketnummer : 05/800312-08
Datum zitting : 22 september 2008
Datum uitspraak : 6 oktober 2008
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
rang / rnr. : korporaal 1 / [nummer],
ingedeeld bij : [indeling]
Raadsman : mr J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem.
Officier raadsman : majoor M.J. Wemes.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2004 tot en met 1 april 2005 te Kampen, in ieder geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) aantal) geldbedrag(en), tot een totaalbedrag van 7000,-- euro,in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan N.G.J. [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen geld onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het bankpasje van aangever [slachtoffer1] en de daarbij behorende pincode;
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 maart 2007 tot en met 24 juli 2007 te Harderwijk en/of Ermelo en/of Hardenberg en/of Haarlem en/of Amsterdam,in ieder geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) aantal) geldbedrag(en), tot een totaalbedrag van 10480,20 euro,in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan K. [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen geld onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het bankpasje van de aangeefster [slachtoffer2] en de daarbij behorende pincode;
3.
[medeverdachte] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 juli 2007 tot en met 31 juli 2007 te Heinenoord en/of Harderwijk en/of Ermelo, in ieder geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) aantal) geldbedrag(en), tot een totaalbedrag van 3255,93 euro,in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan K. [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij de schuldige het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het bankpasje van de aangeefster [slachtoffer2] en de daarbij behorende pincode, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 juli 2007 te Harderwijk, althans in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door aan [medeverdachte] voornoemd het bankpasje ten name van K. [slachtoffer2] en de daarbij behorende pincode ter hand te stellen/mede te delen;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 22 september 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen:
• K.A. [slachtoffer2]
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren subsidiair 60 (zestig) dagen vervangende hechtenis (met aftrek).
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij K. [slachtoffer2] tot een bedrag van € 11.096,19 wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 238 dagen hechtenis.
Verdachte en haar raadslieden hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van feit 1
Gelet op de aangifte is onvoldoende gebleken dat sprake is geweest van wederrechtelijk toe-eigening, mede gezien de volstrekte onduidelijkheid die de militaire kamer constateert met betrekking tot de in de aangifte genoemde afspraken die gemaakt zouden zijn tussen verdachte en aangever.
Derhalve acht de militaire kamer niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 is tenlastegelegd en zal haar daarvan vrijspreken.
3.2 Bewezenverklaring
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe het navolgende naar voren gebracht:
Verdachte heeft zich het geld van de rekening van [slachtoffer2] niet wederrechtelijk toegeëigend.
Verdachte heeft immers met [slachtoffer2] afspraken gemaakt over het gebruik van de bankpas van [slachtoffer2]. In ieder geval hebben zij afgesproken dat verdachte € 375,00 per maand van de rekening van [slachtoffer2] mocht halen. Verdachte stelt dat er meer is afgesproken en [slachtoffer2] ontkent dat. Maar er zijn in ieder geval afspraken gemaakt over het gebruik van de bankpas. Niet alle transacties zijn daarmee verklaard, maar dat wil niet zeggen dat het geld gestolen is.
De militaire kamer verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe het navolgende:
De militaire kamer is van oordeel dat verdachte de navolgende afspraken met [slachtoffer2] heeft gemaakt:
- Zij mocht € 375,00 per maand van de rekening van [slachtoffer2] halen voor de verrekening van de huur; en
- Zij zou met [slachtoffer2] een bedrag van ongeveer € 10.000,00 aan [medeverdachte] terugbetalen.
De militaire kamer acht het niet aannemelijk geworden dat verdachte met [slachtoffer2] heeft afgesproken dat zij meer dan die € 375,00 per maand mocht opnemen, nu alleen verdachte dit stelt en zulks niet ondersteund wordt door enig ander bewijsmiddel.
Op basis van de verklaringen van verdachte in het proces-verbaal en ter terechtzitting, alsmede de aangifte concludeert de militaire kamer dat verdachte buiten de afspraak om geld heeft opgenomen met de bankpas van [slachtoffer2]. Zij heeft zich wederrechtelijk geld van de rekening van [slachtoffer2] toegeëigend met de bankpas van die [slachtoffer2].
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daartoe het navolgende betoogd:
Het is onvoldoende overtuigend bewezen dat verdachte het bankpasje aan [medeverdachte] gaf om hem behulpzaam te zijn bij het stelen van geld van de rekening van [slachtoffer2].
Er zijn concrete aanwijzingen dat [slachtoffer2] een behoorlijk bedrag schuldig was aan [medeverdachte]. Verdachte wist dat en zou naar Afghanistan vertrekken. Het is niet vreemd dat zij toen het bankpasje met pincode aan [medeverdachte] heeft gegeven, gezien die schuld en het feit dat ze zelf ook gebruik mocht maken van de bankpas. Overigens blijkt uit de aangifte niet dat verdachte de bankpas niet mocht afgeven aan [medeverdachte].
De militaire kamer verwerpt het verweer en overweegt daartoe het navolgende:
Daar verdachte alleen toestemming had voor het gebruik van de bankpas van [slachtoffer2] tot een bedrag van € 375,00 per maand als bijdrage in de huur, had zij geen enkele reden om de bankpas met pincode aan [medeverdachte] te geven. Het feit dat zij nog geld schuldig was aan [medeverdachte], waarvan [slachtoffer2] een deel zou betalen doet daar niet aan af.
Door het geven van de bankpas van [slachtoffer2] met pincode aan [medeverdachte], kon [medeverdachte] wederrechtelijk geld van de rekening van die [slachtoffer2] halen. Verdachte verschafte [medeverdachte] aldus opzettelijk middelen en inlichtingen ten behoeve van dit handelen.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
zij op tijdstippen in de periode van 3 maart 2007 tot en met 24 juli 2007 te Harderwijk en Ermelo en Hardenberg en Haarlem en Amsterdam, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan K. [slachtoffer2], waarbij verdachte het weg te nemen geld onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het bankpasje van de aangeefster [slachtoffer2] en de daarbij behorende pincode;
3.
[medeverdachte] op tijdstippen in de periode van 25 juli 2007 tot en met 31 juli 2007 in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig geldbedrag toebehorende aan K. [slachtoffer2], waarbij de schuldige het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het bankpasje van de aangeefster [slachtoffer2] en de daarbij behorende pincode, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 juli 2007 te Harderwijk, opzettelijk, middelen en inlichtingen heeft verschaft door aan [medeverdachte] voornoemd het bankpasje ten name van K. [slachtoffer2] en de daarbij behorende pincode ter hand te stellen;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
‘diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd’
‘medeplichtigheid aan diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels’
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waarbij ondermeer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 09 september 2008.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zonder toestemming van aangeefster tot een aanzienlijk bedrag gebruik gemaakt van dier bankpas en pincode. Voorts heeft zij diezelfde bankpas met pincode aan [medeverdachte] gegeven, opdat hij met die bankpas geld van de rekening van aangeefster kon halen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat aangeefster in haar stelde. De militaire kamer rekent dat verdachte aan.
Gezien de ernst van de feiten zou in beginsel een militaire detentie een gepaste strafrechtelijke reactie zijn. De militaire kamer is evenwel van oordeel dat in de onderhavige zaak een vrijheidsstraf niet passend is, gezien de verhoudingen tussen betrokkenen en de gemaakte afspraken, alsmede de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte. Gelet hierop acht de militaire kamer een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade. De benadeelde partij K.A. [slachtoffer2] vordert een bedrag van € 11.096,19.
De militaire kamer zal de civiele vordering van K.A. [slachtoffer2] tot een bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro) aan eenvoudig vast te stellen materiële schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de militaire kamer op basis van de overgelegde stukken naar billijkheid op dat bedrag is begroot.
De militaire kamer zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd en daarmee niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De militaire kamer zal tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht toepassen en dus verdachte de verplichting opleggen het bedrag, gelijk aan het door de militaire kamer toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 48, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 80 ( tachtig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens haar vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat zij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 40 (veertig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij K.A. [slachtoffer2], ten aanzien van feit 2.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan K.A. [slachtoffer2], wonende te [adres], te betalen € 5.000,00 (zegge vijfduizend euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 5.000,00, subsidiair 100 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer K.A. [slachtoffer2], wonende te [adres], te betalen
€ 5.000,00 (zegge vijfduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 55 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer K.A. [slachtoffer2], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
mr. G. Noordraven, rechter als voorzitter,
mr. M.F. Gielissen, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. H.T. Wagenaar, als militair lid,
in tegenwoordigheid van S.P. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 oktober 2008.