Sector strafrecht, Promis II
Parketnummer : 05/510491-07 en 05/520139-06 (tul)
Datum zitting : 8 oktober 2008
Datum uitspraak : 22 oktober 2008
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. J.W. Schouten, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 mei 2007 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer1] en/of haar gezinsleden [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] van het leven te beroven, opzettelijk naar de woning van genoemde familie [slachtoff[adres] aldaar is gegaan en/of heeft aangebeld en/of (vervolgens) een bos bloemen heeft aangeboden en/of (vervolgens) een mes heeft gepakt en/of die woning is binnengedrongen waarbij/waarna een worsteling ontstond tussen verdachte en een/of meer van genoemde personen, waarbij verdachte met dat mes een/of meer stekende en/of zwaaiende beweging(en) heeft gemaakt naar die [slachtoffer1] en/of haar gezinsleden [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] en/of daarbij dat mes tegen de kin van die [slachtoffer1] heeft gedrukt en/of met dat mes heeft ingestoken op die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] en/of die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] heeft geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer4] met kracht in diens bovenarm heeft gebeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 13 mei 2007 te Arnhem, op de openbare weg de [adres] aldaar,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] en/of haar gezinsleden [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zich naar de woning van genoemde familie [slachtoff[adres] aldaar heeft begeven en/of heeft
aangebeld en/of (vervolgens) een bos bloemen heeft aangeboden en/of (vervolgens) een mes heeft gepakt en/of die woning is binnengedrongen waarbij/waarna een worsteling ontstond tussen verdachte en een/of meer van genoemde personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte met dat mes een/of meer stekende
en/of zwaaiende beweging(en) heeft gemaakt naar die [slachtoffer1] en/of haar gezinsleden [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] en/of daarbij dat mes tegen de kin van die [slachtoffer1] heeft gedrukt en/of met dat mes heeft ingestoken op die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] en/of die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] heeft geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer4] met kracht in diens bovenarm heeft gebeten;
art 312 lid 2 ahf sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 13 mei 2007 te Arnhem, op de openbare weg de [adres] aldaar,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer1] en/of haar gezinsleden [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde familie [slachtoffers], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk zich naar de woning van genoemde familie [slachtoff[adres] aldaar heeft begeven en/of heeft aangebeld en/of (vervolgens) een bos bloemen heeft aangeboden en/of (vervolgens) een mes heeft gepakt en/of die woning is binnengedrongen waarbij/waarna een worsteling ontstond tussen verdachte en een/of meer van
genoemde personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte met dat mes een/of meer stekende en/of zwaaiende beweging(en) heeft gemaakt naar die [slachtoffer1] en/of haar gezinsleden [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] en/of daarbij dat mes tegen de kin van die [slachtoffer1] heeft gedrukt en/of met dat mes heeft ingestoken op die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] en/of die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] heeft
geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer4] met kracht in diens bovenarm heeft gebeten;
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer meer subsidiair:
1. hij op of omstreeks 13 mei 2007 te Arnhem [slachtoffer1] en/of haar gezinsleden [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling door opzettelijk dreigend met een mes een of meer stekende bewegingen te maken naar die [slachtoffer1] en/of haar gezinsleden [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer4] en/of daarbij het mes tegen de kin van die Nuyen heeft gedrukt;
2. hij op of omstreeks 13 mei 2007 te Arnhem ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer1] en/of haar gezinsleden [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen opzettelijk met een mes een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer1] en/of haar gezinsleden [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer4] en/of met dat mes heeft ingestoken op die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of daarbij [slachtoffer4] en/of [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] heeft geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer4] met kracht in diens bovenarm heeft gebeten.
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/520139-06).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 8 oktober 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.W. Schouten, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
• [slachtoffer2], [slachtoffer1], [slachtoffer4] en [slachtoffer3], allen wonende aan de [adres].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het meer subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 238 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één (1) jaar met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarden (a.) reclasseringscontact, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij Kairos en (b.) woonbegeleiding door Groot Batelaar, en voorts tot het verrichten van 180 uren werkstraf subsidiair 90 dagen hechtenis.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling heeft de officier van justitie gevorderd de proeftijd te verlengen met één jaar.
De officier van justitie heeft verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] tot een bedrag van € 3.371,00, vermeerderd met de wettelijke rente, wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 46 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] tot een bedrag van € 7.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente, wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 67 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
De officier van justitie heeft verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer4] tot een bedrag van € 1.446,00 wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3] tot een bedrag van € 7.500,00 wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 67 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
Bewezenverklaring
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De feiten:
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld:
Op 13 mei 2007 is verdachte zich naar de de woning van [slachtoffer1], [slachtoffer2], [slachtoffer3] en [slachtoffer4] aan de [adres] te Arnhem gegaan. Verdachte wilde die familie [slachtoffers] dwingen, door middel van geweld of bedreiging met geweld, tot afgifte van geld . Verdachte heeft bij die woning aangebeld en toen de deur geopend werd heeft hij aan [slachtoffer3] een bos bloemen gegeven. Verdachte is vervolgens de woning binnengedrongen en heeft een mes gepakt waarna een worsteling tussen verdachte en leden van die familie [slachtoffers] ontstond . Verdachte heeft met het mes een stekende beweging gemaakt naar leden van die familie [slachtoffers] . Verdachte heeft het mes tegen de kin van [slachtoffer1] gedrukt en heeft met dat mes ingestoken op [slachtoffer2] en [slachtoffer3] . Voorts heeft hij [slachtoffer2] geslagen en heeft hij [slachtoffer4] met kracht in diens bovenarm gebeten .
Conclusie
Op grond van voormelde vastgestelde feiten acht de rechtbank bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
meer subsidiair:
hij op 13 mei 2007 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer1] en/of haar gezinsleden [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] te dwingen tot de afgifte van geld met voormeld oogmerk zich naar de woning van genoemde familie [slachtoffers] aan de [adres] aldaar heeft begeven en heeft aangebeld en (vervolgens) een bos bloemen heeft aangeboden en (vervolgens) een mes heeft gepakt en die woning is binnengedrongen waarna een worsteling ontstond tussen verdachte en meer van
genoemde personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte met dat mes stekende bewegingen heeft gemaakt naar die [slachtoffer1] en haar gezinsleden [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] en dat mes tegen de kin van die [slachtoffer1] heeft gedrukt en met dat mes heeft ingestoken op die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en die
[slachtoffer2] heeft geslagen en die [slachtoffer4] met kracht in diens bovenarm heeft gebeten.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
4b. De strafbaarheid van het feit
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 18 augustus 2007;
• een briefrapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie betreffende verdachte, gedateerd 15 juni 2007;
• een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 31 augustus 2007, betreffende verdachte;
• een voorlichtingsrapport van het Leger des Heils, afdeling jeugdzorg en reclassering, gedateerd 22 november 2007, betreffende verdachte;
• een pro justitia rapportage betreffende verdachte, opgemaakt d.d. 24 augustus 2007 door psychiater H.T.J. Boerboom; en
• een voorlichtingsrapport van het Leger des Heils, afdeling jeugdzorg en reclassering, gedateerd 1 oktober 2008, betreffende verdachte;
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft op 13 mei 2007 in Arnhem getracht een overval op een gezin te plegen. Verdachte is met een bos bloemen en een mes naar de woning van dat gezin gegaan. Hij had de bloemen meegenomen om die woning binnen te komen. Nadat hij had aangebeld en de deur door één van de bewoners was geopend, is verdachte die woning binnengedrongen en heeft hij het mes getrokken. In de woning ontstond vervolgens een worsteling tussen verdachte en de bewoners. Verdachte heeft daarbij stekende bewegingen met het mes gemaakt, heeft het mes tegen de keel van één van de bewoners gedrukt en heeft op twee andere bewoners ingestoken met het mes. Ook heeft verdachte één van de bewoners geslagen en een andere bewoner in diens arm gebeten. Enkele bewoners hebben verwondingen opgelopen aan hun hand en/of armen.
Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat door verdachtes handelen het leven van de slachtoffers ingrijpend is veranderd. Zij zijn angstig geworden, slapen slecht en ondervinden nog steeds last van de verwondingen die zij hebben opgelopen. Ook voelen de slachtoffers zich niet meer veilig in hun eigen woning.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij kennelijk niet heeft stilgestaan bij de traumatische gevolgen die een dergelijke gebeurtenis kan hebben voor de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten niet zelden leiden tot langdurige psychische schade bij slachtoffers. Bovendien versterken dergelijke feiten de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving
Uit de aangehaalde justitiële documentatie blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van een geweldsmisdrijf is veroor¬deeld.
In de aangehaalde pro justitia rapportage staat vermeld dat verdachte lijdende is aan een borderline persoonlijkheidsstoornis. Voorts valt in de rapportage te lezen:
“Er is sprake van een man met een primitieve afweer van wie het zelfbeeld zeer laag is en gevoelens van leegte, eenzaamheid en daarmee wanhoop snel de kop opsteken wanneer betrokkene op zichzelf wordt teruggeworpen en geen ondersteuning ervaart. (…) Betrokkene heeft dan de neiging in alles of niets termen te denken en zeer impulsief te handelen. (…) Betrokkenes gedrag is impulsief op het moment dat hij op zichzelf wordt terug geworpen en geen steun meer ervaart van anderen. Hij denkt dan in zwart-wit termen en overweegt dan in mindere mate de consequenties van zijn daden. Dat hij een lacunair geweten heeft speelt een rol in de acties die hij dan onderneemt.” De psychiater heeft geconcludeerd dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
Verdachte is, in het kader van een voorwaarde bij de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, klinisch behandeld in kliniek Groot Batelaar. Uit het aangehaalde voorlichtingsrapport van 1 oktober 2008 blijkt dat verdachte thans een deel van de week in een tot die kliniek behorend fasehuis verblijft en dat het behandelplan nog voort duurt. De reclassering rapporteert dat er, zonder verplicht reclasseringscontact en poliklinische behandeling bij Kairos, sprake is van gevaar- en recidiverisico.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit in beginsel noopt tot oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet echter op verdachtes persoonlijke omstandigheden, is de rechtbank -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat in de onderhavige zaak een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf passend zouden zijn. De rechtbank acht het met name niet wenselijk dat verdachte een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou moeten ondergaan dan de door hem ondergane voorlopige hechtenis omdat dit de reeds opgestarte behandeling van verdachte zou doorkruisen. Om de ernst van het feit te benadrukken en verdachte tegelijkertijd ook een straf te laten voelen zou, naar het oordeel van de rechtbank, een werkstraf voor de duur van 240 uren naast een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend zijn. Nu verdachte echter reeds 238 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht -zijnde bijna 8 maanden-, biedt de wet niet de mogelijkheid om nog een werkstraf op te leggen (art. 9, lid 4 Wetboek van Strafrecht). In plaats van een werkstraf zal de rechtbank daarom een gevangenisstraf opleggen met een langer voorwaardelijk deel. In plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar en 238 dagen, waarvan 1 jaar voorwaardelijk en een werkstraf voor de duur van 240 uren, zal de rechtbank daarom een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren opleggen waarvan 492 dagen voorwaardelijk.
De rechtbank ziet daarbij aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat mocht inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos en woonbegeleiding door Groot Batelaar.
Ten aanzien van de aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf verbonden bijzondere voorwaarden, is door de raadsman een proeftijd van twee jaren bepleit terwijl de officier van justitie een proeftijd van drie jaren heeft geëist. Gelet op de persoon van verdachte, het recidiverisico zoals hierboven omschreven en het feit dat verdachte reeds eerder voor een geweldsdelict is veroordeeld, is de rechtbank echter van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De rechtbank acht een langdurig reclasseringstoezicht dan ook noodzakelijk en zal bepalen dat de duur van de proeftijd drie jaren zal zijn.
6a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
De officier van justitie heeft gevorderd de proeftijd bij de voorwaardelijke gevangenisstraf,
opgelegd door de Rechtbank te Arnhem, d.d. 4 mei 2007, parketnummer 05/520139-06, met één
jaar te verlengen. De raadsman heeft verzocht de vordering van de officier van justitie af te
wijzen.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist. Zij is echter van oordeel dat het enkele verlengen van de proeftijd of het geheel afwijzen de vordering tot verlenging van de proeftijd niet op zijn plaats is en dat in ieder geval een deel van de voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer dient te worden gelegd in de vorm van het verrichten van een werkstraf. Voor wat betreft het overige deel van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf zal de rechtbank de proeftijd verlengen.
6b. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer2] vordert een bedrag van € 3.371,44.
Deze vordering is niet betwist door verdachte en komt de rechtbank gegrond voor. De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen, waarbij de rechtbank opmerkt geen reden te zien het toe te wijzen bedrag te matigen, zoals door de raadsman is verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer1] vordert een bedrag van € 11.389,00.
De rechtbank acht voldoende bewezen dat [slachtoffer1] door hetgeen haar is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 7.500,00 aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag bij wijze van eenvoudig vast te stellen gedeelte zal toewijzen aan het slachtoffer. De vordering is voorzover zij strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade en van andere schade niet van eenvoudige aard zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij [slachtoffer4] vordert een bedrag van € 1.446,00.
Deze vordering is niet betwist door verdachte en komt de rechtbank gegrond voor. De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen, waarbij de rechtbank opmerkt geen reden te zien het toe te wijzen bedrag te matigen, zoals door de raadsman is verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer3] vordert een bedrag van € 10.924,00.
De rechtbank acht voldoende bewezen dat [slachtoffer3] door hetgeen haar is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 7.500,00 aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag bij wijze van eenvoudig vast te stellen gedeelte zal toewijzen aan het slachtoffer. De vordering is voorzover zij strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade en van andere schade niet van eenvoudige aard zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voor de toewijsbare delen van de vorderingen geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14g, 27, 36f, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) jaren.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf vierhonderd en tweeënnegentig (492) dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel indien de veroordeelde voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook indien dit zal inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos;
veroordeelde zal gedurende de proeftijd mee (blijven) werken aan woonbegeleiding door het behandelteam van Groot Batelaar, zolang het behandelteam dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde voornoemd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer2], wonende te [adres], te betalen € 3.371, 46 (zegge drieduizend driehonderd en éénenzeventig euro en zesenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.371,46 vanaf 13 mei 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 3.371, 46, subsidiair 46 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], wonende te [adres], te betalen
€ 3.371, 46, (zegge drieduizend driehonderd en éénenzeventig euro en zesenveertig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 46 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], het daarmee corresponderende gedeelte van de civielrechtelijke verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer1], wonende te [adres], te betalen € 7.500,00 (zegge zevenduizend en vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 7.500,00 vanaf 13 mei 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit gedeelte betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 7.500,00, subsidiair 67 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], wonende te [adres], te betalen
€ 7.500,00, (zegge zevenduizend en vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 67 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer4].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer4], wonende te [adres], te betalen € 1446,00 (zegge duizend vierhonderdenzesenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 1.446,00 vanaf 13 mei 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1446,00 , subsidiair 28 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer4], wonende te [adres], te betalen
€ 1446,00 , (zegge duizend vierhonderdenzesenveertig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 28 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer4], het daarmee corresponderende gedeelte van de civielrechtelijke verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer3], wonende te [adres], te betalen € 7.500,00 (zegge zevenduizend en vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 7.500,00 vanaf 13 mei 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit gedeelte betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 7.500,00, subsidiair 67 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer3], wonende te [adres], te betalen
€ 7.500,00, (zegge zevenduizend en vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 67 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer3], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de Rechtbank te Arnhem, d.d. 4 mei 2007 onder parketnummer 05/520139-06.
Gelast dat veroordeelde in plaats daarvan een werkstraf gedurende tweehonderdenveertig (240) uren zal verrichten, subsidiair te vervangen door honderdentwintig (120) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Verlengt de proeftijd ten aanzien van het resterende deel van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, zijnde acht (8) maanden, met één (1) jaar.
mr. G. Noordraven, rechter als voorzitter,
mr. A.M. van Gorp, rechter,
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.G. Eskes, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 oktober 2008.