RECHTBANK ROTTERDAM, ZITING HOUDEND IN ARNHEM
Parketnummer : 10/601061-07
Datum zitting : 11 oktober 2007, 03 november 2008, 05 november 2008
Datum uitspraak : 19 november 2008
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. P.C.M. Ouwens, advocaat te Rotterdam.
Aan verdachte is na een door de rechtbank toegestane vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1augustus 2006 tot en met 1 november 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Rotterdam en/of Biddinghuizen en/of Roermond en/of Rijnsburg en/of Harderwijk en/of Almere, in elk geval in Nederland en/of Colombia en/of Ecuador tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde lid of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van één of meer (handels)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans van een materiaal bevattende één of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
• een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
• zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
• voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (één van) zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk
• meermalen, althans eenmaal, een geldbedrag ter beschikking gesteld en/of in ontvangst genomen en/of overgemaakt naar Colombia en/of Ecuador in verband met de aanschaf en/of het transport van deklading (te weten riemen en/of tassen en/of hoeden) en/of voornoemde hoeveelheid cocaïne, althans voornoemd(e) middel(en) en/of
• de deklading voor voornoemde hoeveelheid cocaïne, althans voornoemd(e) middel(en), te weten riemen en/of strohoeden, gekocht en/of laten kopen en/of
• één of meer doos/dozen met riemen en/of strohoeden, als deklading voor voornoemde hoeveelheid cocaïne, althans voornoemd(e) middel(en), ingepakt en/of hierbij (een) ruimte(s) open gelaten voor voornoemde hoeveelheid cocaïne, althans voornoemd(e) middel(en), en/of (vervolgens) die doos/dozen voorzien van een herkenningsteken(1/3, 2/3 of 3/3) en/of
• voornoemde doos/dozen in een vliegtuig, met de bestemming Amsterdam, geplaatst en/of laten plaatsen en/of
• één of meer foto('s) van de binnenzijde van een vliegtuig, waarop is aangegeven op welke plaats(en) voornoemde hoeveelheid cocaïne, althans voornoemd(e) middel(en), verborgen is/zijn en/of verborgen kan/kunnen worden, verstrekt en/of naar (een) ander(en) gefaxt en/of overhandigd en/of in ontvangst genomen en/of
• één of meer emailbericht(en) verzonden en/of ontvangen en/of telefoongesprek(ken) gevoerd (al dan niet in versluierd taalgebruik) met betrekking tot het opzettelijk binnen het telefoongesprek(ken) gevoerd met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans voornoemd(e) middel(en) en/of
• één of meer ontmoeting(en) en/of bespreking(en) gehad en/of geregeld met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans voornoemd(e) middel(en), en/of
• contact gezocht en/of onderhouden met één of meer op Schiphol werkzame perso(o)n(en) en/of gezorgd dat deze perso(o)n(en) beschikbaar was/waren om de gemerkte doos/dozen met daarin de deklading en/of (de daarbij verpakte) voornoemde hoeveelheid cocaïne, althans voornoemd(e) middel(en), uit het vliegtuig te halen;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 11 oktober 2007, 03 november 2008 en 05 november 2008 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is daarbij niet verschenen. Als uitdrukkelijk gemachtigde van verdachte is ter terechtzitting d.d. 03 november 2008 en 05 november 2008 aanwezig mr. P.C.M. Ouwens, advocaat te Rotterdam.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden onvoorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman van verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de tenlastegelegde periode zijn, onder meer vanuit de in de tenlastelegging genoemde plaatsen c.q. landen, diverse telefoongesprekken gevoerd waarbij, in wisselende samenstelling, hebben deelgenomen: [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [verdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5].
In de tenlastegelegde periode hebben diverse ontmoetingen plaatsgevonden.
- Op 29 augustus 2006 ontmoeten [medeverdachte 2], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] elkaar in Almere.
- Op 31 augustus 2006 ontmoeten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] elkaar in het party centrum de Zevensprong te Zevenhuizen.
- Op 13 september 2006 ontmoeten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] elkaar in Almere.
- Op 25 september 2006 wordt [medeverdachte 1] door [verdachte] opgehaald van de luchthaven Zaventem te Brussel. Beiden gaan naar de horecagelegenheid Coconuts te Rotterdam alwaar [medeverdachte 3] zich bij hen voegt.
- Op 26 september 2006 ontmoeten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] elkaar in Rotterdam.
- Op 27 september 2006 ontmoeten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] elkaar in Almere in café De Kroeg.
- Op 29 september 2006 ontmoeten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] elkaar in Rotterdam.
[medeverdachte 1] maakt in de tenlastegelegde periode viermaal een geldbedrag over naar [medeverdachte 5] (in het dossier ook wel aangeduid als [medeverdachte 5]), op 13 september 2006 een bedrag € 800,-- (Colombia), op 25 september 2006 een bedrag van € 2.000,-- (Ecuador), op 02 oktober 2006 een bedrag van € 200,-- (Ecuador) en op 07 oktober 2006 een bedrag van € 446,-- (Ecuador).
[medeverdachte 3] verklaart een bedrag van € 1.500,-- te hebben gegeven aan “die man”. Dat met “die man” [medeverdachte 1] wordt bedoeld blijkt uit de observatie d.d. 31 augustus 2006 zoals hiervoor aangehaald.
Onderzoek van de lading in een vliegtuig van de KLM, vluchtnummer KL754, aankomend op 25 oktober 2006 vanuit Ecuador, met betrekking tot een zending hoeden/leren riemen heeft uitgewezen dat er twee dergelijke zendingen luchtvracht waren die elk uit drie dozen bestonden. Op drie dozen was een KLM Cargo sticker aanwezig met daarop het airwaybillnummer 074 63294663 en de vermelding dat de zending uit drie stuks bestond.
Op drie andere dozen was een KLM Cargo sticker aanwezig met daarop het airwaybillnummer 074 63291701 en de vermelding dat de zending uit drie stuks bestond.
Na opening door de douane bleken de dozen, zending 074 63294663, plastic zakken te bevatten met daarin lederen en stoffen riemen en lederen tasjes. Deze drie dozen (zending 074 63294663), zonder enige aanduiding van afzender of geadresseerde, waren verzonden vanuit Guayaquil-Ecuador en bestemd voor de firma De Wit Logistics.
De dozen vallend onder de zending 074 63291701 waren dichtgeplakt met tape en bedrukt met de gegevens van de afzender. Op alle drie bevond zich een etiket met daarop dezelfde gegevens van zowel afzender als geadresseerde en de codering 1/3, 2/3 en 3/3. De afzender was Homero Ortega & Higos CIA LTDA, Cuenca, Ecuador. De geadresseerde was East Side Asian Touch GmbH, Osterstrasse 31 te Hannover, Duitsland. Door de douane zijn deze dozen vervolgens geopend. In de doos genummer 1/3 bleek een loze ruimte te zijn gecreëerd welke ruimte, volgens de verbalisanten, voldoende afmetingen had om 4 kilo cocaïne te kunnen bevatten.
Tijdens een op 10 juli 2007 verrichte zoeking in de woning van [medeverdachte 1] werd onder meer het volgende aangetroffen: een stuk papier A-4 formaat. Op het papier zijn foto’s te zien: 1 een vliegtuig (de buitenkant). De naam van het vliegtuig Prinses Maxima. 2. 2 foto’s van de binnenzijde van een vliegtuig. Op foto 1 is de buitenkant van een vliegtuig te zien. Naast de deur van het vliegtuig staat de tekst: “De deur van de andere kant.” Op foto 2 is de binnenkant van een vliegtuig te zien: “Eerste ingang deur van boven en achter dit gordijn is de cockpit.” Op foto 3 is ook de binnenkant van een vliegtuig te zien. “Hier wordt het opengemaakt. Het is als iets dat naar beneden gaat.” “Eruit halen en dan weer terugzetten” en “Moeten de dozen beneden zetten tot achteraan. Niet veel. Uit het zicht.”
Het standpunt van verdachte
Verdachte ontkent het hem tenlastegelegde. De telefoontaps mogen, aldus de raadsman van verdachte, alleen in combinatie met andere bewijsmiddelen worden gebruikt, nu de inhoud van die gesprekken voor meerdere uitleg vatbaar zijn en niet blijkt dat gesproken wordt over drugs c.q. cocaïne. Voorts is aangevoerd dat de geldstortingen niet voor de verzending van drugs waren bestemd doch voor de aanschaf c.q. verzending van legale goederen. De verklaring van [medeverdachte 1], afgelegd ten overstaan van de politie, mag niet voor het bewijs worden gebruikt nu deze ten overstaan van de rechter-commissaris zijn verklaring heeft ingetrokken en hij niet als getuige ter zitting is gehoord.
Het standpunt van de officier van justitie
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken acht de officier van justitie het feit wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie is van mening dat, gelet op de vele ontmoetingen die er zijn geweest tussen de in deze zaak aangeduide verdachten en de vele tapgesprekken die gevoerd zijn vaststaat dat over voorbereidingshandelingen voor invoer van harddrugs werd gesproken. Zou namelijk tijdens die tapgesprekken en/of ontmoetingen gesproken worden over “legale” zaken, dan zou de inhoud van die gesprekken anders zijn.
Voorts wordt door [medeverdachte 1] een bekennende verklaring afgelegd. [medeverdachte 1] heeft het niet alleen over zijn eigen rol, maar tevens over de rol van de andere verdachten. Ook komt de verklaring van [medeverdachte 1] overeen met de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, zoals de observaties, tapgesprekken en geldtransacties.
Beoordeling van de standpunten
Op grond van de aangevoerde standpunten komt overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsman heeft betoogd dat de door de getuige [medeverdachte 1] ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaringen niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. [medeverdachte 1] zou zijn verklaringen hebben afgelegd onder druk van de omstandigheden en zonder aanwezigheid van een tolk. Hij zou niet alles hebben begrepen wat hem werd voorgehouden. De verbalisanten zouden hem hebben voorgehouden dat het om verdovende middelen ging, terwijl [medeverdachte 1] dat niet wist. [medeverdachte 1] heeft zijn verklaring d.d. 13 februari 2008 ten overstaan van de rechter-commissaris bijgesteld en alsnog ontkend dat er drugs in het spel waren. Hetgeen hij ter zake aan belastende verklaringen had afgelegd, klopt niet, aldus [medeverdachte 1].
De rechtbank verwerpt dit verweer. [medeverdachte 1] heeft direct bij zijn inverzekeringstelling d.d. 10 juli 2007 tegenover inspecteur van politie Albert Kleijer (die niet behoorde tot de verhorende verbalisanten) verklaard: “Ik beken dat ik tussenpersoon [ben] in het bij elkaar brengen van mensen. Deze mensen gaan dan zaken doen, dat zijn zaken in de handel in drugs.”
Bij zijn voorgeleiding aan de rechter-commissaris d.d. 13 juli 2007 heeft [medeverdachte 1] in aanwezigheid van zijn toenmalige advocaat verklaard: “Ik heb bij de politie uitvoerig verklaard over mijn rol. Daar blijf ik bij. Ik heb een bemiddelende rol gehad tussen de mensen in Ecuador en meneer [medeverdachte 2].”
Ter gelegenheid van zijn verhoor in raadkamer d.d. 24 juli 2007 verklaart [medeverdachte 1] in het bijzijn van zijn advocaat, op de vordering gevangenhouding van de officier van justitie, waarbij deze aanvoert dat [medeverdachte 1] bezig was een drugslading naar Nederland te laten zenden: “Ik was gewoon een tussenpersoon. Ik heb twee mensen met elkaar in contact gebracht. De foto’s had ik gekregen. Ik was maar een boodschappenjongen.” Zijn advocaat voert bij die gelegenheid hoofdzakelijk aan dat geen gevaar voor herhaling bestaat.
Bij twee gelegenheden heeft [medeverdachte 1] derhalve ten overstaan van de rechter-commissaris onderscheidenlijk de raadkamer in het bijzijn van zijn toenmalige advocaat niets teruggenomen van zijn verklaringen tegenover de verbalisanten. Evenmin heeft hij geklaagd over de omstandigheden, de verhoormethodes of een taalkwestie. De ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte 1]’s levensgezellin [betrokkene 1] komt trouwens overeen met de aanvankelijk bekennende verklaring van [medeverdachte 1].
De rechtbank is tijdens de zitting gebleken dat [medeverdachte 1] behoorlijk Nederlands spreekt.
De rechtbank ziet derhalve geen aanknopingspunt te oordelen dat de door [medeverdachte 1] ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaringen onjuist zouden zijn, op ontoereikende taalbeheersing berustende misverstanden zouden bevatten dan wel onder onrechtmatige druk zouden zijn afgelegd, waardoor deze niet voor het bewijs gebezigd zouden mogen worden.
De rechtbank bezigt voor het bewijs - naast de reeds genoemde bewijsmiddelen - de navolgende verklaringen:
- De verklaringen van [medeverdachte 1], afgelegd ten overstaan van de politie, voor zover het navolgende inhoudend, zakelijk weergegeven:
Dat [medeverdachte 2], ofwel [medeverdachte 2] zijn boekhouder, hem vertelde dat hij contacten had met mensen die verdovende middelen uit vliegtuigen haalden. Hij kwam met foto’s van de buiten – en binnenkant van vliegtuigen, welke foto’s door [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 2] werden gegeven en vertelde, terwijl hij die foto’s liet zien, de plaatsen waar de verdovende middelen verstopt konden worden. [medeverdachte 1] heeft hem toen gezegd dat hij in Colombia [medeverdachte 5] (i.e. [medeverdachte 5]) kende en hem verwezen naar [medeverdachte 5] om het vervoer van verdovende middelen met hem te gaan regelen.
Er was ook wel eens een Nederlandse man bij als hij [medeverdachte 2] ontmoette. Die man werd hem voorgesteld als [medeverdachte 4]. De gesprekken gingen over de manier om cocaïne naar Nederland te smokkelen. [medeverdachte 4] zei dan bijvoorbeeld tegen [medeverdachte 2] dat het volgende week met KLM of Martinair moest of “onze mensen zijn nog niet klaar”. Hij heeft zo’n acht keer met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] gesproken. Tijdens de ontmoetingen kwam [medeverdachte 1] erachter dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] contacten hadden die bij KLM en Martinair werkten. Tijdens een van die gesprekken heeft hij een velletje papier A-4 gekregen met foto’s van de binnenkant van een vliegtuig. [medeverdachte 2] vroeg hem ook of hij aan geld kon komen zodat ze beter konden investeren in de aankoop van cocaïne.
[medeverdachte 1] kan zich nog herinneren dat er op 25 september 2006 door hem samen met [verdachte] geld werd overgemaakt aan [medeverdachte 5] in Zuid-Amerika. Dat geld was door [verdachte] geleend van [medeverdachte 3] en met dat geld moest [medeverdachte 5] kosten betalen.
[medeverdachte 1] heeft ooit van [medeverdachte 4] een papiertje gekregen waarop de naam van De Wit logistiek stond. Wat op het papier stond, moest hij van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 5] doorgeven.
Volgens [medeverdachte 1] is het zo gegaan: [medeverdachte 5] zou zorgen dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] drugs zouden krijgen en [medeverdachte 3] en [verdachte] zouden die drugs dan weer van hen afnemen. De rol van [medeverdachte 1] was alleen maar het leggen van contacten tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5]. [medeverdachte 5] zou er voor zorgen dat de drugs op de manier van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] in het vliegtuig zouden worden gestopt. [medeverdachte 4] had mensen op Schiphol die de drugs weer uit het vliegtuig zouden halen waarna [medeverdachte 3] en [verdachte] het in Nederland weer zouden verkopen aan afnemers. [medeverdachte 1] zou wel geld krijgen voor zijn diensten als het zou lukken.
- En voorts de verklaring van [betrokkene 1], afgelegd ten overstaan van de politie, voor zover het inhoudt, zakelijk weergegeven:
Zij verklaart stom te zijn geweest om te bemiddelen bij die telefoontjes van [medeverdachte 5], [medeverdachte 1] en anderen. Het was ook stom dat zij geld naar die mensen in Ecuador heeft overgemaakt en zij geeft toe dat zij wel begreep dat het over het smokkelen van drugs ging. Zij heeft [medeverdachte 1] vaak gezegd dat hij er mee moest stoppen. Zij verklaart dit naar aanleiding van een haar voorgehouden telefoongesprek van 24 oktober 2006.
Zij verklaart dat het telefoongesprek d.d. 28 maart 2007 over drugs ging. Zij was gebeld door [verdachte], een vriend van [medeverdachte 1]. Die wilde weten of er drugs te koop waren. Hij noemde een prijs van 28, en zij nam aan dat dit 28 per kilo betrof. Dit gesprek ging over drugs. Zij begreep dat [verdachte] wilde dat [medeverdachte 1] iets kon gaan regelen voor die prijs.
In de hiervoor weergegeven context kunnen de geldbedragen die zijn overgemaakt niet anders dan als drugsgerelateerde kosten worden aangemerkt.
Weliswaar is het gesprek d.d. 28 maart 2007 buiten de bewezenverklaarde periode maar het onderstreept de verklaring van [betrokkene 1] d.d. 10 juli 2007 dat [medeverdachte 1] zich bezig hield met drugs en dat zij tegen hem heeft gezegd dat hij met die drugs moest stoppen. Daarenboven vond dit gesprek plaats nog voordat de verdachte werd aangehouden.
Voorts moet nog worden besproken de vraag of de rechtbank verplicht is [medeverdachte 1] als getuige ter zitting te horen, nu hij tegenover de rechter-commissaris zijn belastende verklaring heeft afgezwakt. Een zodanige verplichting bestaat slechts indien de belastende verklaring het enige bewijsmiddel is waaruit de betrokkenheid van verdachte rechtstreeks kan volgen. In dit geval wordt echter de betrokkenheid van verdachte rechtstreeks bevestigd door de - in de hierna als bewijs te bezigen verslagen van telefoontaps en observaties - waargenomen nauwe, voor het smokkelen van drugs typerende, samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1], wiens betrokkenheid bovendien wordt bevestigd door getuige [betrokkene 1], en culminerend in de op Schiphol aangetroffen dozen met riemen.
De rechtbank, zo blijkt uit de vaststaande feiten, is van mening dat met de overgeboekte geldbedragen de “deklading”, bestaande uit riemen en/of hoeden, werd aangeschaft.
Verdachte (en diens mededaders) heeft (hebben) desgevraagd geen logische uitleg kunnen geven over de inhoud deze telefoongesprekken, terwijl het toch om voor de sprekers hele concrete zaken is gegaan en het op de weg van verdachte ligt uitleg te geven. Er is veel ophef en er wordt veel tijd gestopt in een zending “riemen”.
Als deze zendingen niet doorgaan wordt daar buitengewoon veel aandacht aan besteed door diverse personen die daar - als het inderdaad om de riemen zou zijn gegaan - geen zakelijk belang bij hadden. Als de zending eindelijk aankomt, wordt deze niet opgehaald omdat - zoals [medeverdachte 1] verklaart - hij het niet meer vertrouwt, zonder dat hij daarvoor een afdoende en sluitende verklaring geeft als het inderdaad alleen maar om riemen zou zijn gegaan. Die riemen interesseren kennelijk niemand van verdachten.
De telefoongesprekken passen naar het oordeel van de rechtbank in de verklaringen zoals die door [medeverdachte 1] en zijn vriendin [betrokkene 1] ten overstaan van de verbalisanten zijn afgelegd. Gelet op die verklaringen van [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] kunnen de telefoongesprekken niet op iets anders zien dan voorbereidingen op de verzending van drugs.
Uit een faxbericht d.d. 24 oktober 2006 gericht aan De Wit Logistics te Schiphol wordt de komst aangekondigd van een partij goederen bestaande uit riemen, dozen en hoeden afkomstig van Cargas del Pacifico, Samanes 2 villa 4, Guayaquil, Ecuador.
Op 25 oktober 2006 belt [medeverdachte 1] naar Arie de Wit Logistics en informeert naar een binnen gekomen zending van vier dozen met onder andere lederen riemen. Deze zouden afgelopen nacht vanuit Ecuador op Schiphol moeten zijn aangekomen. Tijdens dit gesprek gebruikte [medeverdachte 1] de naam [naam]. Voorts blijkt uit een telefoongesprek van [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 1] met zijn moeder heeft gesproken en dat zijn moeder de envelop van de belastingdienst eruit heeft kunnen halen. De rechtbank vat dit op dat het kennelijk gelukt is de drugs nog voordat het vliegtuig vertrok uit de doos te halen. Naar het oordeel van de rechtbank wordt dit bevestigd door een telefoongesprek d.d. 24 oktober 2006 waarbij [medeverdachte 1] belt naar [verdachte] met de mededeling dat de Nederlander op vakantie is dus het niet gelost kan worden. Volgens [medeverdachte 1] ligt dit aan [medeverdachte 2] aangezien deze had gezegd dat het op woensdag aan moest komen. Uit diverse telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] blijkt dat er gesproken is over een nummering/codering van de dozen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 1 augustus 2006 tot en met 1 november 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Rotterdam en/of Biddinghuizen en/of Roermond en/of Rijnsburg en/of Harderwijk en/of Almere, en/of Colombia en/of Ecuador tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van één of meer (handels)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
• een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feiten te plegen, mede te plegen, en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen
en
• zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen
en
• voorwerpen, gelden voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft hij, verdachte, en/of (één van) zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk
• meermalen, een geldbedrag ter beschikking gesteld en/of in ontvangst genomen en/of overgemaakt naar Colombia en/of Ecuador in verband met de aanschaf of het transport van deklading (te weten riemen en/of tassen en/of hoeden) en voornoemde hoeveelheid cocaïne, en/of
• de deklading voor voornoemde hoeveelheid cocaïne, te weten riemen en/of strohoeden, gekocht en/of laten kopen en/of
• één of meer dozen met riemen en/of strohoeden, als deklading voor voornoemde hoeveelheid cocaïne, ingepakt en/of hierbij een ruimte open gelaten voor voornoemde hoeveelheid cocaïne, en vervolgens die dozen voorzien van een herkenningsteken(1/3, 2/3 of 3/3) en/of
• voornoemde dozen in een vliegtuig, met de bestemming Amsterdam, geplaatst en/of laten plaatsen en/of
• één of meer foto('s) van de binnenzijde van een vliegtuig, waarop is aangegeven op welke plaats(en) voornoemde hoeveelheid cocaïne, verborgen kan worden, verstrekt en/of naar (een) ander(en) gefaxt en/of overhandigd en/of in ontvangst genomen en/of
• één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd (al dan niet in versluierd taalgebruik) met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) cocaïne, en/of meer ontmoetingen en/of besprekingen gehad en/of geregeld met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) cocaïne.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Het medeplegen van: Om een feit bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen of om daarbij behulpzaam te zijn en daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en gelden voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 17 september 2007.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Zoals uit het dossier en de bewijsmiddelen blijkt, fungeert verdachte als degene die een aantal keren een bedrag aan de medeverdachte [medeverdachte 1] ter beschikking heeft gesteld om kosten verband houdend met het transport en de import van cocaïne te voldoen en hij is aanwezig geweest bij besprekingen met andere verdachten waar hij [medeverdachte 1] naar toe bracht en ook heeft hij hem nadat hij uit Zuid Amerika terugkeerde van het Belgische vliegveld Zaventem afgehaald en naar een ontmoeting met medeverdachte [medeverdachte 3] in Rotterdam gebracht. Hij zou samen met [medeverdachte 3] de drugs van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] afnemen.
Het lijkt er op dat door niet goed verlopende communicatie, het niet kunnen inzetten van de juiste mensen bij het in- en/of uitladen van de deklading riemen en hoeden in het vliegtuig en het feit dat men elkaar niet meer vertrouwde, de import niet is gelukt. Dit neemt evenwel niet weg dat van het strafwaardige karakter van de bewezen verklaarde voorbereidingshandelingen de verdachte een ernstig verwijt moet worden gemaakt aangezien het gaat om een ernstig feit dat heel veel ellende en gewelddadigheid in de samenleving kan veroorzaken zoals onderhand als algemeen bekend mag worden verondersteld.
Ondanks het ontbreken van relevante documentatie, acht de rechtbank gelet op het voorgaande termen aanwezig om een gevangenisstraf van na te melden duur op te leggen.
Deze gevangenisstraf is van kortere duur dan de officier van justitie heeft gevorderd aangezien niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld hoe groot de te verzenden hoeveelheid cocaïne zou zijn geweest, en het geheel een nogal amateuristische indruk maakte.
De veronderstelling die de verbalisanten in het dossier hebben gemaakt en welke de officier van justitie volgt, is ontoereikend om het als feit te kunnen aannemen en mede daarop de strafmaat te baseren.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 2, 10, 10a en 13 van de Opiumwet.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. T.H.P. de Roos, vice-president, als voorzitter,
mr. P.A.H. Lemaire, vice-president,
mr. A.M. van Gorp, rechter,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 november 2008.