ECLI:NL:RBARN:2008:BG6115

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
576183 HA Verz 08-1317
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en toekenning vergoeding na bedrijfseconomisch ontslag

In deze zaak verzoekt de werknemer, na opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door de werkgever Tender B.V. met toestemming van het CWI, de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden en een vergoeding van € 75.000,- toe te kennen. De werknemer stelt dat hij door Tender is benaderd om in dienst te treden, terwijl het bedrijf in een slechte financiële situatie verkeerde. Tender voert verweer en stelt dat de werknemer misbruik maakt van de ontbindingsprocedure, omdat de arbeidsovereenkomst al is opgezegd. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer in zijn verzoek kan worden ontvangen, omdat de arbeidsovereenkomst nog bestaat en hij zich baseert op gewijzigde omstandigheden. De kantonrechter wijst het verzoek om ontbinding toe, maar kent een lagere vergoeding van € 30.000,- toe, rekening houdend met de bedrijfseconomische situatie van Tender en de omstandigheden waaronder de werknemer in dienst is getreden. De kantonrechter stelt de werknemer in de gelegenheid om zijn verzoek in te trekken, maar als hij dat niet doet, wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 januari 2009. De proceskosten worden gecompenseerd, afhankelijk van de keuze van de werknemer om het verzoek in te trekken of niet.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 576183 \ HA VERZ 08-1317 \ 107 MS
uitspraak van 3 december 2008
Beschikking
in de zaak van
[werknemer]
wonende te Malden
verzoekende partij
gemachtigde mr. E.P. Cornel
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Tender B.V.
gevestigd te Andelst
verwerende partij
gemachtigde mr. H.C.E. van der Doelen
Partijen worden hierna [werknemer] en Tender genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift met producties
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling.
De feiten
[werknemer], geboren op [dag en maand] 1966, is op 1 oktober 1986 in de functie van magazijnmedewerker in dienst getreden bij Setpoint B.V., verder Setpoint te noemen. Op 1 juli 2006 is Setpoint verkocht aan WE International. [werknemer] is per die datum met 5 andere medewerkers van Setpoint bij het resterende gedeelte, Tender, in dienst getreden. Aldus is hij blijven werken onder de heer [X], die mede-eigenaar was van Setpoint.
Aansluitend aan de indiensttreding bij Tender is [werknemer] in de functie van magazijnmedewerker voor een periode van een jaar door Tender gedetacheerd bij Setpoint. Met ingang van 1 juni 2007 is [werknemer] magazijnwerkzaamheden gaan verrichten voor Tender.
Het salaris van [werknemer] bedraagt € 1.996,19 bruto per maand, excl. vakantietoeslag.
Bij brief van 25 juni 2008 heeft Tender het CWI toestemming gevraagd om het dienstverband met onder meer [werknemer] op te mogen zeggen wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Bij beslissing van 8 oktober 2008 heeft het CWI de gevraagde toestemming gegeven.
Tender heeft de arbeidsovereenkomst met [werknemer] bij brief van 13 oktober 2008 opgezegd tegen 1 februari 2009.
In de ontslagaanvraag bij het CWI heeft Tender onder meer laten weten dat het bedrijfsresultaat van Tender al jaren zwaar verliesgevend is. “Over het boekjaar 2006 is het resultaat nà belastingen genoteerd van € 1.627.165,- negatief.”. In 2007 was die situatie nog sterk verslechterd.
Sinds 12 oktober 2008 is [werknemer] ziek. Hij lijdt aan spanningsklachten.
Het verzoek en het verweer
[werknemer] verzoekt de kantonrechter om de tussen hem en Tender bestaande arbeidsovereenkomst per 1 februari 2009 te ontbinden op grond van gewijzigde omstandigheden en hem een vergoeding ad € 75.000,- toe te kennen. Hij verwijt Tender dat zij hem in 2006 nadrukkelijk heeft benaderd om per 1 juli 2006 bij haar in dienst te treden, terwijl zij wist dat het bedrijfseconomisch slecht met Tender ging. In ieder geval had Tender hem bij de beëindiging van de detacheringsperiode bij Setpoint opmerkzaam moeten maken op dat feit. Hij had dan ongetwijfeld bij Setpoint in dienst kunnen blijven. Setpoint heeft op dat moment zelf magazijnmedewerkers aangetrokken.
Tender heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Volgens haar maakt [werknemer] oneigenlijk gebruik van de ontbindingsprocedure omdat de arbeidsovereenkomst al is opgezegd tegen dezelfde datum als waartegen de ontbinding is gevraagd. Het enige doel dat [werknemer] met deze procedure nastreeft is om een vergoeding te verkrijgen. Gezien haar slechte bedrijfseconomische situatie is zij ook helemaal niet in staat om een vergoeding te betalen. In ieder geval zou rekening moeten worden gehouden met het feit dat [werknemer] gedurende een lange opzegtermijn salaris heeft ontvangen als gevolg van het feit dat Tender de procedure via het CWI heeft gevolgd.
De beoordeling
De stellingname van Tender dat het verzoek van [werknemer] moet worden afgewezen omdat de arbeidsovereenkomst al is opgezegd tegen dezelfde datum als waartegen [werknemer] de ontbinding vraagt, moet worden verworpen. In artikel 7:685 BW is uitdrukkelijk bepaald dat het ieder der partijen te allen tijde vrij staat om zich tot de kantonrechter te wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden. Aangezien de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat en [werknemer] zijn verzoek baseert op gewijzigde omstandigheden, kan [werknemer] dan ook in zijn verzoek worden ontvangen. Dat het [werknemer] in feite alleen maar gaat om het ontvangen van een vergoeding staat niet aan toewijzing van het verzoek in de weg. Een andersluidend oordeel zou naar het oordeel van de kantonrechter onredelijk zijn, omdat [werknemer] dan als gevolg van de keuze van Tender om de weg via het CWI en niet de weg via de kantonrechter te bewandelen, gedwongen zou zijn om een kennelijk onredelijk ontslag procedure te beginnen als hij aanspraak op een vergoeding wil maken. Dat is een procedure die veel meer kosten met zich brengt en bovendien een groter procesrisico kent.
Nu de beide partijen het erover eens zijn dat het dienstverband per 1 februari 2009 moet worden beëindigd, zal het verzoek om de arbeidsovereenkomst per die datum te ontbinden worden toegewezen.
De vraag die tenslotte moet worden beantwoord is of aan [werknemer] in het licht van de omstandigheden een vergoeding moet worden toegekend en -als het antwoord op die vraag bevestigend luidt- wat de hoogte daarvan zou moeten zijn.
Volgens Tender wist [werknemer] op het moment dat hij de arbeidsovereenkomst met Setpoint beëindigde en een dienstverband met Tender aanging, dat het bedrijfseconomisch slecht ging met Tender. [werknemer] zou door Tender herhaaldelijk erop zijn gewezen dat een zekere toekomst eerder bij Setpoint dan bij Tender zou liggen. Uit die stellingname kan in ieder geval worden afgeleid dat Tender (zelf) zich bewust was van de risico’s die een overstap van [werknemer] naar Tender met zich zou brengen en gezien de jaarcijfers over 2006 moet dat ook wel het geval zijn geweest. Zij had [werknemer] onder die omstandigheden in het kader van goed werkgeverschap ervan moeten proberen te weerhouden om over te stappen van Setpoint naar Tender. Dat Tender herhaaldelijk heeft gewaarschuwd voor de risico’s die een dergelijke overstap met zich zou brengen, maar dat [werknemer] die waarschuwing in de wind heeft geslagen, is niet aannemelijk geworden. [werknemer] maakte tijdens de mondelinge behandeling van de zaak bepaald niet de indruk iemand te zijn die graag risico’s neemt en ook het feit dat [werknemer] 22 jaar in dienst is geweest bij Setpoint wijst eerder op het tegendeel. Bovendien is het ook in zijn algemeenheid weinig aannemelijk dat een werknemer die als kostwinner de zorg heeft voor een gezin met twee opgroeiende kinderen van 10 en 14 jaar oud, bewust het risico zou nemen dat hij zonder werk komt te zitten, zeker niet als het gaat om een goed functionerende werknemer die het bij zijn oorspronkelijke werkgever goed naar zijn zin had. Het feit dat in de arbeidsovereenkomst die [werknemer] met Tender heeft gesloten uitdrukkelijk is opgenomen dat het bij Setpoint opgebouwde arbeidsverleden alsmede alle door [werknemer] bij Setpoint opgebouwde rechten per 1 juli 2006 zijn overgenomen door Tender, maakt bovendien de stellingname van [werknemer] aannemelijk dat hij is benaderd om bij Tender in dienst te treden.
Er is nog een tweede moment geweest waarop Tender uitdrukkelijk actie had moeten ondernemen jegens [werknemer], namelijk bij de beëindiging van zijn detachering bij Setpoint. Die beëindiging vond plaats per 1 juni 2007. Op dat moment was de bedrijfseconomische situatie van Tender nog veel slechter dan het jaar ervoor. Gezien het feit dat [werknemer] naar volle tevredenheid van Setpoint zijn werk als magazijnmedewerker op detacheringsbasis had voortgezet, had hij toen hoogst waarschijnlijk opnieuw in dienst kunnen treden van Setpoint. Setpoint heeft immers na de beëindiging van de detachering zelf magazijnmedewerkers aangetrokken. Dit alles is niet door Tender weersproken.
Aan het hiervoor vastgestelde kan niet afdoen dat de bedrijfsresultaten van Setpoint inmiddels ook onder druk staan en ook daar werknemers moeten afvloeien. Niet alleen heeft Tender niet weersproken dat de drie magazijnmedewerkers van Setpoint gewoon hun baan houden, maar bovendien staat vast dat Setpoint op basis van een sociaal plan aan elke werknemer waarmee de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd een vergoeding betaalt op basis van de kantonrechtersformule met inachtname van een correctiefactor C=1.
Hetgeen hiervoor is overwogen en vastgesteld leidt ertoe dat de kantonrechter van oordeel is dat Tender een vergoeding moet betalen aan [werknemer]. Op zichzelf zou in het licht van de hiervoor vastgestelde verwijtbaarheid een vergoeding met toepassing van een factor die hoger is dan de factor C=1 van de kantonrechtersformule moeten worden toegekend. Daar staat evenwel aan in de weg, dat Tender haar stellingname dat het bedrijfseconomisch heel slecht met haar gaat voldoende met bewijsstukken heeft gestaafd. Met die situatie moet bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding dan ook rekening worden gehouden, net als met het feit, dat de arbeidsovereenkomst waarschijnlijk per 1 september jongstleden zou zijn ontbonden als Tender zich tot de kantonrechter had gewend in plaats van tot het CWI. Alles afwegende komt de kantonrechter tot het oordeel dat Tender een vergoeding van
€ 30.000,- bruto moet betalen aan [werknemer].
Omdat de vergoeding die aan [werknemer] wordt toegekend noemenswaardig lager is dan de door hem gevraagde vergoeding zal hij in de gelegenheid worden gesteld het verzoek in te trekken. Weliswaar is in het licht van het door [werknemer] gestelde weinig aannemelijk dat hij van die gelegenheid gebruik maakt, maar het houdt de weg naar een kennelijk onredelijk ontslagprocedure open.
Het verzoek van [werknemer] om hem ook een bedrag van € 3.570,- netto ten laste van Tender toe te kennen omdat hij voorafgaand aan deze procedure kosten voor rechtsbijstand heeft moeten maken, wordt afgewezen. Binnen het kader van deze procedure is daar geen ruimte voor.
Als [werknemer] het verzoek niet intrekt zullen de kosten van deze procedure worden gecompenseerd in die zin, dat de beide partijen dan ieder hun eigen kosten moeten dragen. Als [werknemer] het verzoek intrekt zal hij de kosten van deze procedure voor zijn rekening moeten nemen.
De beslissing
De kantonrechter
stelt [werknemer] in de gelegenheid het verzoek uiterlijk op 17 december 2008 in te trekken door een schriftelijke mededeling aan de griffier van de rechtbank, Sector kanton, Locatie Nijmegen, Postbus 1006, 6501 BA Nijmegen
als [werknemer] het verzoek niet intrekt:
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2009 en kent aan [werknemer] ten laste van Tender een vergoeding toe van € 30.000,- bruto;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
als [werknemer] het verzoek intrekt:
veroordeelt [werknemer] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Tender begroot op € 500,- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.I.A. Schlaghecke-Bouman en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2008.